‘Kom binnen…’ Tom sluit de deur achter me. Ik heb een déjà vu. Als ik mijn spullen in de hal neerzet, geeft Tom me een schouderklopje. ‘Het spijt me man. Ik had gehoopt dat jullie een goed gesprek zouden kunnen hebben.’
‘Het geeft niet, het is al goed. Misschien is dit wel beter dan een goed gesprek,’ zeg ik met een zwaar gevoel in mijn hart. Ergens geloof ik namelijk dat er een kern van waarheid inzit. Elkaar even de ruimte geven om na te denken. ‘Weet je zeker dat je me hier een paar dagen wil hebben?’ vraag ik en ik kijk Tom met een vragende blik aan.
‘Natuurlijk, kerel! Je bent welkom. Weet je? Als ik jou was, zou ik me morgen ziek melden. Het is niet niks waar jullie nu doorheen gaan. Ik kan me voorstellen dat je hoofd nu even naar werken staat. Of misschien ook wel, ik weet het eigenlijk niet. Ik zou het in elk geval wel snappen als je morgen even een dagje thuis zou blijven.’
Werk, daar had ik helemaal niet meer aan gedacht als ik eerlijk ben. Mijn hoofd staat er inderdaad niet naar om serieus na te denken, dus misschien dat ik me morgen maar ziek meldt. Tom heeft gelijk.
‘Ja, ik ga me denk ik ook ziek melden,’ zeg ik met een afwezige blik. Tom knikt begrijpelijk.
‘Ik ga even plaatsmaken op de andere kamer, zodat je niet op de bank hoeft te slapen. Ik heb nog wel een luchtbed ergens liggen. Op die kamer heb je tenminste ook je eigen plekje.’
‘Dank je, Tom. Heel erg bedankt. Ik sta bij je in het krijt.’
‘Oh, dat zit wel goed, kerel. Ik hoop gewoon dat jullie hier samen uit komen,’ zegt Tom en hij wenkt dat ik even achter hem aan moet lopen.
Ik weet niet waarom, maar ik had verwacht dat ik een klein kamertje binnen zou lopen, met een vieze donkerblauwe vloerbedekking met vlekken erin, gordijnen die nog maar net aan een paar haakjes vasthangen en een muffe geur die me tegemoet zou komen, maar het tegendeel is waar. In plaats daarvan loop ik een schoon, licht en fris ruikende kamer binnen. Niet al te groot, niet al te klein. Er staat een bureau met een computerscherm en een kast met heel veel boeken. Op het raam zit plakfolie geplakt tot ongeveer halverwege het raam. Aan de muur hangt een schilderij met vrolijke kleuren en er staat een grote relaxstoel in een hoekje met een klein tafeltje erbij. Er staan ook een hoop dozen, die bijna de helft van de kamer in beslag nemen.
‘Ja, sorry, al ik wist dat je terug zou komen en langer zou blijven had ik gezorgd dat het opgeruimd was,’ verontschuldigd Tom zich.
‘Opgeruimd?’ vraag ik met een opgetrokken wenkbrauw. ‘Ik vind het hier aardig opgeruimd uitzien.’ Ik kijk de kamer nog eens rond.
‘Nou, ik ben nogal een perfectionist, zoals je misschien op het werk wel gemerkt hebt,’ begint Tom. Ik heb inderdaad wel af en toe opgemerkt dat Tom altijd alles netjes op volgorde heeft liggen en de stapels op zijn bureau zijn enorm georganiseerd en netjes opgestapeld, integendeel tot die van mij. Ik heb alles door elkaar liggen, moet een hele stapel papier drie keer doorspitten voordat ik eindelijk gevonden heb wat ik zocht. Tom is inderdaad netjes.
‘Mwah,’ ik haal mijn schouders op om een beetje onverschillig over te komen.
‘In elk geval, ik zal de dozen even leegmaken en de rest opruimen en dan zoek ik dat luchtbed. Het is niet veel, maar het ligt waarschijnlijk beter dan die oude bank en in deze kamer heb je ook wat meer privacy.’
‘Dank je Tom, heel erg bedankt. Kan ik je helpen met de dozen?’ vraag ik, terwijl ik benieuwd ben naar wat er in de dozen zit.
‘Oh, nee dank je, ga jij maar lekker even op de bank zitten, maak het jezelf makkelijk en dan doe ik dit wel even. Het is zo gebeurd, geen grote klus.’ Tom wuift en wijst dat ik naar de woonkamer moet gaan. Ik doe wat er van me gevraagd wordt.
