In het weekend doe ik mijn uiterste best om een liedje te schrijven over de vrouw van mijn dromen, maar het lukt niet zoals ik gehoopt had. Ik besluit om met mijn gitaar en notitieboek naar het park te gaan, misschien dat ik daar inspiratie op kan doen. Het is druk. De bankjes in het park zijn allemaal bezet en ik besluit om op het gras te gaan zitten, onder een grote eikenboom. Het is gelukkig droog. Wel een beetje frisjes, maar dat geeft niet. Ik speel me wel warm. Een eindje verderop zit ook iemand met een gitaar. Hij kijkt even naar me en knikt kort. Ik knik terug. Gitaarspelers-code noem ik het altijd.
‘Hey Max!’ hoor ik plots. Het is een van mijn collega’s die met zijn vrouw door het park loopt. Ik steek mijn hand naar hem op. Met mijn notitieboek naast me begin ik aan het eerste stuk van het liedje. Dat gaat prima, totdat ik mijn eerste couplet gezongen heb, daarna loop ik vast. De man met zijn gitaar heeft twee keer naar me opgekeken. Ik weet niet of het van verbazing, interesse of afkeer was, maar ik trek me er niets van aan. Ik start weer vanaf het begin. Weer gaat het mis. De gitaarman kijkt weer. Ik steek mijn hand overdreven vrolijk naar hem op en hij kijkt snel weg. Hij is waarschijnlijk niet zo bij met mij, maar dat kan me eerlijk gezegd niets schelen. Ik wil gewoon aan mijn nummer werken. Als ik voor de derde keer mijn gitaar aansla en even om me heen kijk, blijft mijn hand plotseling als bevroren hangen. Er zit geen beweging meer in. Daar is ze! Ze is in het park! Ik slik en weet zo snel niet wat ik moet doen. Mijn hersenen maken overuren, op zoek naar een manier om tot actie te komen, maar ik zit daar maar als bevroren te kijken terwijl mijn droomvrouw langs komt rennen. Ze draagt een strakke zwarte legging, roze gympen, een roze shirt en een paar oor-telefoontjes. Alleen mijn zijn hoofd is nog in staat te bewegen en ik kijk haar na. Ze heeft een prachtig lijf en beweegt sierlijk over het verharde pad in het park. Haar paardenstaart wappert sierlijk achter haar mee op het ritme van haar bewegingen. Naar welke soort muziek zou ze luisteren? Misschien houdt ze helemaal niet van gitaarmuziek? Ik zie, vanuit mijn ooghoek, dat de gitaarman ook naar haar kijkt. Oppassen gast, ze is van mij! Tenminste, dat is de bedoeling. Ik moet alleen nog zien uit te vinden hoe ik een en ander ga aanpakken, maar één ding is zeker: ze wordt de mijne! Pas als ze helemaal uit mijn zicht verdwenen is, ben ik weer in staat te bewegen. Ik schud even met zijn hoofd om alles te laten bezinken. Ze was het gewoon. Ze was het echt! Zou ze nog een keer langs komen rennen? Veel joggers lopen gemiddeld drie rondjes door het park, dan hebben ze ongeveer vijf kilometer gerent, weet ik toevallig van een oud-collega. Zou ze mij gezien hebben? Gespannen jengel ik een beetje op mijn gitaar, maar ik kan me niet concentreren. Ik wacht of ze nog eens langs komt, maar als ik haar na een half uur nog steeds niet gezien heb geef ik het op. Misschien was dit haar laatste rondje wel, of misschien loopt ze maar één rondje?
Ik pak mijn spullen bij elkaar en besluit weer naar huis te gaan. Nadenken lukt niet meer, met haar in gedachten. Met een grote glimlach om mijn mond loop ik richting mijn appartement.
‘Ik heb haar gezien, Luna!’ zeg ik als ik binnenkom en mijn gitaar voorzichtig wegzet. Luna draait om me heen. ‘Ze is zo prachtig. Ze was aan het joggen in het park. Ik denk dat ik verliefd ben, Luna. Ik denk het echt.’ Ik aai Luna over haar kop en staar verliefd voor me uit. Ik moet een manier vinden om met haar in gesprek te komen. Zo moeilijk kan het toch niet zijn?
De volgende dag ga ik rond dezelfde tijd weer naar het park, in de hoop haar weer te zien. Vandaag is er gelukkig wel plaats op een bankje. Mijn gitaar heb ik thuisgelaten. Ik wacht. Een half uur, een uur, twee uur. Niets. Ik heb het inmiddels behoorlijk koud gekregen en besluit om maar weer naar huis te gaan. Jammer, ik had haar zo graag willen zien.
