Terwijl ik in mijn handtas grabbel, op zoek naar mijn telefoon, komt hij steeds dichterbij. Zijn donkere ogen houden me gevangen. Ik stap nog verder achteruit, maar voel een muur tegen mijn rug. Shit, ik kan geen kant op. Snel vis ik de telefoon uit mijn tas en toets 112 in, maar hij is me te snel af. Met een enorme uithaal mept hij de telefoon uit mijn handen, die een paar meter verderop op de grond terecht komt.
‘Nee, nee, Sarah, deze keer ben ik je te slim af. Je gaat met mij mee.’ Adam pakt me stevig bij mijn arm vast en duwt zich voor me uit. Heel onopvallend houdt hij een pistool tegen mijn rug geduwd. ‘Geen woord, anders zie je je familie nooit meer. Lopen nu!’ Hij geeft me nog een duwtje en hij stuurt me in de richting van een zwarte auto die om de hoek geparkeerd staat. Hij dwingt me de auto in, aan de bestuurderskant. Zonder iets te zeggen stap ik in de auto. Er rolt een eenzame traan over mijn wang en ik denk aan mijn gezin. Ze zijn ongeveer vijfhonderd kilometer van me vandaan en ik mis ze zo, mijn kleine meid en Sander. Ze zitten nu waarschijnlijk gezellig samen frietjes te eten, want het is vrijdag, frietjesdag. Adam stapt in en neemt plaats aan de bijrijderskant. Ik zucht eens diep en kijk angstig naar Adam, wiens gezicht op onweer staat. Ik wist dat hij vrij agressief was, maar dat hij tot dit in staat was…
‘Adam, het spijt me. Ik…’
‘Houd je kop dicht en kijk voor je!’ hij gebaart met het pistool dat ik voor me moet kijken en ik gehoorzaam.
‘Je hebt mijn leven verknoeid, Sarah, je hebt alles kapot gemaakt waar ik zo hard voor heb gewerkt.’ Hij zet het pistool tegen mijn rechter slaap en oefent behoorlijk wat druk uit.
‘Het spijt me, ik wilde je leven niet kapot maken, maar wat je gedaan hebt, kan echt niet. Ik moest wel…’ Ik probeer zo rustig mogelijk te klinken, maar ik ben doodsbang.
‘Nee, nee, je moest niets, je wilde het!’
‘Nee, echt niet!’ Voor ik het weet krijg ik een klap tegen mijn kop. Ik wrijf over de zere plek en er rollen meer tranen over mijn wangen.
‘Rijden. Doe wat ik zeg en je blijft misschien in leven. Zo niet, dan eindig je net zoals Wendy.’ Ik kijk hem angstig aan, start de auto en volg zijn instructies op. ‘Wendy heeft het aan zichzelf te danken. Als ze gewoon gedaan had wat ik van haar gevraagd had, had ze nu nog geleefd.’
‘Je bent gek. Je hebt haar verkracht, op kantoor nog wel! Ze was helemaal overstuur, Adam. Jij hebt haar gek gemaakt!’
‘Ach, zo erg was het niet. Ik heb me best nog wel gedragen. Ik heb alleen een beetje met haar gespeeld en zo.’ Een smerige grijns vormt zich om zijn mond.
‘Je was haar al weken aan het lastigvallen. Ze is naar me toe gekomen en ik heb gezegd dat ik je in de gaten zou houden, maar dat je tot zoiets vreselijks in staat was, Adam, dat snap ik niet.’
‘Een man heeft zo zijn behoeftes.’ zegt hij onverschillig en hij haalt zijn schouders op.
‘Smeerlap! Je hebt haar gek gemaakt en daardoor is ze gesprongen. Jij hebt haar vermoord!’
‘Kop dicht en rijden!’ Ik gehoorzaam en we rijden zonder iets te zeggen zeker een half uur door een donkere wereld, enkel verlicht door straatlantaarns en de halvemaan. Uiteindelijk komen we bij de rand van een bos en laat Adam me de auto parkeren. Nadat hij zelf is uitgestapt, trekt hij mij hardhandig uit de auto. Ik val op de grond en bezeer mijn knie aan een scherpe steen.
‘Kom op, lopen!’ zegt hij kwaad en ik strompel voor hem uit, het donkere bos in. Angstig kijk ik om me heen. Dit is niet goed. Wat is hij met me van plan? Na een tijdje komen we bij een soort blokhut. Adam vist een bos sleutels uit zijn jaszak en maakt de deur open. Hij duwt me naar binnen. Ik struikel en val op de grond. Adam sleurt me achter zich aan naar een kamer. Er staat een bed en een houten stoel. Hij gooit me op bed en loopt naar de deur, daar pakt hij een groot dik touw dat aan een haak hangt en loopt dreigend naar me toe. Ik probeer tegen te stribbelen, maar Adam is een sterke man en heeft me binnen no-time vastgebonden. Mijn enkels zitten bij elkaar gebonden en mijn armen heeft hij aan het hoofdeinde van het bed vastgebonden. Tot slot plakt hij een stuk tape op mijn mond.
‘Zo, mevrouw de directrice, nu zijn de rollen omgedraaid en doe jij wat ik wil. Nu ben je ineens niet meer zo zelfverzekerd, hè? Ik houd er sowieso niet van als vrouwen hoger in rang staan dan mannen. Zo is het nooit bedoeld. Mannen zijn sterk, vrouwen zijn zwak, net als Wendy. Ze durfde niet eens tegen me in te gaan toen ik haar voor de eerste keer in het nauw dreef. Ik denk dat Wendy ook behoefte had aan een sterk, mannelijk figuur, iemand waar ze bevelen van op kon volgen.’ Adam lacht smerig. ‘Ha, en geloof me, ze kon sommige bevelen prima opvolgen.’ Hij wrijft met zijn hand over zijn kruis. Ik walg van hem en draai wat heen en weer. Ik wil op hem schelden, maar er komen alleen wat gedempte geluiden uit mijn mond. Adam streelt mijn wang met zijn hand en staat op.
‘Mij ontslaan, is de domste fout die je ooit gemaakt hebt, Sarah.’