Ondanks dat ik me zo rot voel, heb ik met Tom een gezellige avond gehad. We hebben een grappige film gekeken, nog wat gepraat over van alles en nog wat en flink wat grappen gemaakt over onze baas. Om half twaalf zijn we beide naar onze kamer vertrokken. Tom is waarschijnlijk snel in slaap gevallen, maar ik lig nog steeds wakker. Het is inmiddels half drie. Ik blijf maar aan Lucy denken en aan onze relatie. Of wat er nog van over is op dit moment. Hoe kan het toch dat we zo uit elkaar gegroeid zijn? Ik draai me voor de twintigste keer om en hoor hoe het luchtbed geluid maakt, terwijl het over de vloer schuurt en de ruimte met dit geluid opvult.
Plotseling denk ik aan Luna. Lucy zal haar toch niet vergeten? Ik ben meestal degene die alle zorg voor Luna op zich neemt. Ik geef haar elke ochtend eten, maak haar kattenbak schoon en speel met haar. Lucy heeft wat minder contact met Luna. Misschien komt het omdat Lucy – totdat ze Luna leerde kennen – bang was voor katten en honden. Het heeft best een hele tijd geduurd voordat Lucy zich op haar gemak voelde bij Luna, die gewoon bij ons op de bank kwam liggen en niets liever wilde dan geknuffeld worden. Toch heeft ze met de tijd wel een plaatsje in Lucy’s hart weten te krijgen, geloof ik, want zo nu en dan zie ik Lucy samen met Luna op de bank zitten, terwijl Lucy rustig en teder over Luna’s vacht streelt. Even twijfel ik of ik Lucy een berichtje moet sturen, maar ik ben bang dat het zo stom overkomt. Alsof ik haar niet vertrouw met de zorg Luna. Ik wil niet dat ze denkt dat ik denk dat ze niet eens voor een kat kan zorgen.
Ik kijk op mijn telefoon om te achterhalen hoe laat het is. 3:03 staat er op het scherm. Tjee… hoe ga ik deze nacht ooit doorkomen? Ik draai me weer naar mijn ander zij.
If I could turn back time… Did I loose you… are you still mine…
Ik schiet overeind en pak mijn telefoon. Snel tik ik de woorden die er zojuist door mijn hoofd spookte in op het scherm en sla ze op. Ik voel een begin van een nieuw liedje aankomen. Ik leg de telefoon weer naast me neer en ga op mijn rug liggen, starend naar het plafond.
I wanna rewite every line… I wanna scream and shout and let it all out…
Ik schiet weer overeind om de zinnen in mijn telefoon te typen. Blijkbaar zit ik en een schrijfmodus. Ik knip het kleine lichtje naast me aan, ga in kleermakerszit op het luchtbed zitten, met mijn rug tegen de muur aan. Ik staar naar de woorden die ik zojuist in mijn telefoon heb getypt. Ik wil meer. Ik wil weten waar dit naartoe gaat. Ik lees de zinnen keer op keer en sluit tussendoor mijn ogen.
If I loose you I will loose my mind… I know after this storm comes the dark… please tell me about that flickering spark… are we still good… or will I drown in the flood… Goed, heel goed. Het gaat de goede kant op.
Your light is the only thing I’m begging for… don’t leave me standing at this door…
Ja, dit gaat de goede kant op. Als ik nog een tijdje met wat teksten zit te klooien kijk ik hoe laat het is en ik schrik. Het is half zes! Ik voel mijn ogen branden, zet mijn telefoon uit en laat me weer op het bed zakken. Een paar seconden staar ik naar het plafond. Mijn geschreven tekst zweeft door mijn hoofd. Ik sluit mijn ogen en val in slaap.
Ik word wakker van geklop op een deur. Waarom klopt Lucy op de deur? Ze mag gewoon binnenkomen hoor. Klop, klop! Nog een keer. Ik wrijf door mijn ogen en pas wanneer ik ze open besef ik dat ik niet thuis ben.
‘Max? Is alles in orde?’ hoor ik een mannenstem vragen. Oh verhip, dat is waar ook! Ik ben bij Tom. ‘Max?’ Tom klinkt bezorgd.
‘Ja, alles in orde,’ zeg ik en ik ga langzaam rechtop zitten.
‘Mag ik even binnenkomen?’ vraag Tom.
‘Ja hoor.’ De deur gaat langzaam open en Tom stapt naar binnen.
‘Sorry, heb ik je wakker gemaakt?’
‘Ja, maar het geeft niet. Hoe laat is het eigenlijk?’ Ik zoek naar mijn telefoon, maar kan hem zo snel niet lokaliseren.
‘Kwart over twaalf. Het is al lunchpauze, dus ik dacht, ik ga even bij je kijken, aangezien je vanmorgen nog niet wakker was. Ik heb je ook maar gelijk even ziek gemeld. Ik wilde je niet wakker maken en Sasha zou zorgen dat het in het systeem kwam te staan, dus maak je daar maar niet druk om.’