‘Goedemorgen, Max!’ zegt Sasha de volgende ochtend als ik weer op kantoor kom.
‘Goedemorgen, Sas,’ zeg ik.
‘En? Heb je haar nog gezien?’ vraagt Sasha nieuwsgierig op een zachte toon.
‘Ja, in het park!’ Ik krijg een enorme glimlach om zijn mond, zodra ik aan haar denk en over haar praat, ik kan er niets aan doen.
‘En? Wat heb je gezegd?’ vraagt Sasha met grote ogen.
‘Niks.’
‘Niks?’
‘Nee, niks.’
‘Max!’
‘Ja, ik wist gewoon niet wat ik moest doen. Ik zat daar met mijn gitaar en zij… ze kwam gewoon langsrennen en ik bevroor. Ik kon helemaal niets meer. Ik wilde zo graag iets zeggen of doen, maar het lukte gewoon niet,’ zeg ik terwijl ik mijn schouders ophaal en met mijn hoofd schud. Ik kan altijd goed met Sasha praten. Het is fijn om soms wat vrouwelijk advies te krijgen.
‘Ach, Max, je ziet haar vast nog wel een keer en dan bedenk je eerst goed wat je wil zeggen. Wie weet lukt het dan wel?’ Sasha probeert me een beetje gerust te stellen.
‘Ja, misschien…’ zeg ik een beetje teleurgesteld. Ik ben bang dat ik haar misschien nooit meer zal zien, dat ik mijn kans verspeelt heb.
‘Max!’ roept Tom vanuit de hal als hij een glimp van me opvangt.
‘Niets tegen Tom zeggen, hij snapt het toch niet!’ zeg ik vlug tegen Sasha.
‘Ik zeg niets!’ Sasha perst haar lippen stijf op elkaar.
‘Zeg, Max, een goed weekend gehad?’ vraagt Tom als hij het kantoor binnen stapt. ‘En jij Sas? Ook een goed weekend gehad?’ Sasha en ik geven allebei tegelijk antwoord met een kort ‘Ja.’
‘Oké,’ zegt Tom en laat een stilte vallen. ‘En Tom heb jij een leuk weekend gehad? Jazeker, ik heb een heerlijk weekend gehad! Ik heb de meest…’ zegt Tom tegen zichzelf en Sasha en ik moeten lachen.
‘Ik wil het niet weten, geloof ik,’ valt Sasha hem in de rede en ze begint met typen.
‘Tom, Max, kantoor alsjeblieft.’ Meneer Grumpy komt ons kantoor binnen en legt een stapel papier op Sasha’s bureau neer. Tom en ik volgen braaf.
‘Jullie hebben uitstekend werk geleverd in de Shaws zaak, petje af.’ Dat hadden Tom en ik niet verwacht. Meestal is onze baas niet zo complimenteus, dus het betekend best wel wat als hij zoiets zegt.
‘Dank u,’ zeg ik beleefd. ‘We hebben ons uiterste best gedaan,’
‘Jullie krijgen deze maand een extraatje bij de uitbetaling van jullie loon,’ is het antwoord dat we krijgen en we mogen het kantoor weer verlaten.
‘Dat viel mee,’ zegt Tom zacht terwijl we door de hal teruglopen naar ons eigen kantoor.
‘Inderdaad. Ik had iets anders verwacht.’
‘Hebben we toch maar weer mooi geflikt!’
‘Ja, dat hebben we zeker!’ glimlach ik. Ik ben best wel blij met het extra geld dat er op mijn rekening zal worden gestort. Ik wil namelijk graag een nieuwe microfoon kopen.
Als ik om vijf uur mijn computer afsluit en mijn spullen bij elkaar zoek om naar huis te gaan, komt Sasha even bij me staan.
‘Ik hoop dat je haar weer ziet!’ zegt ze vrolijk. ‘En zeg gewoon iets. Al is het maar een simpel ‘hallo’ of iets dergelijks,’ zegt Sasha.
‘Ik ga mijn best doen,’ beloof ik en lach even naar Sasha.
‘Go get her, tiger!’ zegt Sasha en we moeten allebei lachen.
‘Tot morgen!’ Ik steekt mijn hand op en loop het kantoor uit. Ik loop op mijn dooie gemak naar huis. Ik heb namelijk besloten dat ik om half zes buiten wil zijn. Buiten op straat, voor mijn appartement, waar ze misschien langskomt vandaag. Zou ze haar rode jas weer dragen? Ik loop langs de bloemenwinkel en de supermarkt. Ik loop zo langzaam, dat zelfs een oud vrouwtje met een wandelstok me inhaalt. Normaalgesproken was ik nu nog maar twee straten van mijn appartement verwijderd, maar nu ben ik pas op de helft van mijn wandeling. Ik werp gespannen een blik op mijn horloge. Oké, het tempo mag een klein beetje omhoog, maar niet te veel. Ik wil niet ergens moeten staan wachten, dat ziet er vreemd uit. Alsof ik haar aan het opwachten ben of zo. Dan denkt ze dadelijk dat ik een stalker ben of iets dergelijks. Dat wil ik voorkomen.