‘Dank je Tom. Wat aardig van je,’ zeg ik gemeend.
‘Heb je wel een beetje kunnen slapen?’
‘Nou, ik heb tot half drie wakker gelegen, toen kwam er een tekst in me op, daar heb ik een tijdje aan zitten werken… tot half zes,’ Tom kijkt me met grote ogen aan.
‘O, geen wonder dat je vanmorgen niet wakker was,’ lacht hij en ik trek moeizaam mijn linker mondhoek omhoog om ook een soort van lachje om mijn mond te laten verschijnen. ‘Heb je zin in koffie? Ik ga voor mezelf ook een lekker bakje maken.’
‘Ja, ik kan wel wat koffie gebruiken. Sterke koffie!’ zeg ik met groot opgezette ogen.
‘Komt voor elkaar.’ Tom loopt de kamer weer uit en ik scan de nabije omgeving af, op zoek naar mijn telefoon. Nadat ik mijn kussen optil vind ik het ding eindelijk. Ik ontgrendel mijn telefoon en bekijk de tekst die ik vannacht geschreven heb. Ik ben er nog steeds tevreden over. Dat is mooi, want dat is niet altijd zo. Soms schrijf ik een tekst waarvan ik denk dat hij goed is, om er vervolgens na een nachtje slapen achter te komen dat de tekst helemaal niet zo goed is dan ik dacht.
Ik lees de tekst twee keer en er begint zich een melodietje in mijn hoofd te vormen. Snel trek ik mijn kleren aan en haast me naar de woonkamer, waar ik mijn gitaar heb neergezet. In een soepele beweging slinger ik mijn gitaar over de bank en laat mezelf neerkomen in de zachte zitting. Ik sla een paar akkoorden aan en zing zachtjes mee. Ja, dit kon wel eens een geniaal nummer worden! Terwijl ik nog een aantal keer hetzelfde stukje speel, komt Tom binnen lopen.
‘Klinkt goed, al is de tekst natuurlijk een beetje depressief, maar ik weet waarom. Goh Max, jongen, dat jij nog geen bekende muzikant bent, dat begrijp ik niet! Hoe kan dat toch? Ik bedoel, aan talent ontbreekt het je in elk geval niet.’
‘Nou, misschien omdat ik nog niet zo heel lang geleden ontdekt heb dat dit is wat ik écht graag doe. Dit is mijn leven. Muziek, zingen, gitaarspelen, liedjes maken. Dit is wie en wat ik wil zijn en ergens wist ik het misschien altijd al, maar ik heb er nooit echt aandacht aan besteed. Ik heb altijd maar mijn leventje geleid zoals het ging en ik heb gedaan wat mensen zeiden dat verstandig was om te doen, maar daar ben ik een beetje klaar mee nu. Ik wil écht leven, Tom. Ik wil datgene doen waarvoor ik gemaakt ben. Ik wil doen waar ik van hou en waar ik gelukkig van word. Ik wil muziek! En het zou zo fijn zijn als iemand mij zou begrijpen…’ zeg ik en ik sla mijn ogen neer. Het is doodstil in de woonkamer.
‘Ik begrijp het,’ hoor ik Tom na een aantal minuten zeggen en ik kijk naar hem op. ‘Ik begrijp het echt, kerel.’ Tom reikt me mijn koffie aan, waarmee hij nog steeds in zijn hand stond en ploft naast me neer op de bank. Hij neemt een slok van zijn koffie en lijkt diep na te denken. Ik doe hetzelfde, ik neem een slok koffie en denk na.
‘Weet je? Ik begrijp je echt heel goed, Max. Ik denk dat jij nu de moed hebt die ik nooit had. Jij staat op het punt te gaan doen waar je gelukkig van wordt. Ik heb dat nooit gedaan en daar heb ik spijt van.’
‘Wat bedoel je?’ Ik kijk Tom nieuwsgierig aan. Waar heeft hij het over?
‘Nou, toen ik een jaar of vijftien was, ben ik een aantal keer Nederlands kampioen geweest.’
‘Waarin?’ vraag ik, nu nog nieuwsgieriger.
‘Zwemmen,’ zegt Tom kalm.
‘Oh,’ zeg ik verrast.
‘Had je niet achter mij gezocht hè?’ zegt hij en hij geeft me een por in mijn zij, waardoor ik bijna mijn koffie over mezelf heen mors.
‘Hé, kijk uit!’ zeg ik en ik geef hem een por terug. ‘Maar nee, dat had ik inderdaad niet gedacht.’