Vijf over half zes. Ik ben al drie keer heen en weer door de straat gelopen, maar nog altijd heb ik haar niet gezien. Misschien heeft ze vrij vandaag? Tot mijn ergernis merkt ik dat ik ook nog nodig moet plassen. Ik besluit nog één keer een wandeling door de straat te maken en als ze er dan niet is, geef ik het op voor vandaag. Precies op het moment dat ik dat bedenk is ze daar! Helemaal aan het begin van de straat zie ik een rode schim bewegen. Wat moet ik doen? Wat moet ik zeggen? Ze komt dichterbij. Ik krijg een vreemd gevoel in mijn onderbuik. Nog maar een paar meter. Oké, het komt goed, zeg ik tegen mezelf. Nog drie meter… Ik haal diep adem en open mijn mond om iets te zeggen, maar precies op dat moment wordt ze gebeld. Heel vluchtig kijkt ze me even aan, voordat ze vrolijk opneemt en begint te praten met degene aan de andere kant van de lijn. Mislukt. Alweer. Ik zucht, kijk nog even achterom en loop dan naar binnen. Ze had me in elk geval wel aangekeken, al was het maar een fractie van een seconde.
De dag erna ben ik vastberaden om iets te zeggen. Ik sta voor de ingang van het gebouw waar mijn appartement zich bevindt en wacht. Hoe zou ze eigenlijk heten? Had ze haar naam gezegd toen ze de telefoon gisteren opnam? Ik denk diep na, maar kan het me niet herinneren. Zou ze in de buurt wonen? Ik kijk op mijn horloge. Het is vijf voor half zes. Het vreemde, maar fijne gevoel in mijn buik begint weer op te borrelen en ja hoor, daar komt ze. Ze maakt lange, grote passen en haar hakken maken een tikkend geluid op de tegels van de stoep. Mijn hart bonkt in mijn keel. Wat moet ik doen? Net als die keer in het park, bevries ik weer. Oh kom op, Max, niet nu! Met grote ogen volg ik haar en als ze nog maar twee passen bij me vandaan is, kijkt ze plots op en lacht naar me.
‘Hoi,’ zegt ze met een glimlach om haar mond.
‘Hoi,’ zeg ik, totaal van de kaart gebracht. Ze zei iets tegen me. Ze heeft me opgemerkt! Ik heb me voor niets druk gemaakt. Nu was zij degene die iets tegen mij had gezegd! Ik ga, met een grote glimlach om zijn mond, naar binnen. Eenmaal in mijn appartement gekomen, maak ik een vreugdedansje.
‘Ze zei hallo tegen me!’ roep ik terwijl ik Luna in mijn armen pak en knuffel. Nadat ik een beetje bijgekomen ben, pak ik mijn gitaar en begin te spelen. Ik stop pas als mijn maag enorm aan het protesteren is van de honger. Ik besluit een simpele maaltijd te bereiden en eet hem zo snel mogelijk op. Ik wil muziek maken. Ik wil een liedje voor haar schrijven.
De volgende ochtend loop ik eerst even naar Starbucks, om de hoek. Ik heb maar weinig geslapen en moet nog aan mijn werkdag beginnen, dus ik kan wel een goede kop koffie gebruiken. Het is druk. Iedereen wil zijn dag beginnen met koffie, zo lijkt het. Ik sluit aan in de tweede rij, pak mijn telefoon en leest alvast een aantal e-mails door van het werk, dat scheelt zo meteen weer tijd. Nog twee mensen voor me. Ik sluit mijn mail af en stop mijn telefoon in mijn broekzak. Eindelijk, ik ben aan de beurt.
‘Caramel Latte macchiato, alstublieft,’ hoor ik iemand naast me zeggen. Verbaasd kijk ik naast me. Ik wilde precies hetzelfde bestellen. Als ik zie wie er naast me staat, moet ik moeite doen om mijn mond niet open te laten vallen. De rode jas! Ze is het. Ze kijkt naar me en glimlacht. Ik was zo druk met mijn e-mail bezig, dat ik het helemaal niet door had dat ze al die tijd naast me stond. Wat ongelofelijk dom van me!