‘Ik was best wel goed, oefende drie keer per week. Er werd me zelfs gevraagd of ik in het Olympische team wilde zwemmen, maar ik heb het aanbod afgeslagen. Het zou inhouden dat ik zes dagen in de week moest gaan trainen en daar had ik simpelweg geen zin in. Ik zag zwemmen als een hobby, iets om te ontspannen. Ik wilde me niet moeten inzetten om dingen te bereiken, zeg maar. Achteraf heb ik er enorme spijt van gehad natuurlijk. Meer dan eens heb ik mezelf verwenst en verweten waarom ik in hemelsnaam geen ja gezegd had. Maar ach, ik mag niet klagen. Ik ben, op mijn vrouw-loos leven na, best tevreden met wat ik allemaal bereikt heb in mijn leven. Maar Max, ik begrijp het en ik kan alleen maar zeggen dat ik respect voor je heb dat je er helemaal voor wilt gaan. Echt waar. Je verdient dit meer dan wie dan ook.’ Tom neemt een grote slok koffie als hij klaar is met zijn verhaal. Goh, nooit geweten dat Tom zo’n goede zwemmer was. Ik heb überhaupt nooit geweten dat hij graag zwom.
‘Zwem je nog steeds?’ vraag ik.
‘Ja, een keer per week.’
‘Goh, toevallig… ik ook. Gewoon als ontspanning. Ik bedoel, ik hoef niet in het Olympisch team of zo,’ grap ik naar Tom en hij geeft me een tik tegen mijn achterhoofd terwijl hij moet lachen.
‘Je komt er wel uit. Je vindt wel een manier om je uit deze situatie te redden.’
‘Maar hoe Tom? Hoe kom ik uit deze situatie? Als vrijgezel? Ik wil Lucy helemaal niet kwijt! Ik wil haar naast mijn zijde, terwijl ik kan doen wat ik graag doe, maar de vraag is of zij naast me wil staan, terwijl ik een groot deel van mijn leven besteed aan muziek.’ Ik sla mijn ogen neer en kijk naar de snaren van mijn gitaar. Ik pluk er met mijn vingers aan zodat er zachte tonen door de kamer zweven.
‘Tja, ik zou willen dat ik je daarbij kon helpen, maar dat is iets wat jullie samen moeten uit zien te vinden.’
‘Ik weet het, maar ik weet alleen niet hoe, dat is nou net het grote probleem. Ik krijg maar niet duidelijk gemaakt dat ik mijn leven met muziek echt niet op kan geven, maar dat ik tegelijkertijd ook onze relatie echt niet wil opgeven. Ik hou van beide.’
‘Misschien als Lucy even de tijd heeft om erover na te denken, dat ze een beetje bijtrekt? Het is misschien inderdaad goed dat jullie nu even wat tijd zonder elkaar doorbrengen.’
‘Je moet echt iets doen met die preken van je, Tom. Je klinkt als een soort Dr. Phill,’ zeg ik lachend.
Ik schrik op als er een berichtje op mijn telefoon binnenkomt. Het is een berichtje van Lucy, denk ik. Of toch niet? Ik weet het niet, daarvoor zal ik eerst op mijn telefoon moeten kijken. Waar heb ik dat stomme ding nu ook al weer… oh daar is hij al! Ik grijp mijn telefoon onder mijn bovenbeen vandaan en kijk naar het scherm voor me.
‘Sasha,’ zeg ik als ik het berichtje lees.
Max, alles goed met je? Niet kwaad worden op Tom, maar hij heeft me verteld waarom je ziek bent. Neem alsjeblieft alle tijd die je nodig hebt. Sterkte. Sasha.
Ik tik een berichtje terug naar Sasha.
Hey Sasha. Ik zal niet boos worden op Tom. Ik sta eeuwig bij hem in het krijg, nu hij mij bij hem laat logeren. Bedankt voor je berichtje Sasha, het komt vast wel goed.
Tom kijkt me gespannen aan als ik mijn telefoon weer op de bank leg.
‘Geen zorgen. Ik ben niet boos op je! Ik sta bij je in het krijt, voor altijd ben ik bang.’ Ik knipoog naar hem en ik zie een soort van opluchting op zijn gezicht.
‘Ik zei je al, ik doe het met alle plezier. Je staat niet bij me in het krijt.’ Ik knik dankbaar mijn hoofd en voordat Tom weer vertrekt naar zijn werk, vraagt hij me om nog eens dat stukje muziek te spelen dat ik net ook speelde. Ik pak mijn gitaar weer bij me, houd hem tegen mijn borstkast gedrukt en speel de akkoorden die ik straks bedacht heb.
‘Je gaat het helemaal maken!’ zegt Tom en trekt dan de deur achter zich dicht om weer aan het werk te gaan.