‘Precies datzelfde wilde ik ook bestellen,’ zeg ik en ik kijk vluchtig naar de vrouw achter de kassa terwijl ik naar mijn droomvrouw wijs. ‘Een Caramel Latte macchiato alstublieft,’ zeg ik en ik glimlach naar mijn buurvrouw. ‘Dat is de lekkerste om de ochtend mee te starten, vind je niet?’ Ik sta ervan te kijken dat ik deze zin zonder te stotteren heb kunnen uitspreken, want ik ben helemaal van slag.
‘Als je dat maar weet,’ bevestigd ze en ze betaald haar koffie. Ik doe hetzelfde en we lopen samen naar buiten.
‘Nou, geniet ervan,’ zeg ik.
‘Ja jij ook! Ik ben trouwens Lucy,’ zegt ze en ze steekt haar hand uit.
‘Max,’ zeg ik en schud haar hand. Ze heeft kleine, zachte, warme handen.
‘Nou, eh, een fijne dag dan, Max,’ zegt ze en ze loopt langzaam weg.
‘Ja jij ook, Lucy!’ zeg ik snel, voordat ze al buiten mijn bereik is. Ik knijp in mijn handen van blijdschap. We hebben met elkaar gepraat! Ze bestelde nota bene dezelfde koffie als ik! Hoe toevallig is dat? Dit moet iets betekenen. Het moet gewoon!
De blijdschap die ik die dag gevoeld had, maakte plaats voor teleurstelling, omdat ik de rest van de week geen glimp meer van haar had opgevangen. Ik mis haar, hoe gek het ook klinkt, want we kennen elkaar niet eens. We hebben drie zinnen met elkaar gesproken en dat was het, maar ik wil meer. Ze is niet meer langs komen lopen en ik heb haar ook niet meer bij Starbucks gezien, waar ik de hele week trouw elke ochtend dezelfde Caramel Latte macchiato heb besteld in de hoop haar daar te zien. Om me niet al te rottig te voelen ben ik verder gegaan met het schrijven van mijn liedje. Uren heb ik doorgebracht met mijn gitaar en mijn notitieboek en uiteindelijk ben ik tot een mooi resultaat gekomen, al zeg ik het zelf.
‘Zo, Luna, luister eens,’ zeg ik tegen haar, terwijl ze met een speelgoedmuis aan het spelen is. Het beestje kijkt op als ze haar naam hoort en loopt naar me toe, alsof ze begrijpt wat ik zojuist tegen haar zei. Ze gaat netjes voor me zitten en kijkt me met een scheef hoofdje aan. Ik begint te spelen en Luna lijkt ervan te genieten.
‘Deze ga ik morgen in de pub spelen,’ zeg ik tegen Luna. ‘Ik denk dat mensen het wel een mooi liedje vinden.’ Luna miauwt en loopt weg.
‘Ja, ga er maar vandoor!’ zeg ik. ‘Laat me maar alleen!’ Ik speel mijn liedje nog eens en nog eens en nog eens. Ja, deze ga ik morgen spelen.
Eens in de zoveel tijd speel ik in een pub, daar krijg ik dan een beetje geld voor. Niet dat ik het voor het geld doe, al kan ik het wel goed gebruiken. Ik doe het vooral voor mezelf en de mensen die naar me komen luisteren. Er is niets mooier dan emoties en gevoelens over te kunnen brengen via muziek. Muziek is een universele taal die iedereen spreekt en iedereen begrijpt. Of je nu in Frankrijk woont of in China, iedereen begrijpt muziek.
De volgende avond in de pub maak ik me klaar om mijn eerste liedje te zingen. Mijn gitaar hang om mijn schouder, de microfoon staat aan en de lichten zijn gedimd. Als eerste liedje kies ik een cover. Ook het tweede liedje is een cover van een bekende artiest, zodat het publiek een beetje opgewarmd wordt. Nu is het tijd om mijn zelfgeschreven liedje te spelen. Ik sluit mijn ogen even en haal diep adem. Precies op het moment dat ik de eerste noten inzet en begin met spelen, staat ze daar, Lucy, in haar rode jas. Mooier kan het niet, want dit liedje gaat over haar. Dit liedje ís voor haar.
Als ik mijn laatste noten op mijn gitaar gespeeld heb, krijg ik een luid applaus van het publiek. Ook van Lucy. Ze heeft inmiddels plaats genomen aan een tafeltje en heeft haar jas over haar stoel gehangen. Ik glimlach, bedank mijn publiek en trek mijn stoute schoenen aan. Ik stap op haar af.
‘Hallo, Lucy, leuk je nog eens te zien.’
‘Insgelijks,’ zegt ze met een glimlach ‘Ik wist niet dat jij kon zingen en gitaarspelen.’
‘Oh, er zijn nog wel meer dingen die je niet van me weet,’ grap ik en Lucy lach. En dat daar, dat was het begin van Lucy en mij.