‘Lucy!’ schreeuw ik, terwijl ik haar hoofd optil. ‘Lucy! Zeg iets!’ Ik schud haar voorzichtig heen en weer, maar ik krijg geen contact met haar. Dit is niet goed, dit is echt niet goed. Ik moet een ambulance bellen! In alle paniek zoek ik naar mijn telefoon. Ik grijp naar mijn broekzak, maar voel niets. Waar is dat verdomde ding gebleven? Ik kijk op de keukentafel. Niets! Shit, waar is die stomme telefoon? Plots herinner ik me dat ik hem boven op mijn bureau heb gelegd toen ik Luna oppakte. Als een haas ren ik naar boven en kom al bellend met het alarmnummer weer naar beneden. Lucy ligt nog steeds bewusteloos op de grond. De vrouw aan de andere kant van de lijn wil van alles van me weten, maar ik kan helemaal niet nadenken. Ik zie alleen Lucy daar op de grond liggen. Ik heb geen idee wat er met haar aan de hand is. Toch weet de vrouw aan de telefoon mij op de een of andere manier te kalmeren en kan ik haar alle informatie geven die ze nodig heeft. Ze zegt me dat er binnen tien minuten een ambulance aanwezig zal zijn en dat ik Lucy in de stabiele zijligging moet leggen. Oh, hoe ging dat ook al weer? Ik heb het ooit geleerd, maar weet niet precies meer hoe of wat. Gelukkig loodst de mevrouw aan de andere kant van de lijn me stap voor stap door het proces heen. Als Lucy stabiel ligt, aai over haar zachte, blonde haren. Oh Lucy, kom op. Word nu eens wakker. Wat is er met je aan de hand? Wat is er gebeurd? Er spoken allerlei gekke gedachten door mijn hoofd en een van die gedachten is dat ze misschien wel doodgaat. Dat kan toch niet? Lucy kan niet doodgaan. Lucy mag niet doodgaan. Nee, Lucy gaat niet dood! De deurbel. Ik ren naar de voordeur en twee ambulancemedewerkers komen binnengelopen. Ze lijken al goed op de hoogte te zijn van de hele situatie, maar vragen voor de zekerheid een aantal dingen opnieuw aan mij om een duidelijk beeld van de situatie te krijgen.
Beide ambulancemedewerkers knielen langs Lucy neer. Twee grote tassen staan naast de mannen en ze halen er allerlei attributen uit waarvan ik geen idee heb waar ze voor zijn. Ik zie wel dat een van de mannen Lucy’s hartslag opneemt.
‘Ik zie dat je haar al in de stabiele zijligging gelegd hebt, goed gedaan,’ zegt een van de twee mannen.
‘Haar hartslag is iets aan de lage kant, maar niets om je zorgen om te maken,’ deelt hij me mede en dat neemt een heel klein beetje angst weg. Ze gaat niet dood, zie je wel!
‘Heb je enig idee hoe lang ze hier al kan hebben gelegen voordat jij haar aantrof?’ vraagt de andere man
‘Eh, ik ben iets meer dan een uurtje boven geweest, maar ik heb geen idee wanneer dit gebeurd is. Is het ernstig?’ vraag ik en ik merk dat mijn hand bibbert als ik naar Lucy wijs.
‘Nou, ze is in elk geval buiten levensgevaar, maar we moeten natuurlijk wel uitzoeken wat er precies aan de hand is. Ze lijkt stabiel, dus we nemen haar mee naar het ziekenhuis, voor onderzoek. Wil je met ons meerijden of rijd je liever achter ons aan?’
‘Ik ga mee!’ zeg ik resoluut.
Een van de ambulance broeders loopt naar buiten om de brancard te halen. Ze tillen Lucy behendig op het mobiele bed, dat ze tot de grond hebben laten zakken. Vervolgens tillen ze het bed op en rijden het naar de ambulance. Ik grijp snel wat spullen en mijn jas en volg de ambulancemedewerkers. Als ik buiten kom, staan een aantal buren geschrokken te kijken. Ik weet niet wat ik moet zeggen en negeer ze. Een van de ambulancemedewerkers gebaart dat ik in kan stappen. Ik focus me op Lucy, die aan allerlei slangetjes gekoppeld wordt en ze krijgt een soort maskertje om haar mond.
‘Dit is voor de extra zuurstof,’ legt de broeder mij uit.
Ik zit en een stoel naast de brancard, ter hoogte van Lucy’s onderbenen. De broeder zit bij Lucy’s hoofdeinde en is bezig met van alles en nog wat. Af en toe legt hij uit wat hij doet en waarom, dat is geruststellend. Plotseling opent Lucy haar ogen.
‘Lucy!’ roep ik. De ambulancemedewerker kijkt op, controleert haar ogen met een lampje en pakt een emmer. Wat gaat hij in hemelsnaam met die emmer doen? Lucy kijkt vreemd uit haar ogen en de ambulancebroeder maakt snel de riemen om haar middel en arm los en draait haar op haar zij. Nog geen seconden later moet Lucy overgeven. Daar was die emmer dus voor! Goh, ik heb echt respect voor deze mensen en het werk wat ze doen. Ongelofelijk.
‘Lucy!’ zeg ik nog eens. ‘Gaat het met je?’
‘Max?’ Lucy kijkt me niets-begrijpend aan en laat haar hoofd weer zachtjes achterover zakken. ‘Wat is er aan de hand?’ Haar blik richt zich nu naar de ambulancebroeder.
‘U bent voor een onbepaalde tijd bewusteloos geweest, waarschijnlijk door een val. Het geeft niets als u zich niets kunt herinneren, dat is heel normaal, maar toch stel ik de vraag. Weet u wat er gebeurd is?’
Lucy draait haar hoofd weer recht en staart naar het plafond van de ambulance. Gespannen wacht ik haar antwoord af.
‘Ik… ik weet het niet precies. Ik kan me alleen nog herinneren dat ik koffie wilde gaan zetten… wat er daarna gebeurd is weet ik niet.’
‘Het geeft niets, dat is volkomen normaal. Het komt waarschijnlijk later nog wel tot u.’
Het ritje naar het ziekenhuis duurt niet lang, maar ik ben blij als we er zijn. Ik voel me niet zo op mijn gemak in een ambulance.
De ambulance stopt en de broeders stappen uit. Ik pak Lucy’s hand even vast en knijp er zachtjes in.
‘Het komt allemaal goed,’ zeg ik tegen haar. De achterdeuren van de ambulance gaan open en voorzichtig trekken ze de brancard naar buiten. Ik sta ervan te kijken hoe soepel en rustig alles verloopt. Ik zou waarschijnlijk in complete paniek zijn als ik dit werk moest doen, maar goed, ik ben dan ook geen ambulancemedewerker. De broeders rijden Lucy naar binnen en ik volg ze zwijgend de ziekenhuisdeuren door, de lift in, de hal op en uiteindelijk naar een kamer waar Lucy in een ziekenhuisbed getild wordt. De broeders wensen ons beide sterkte en precies op dat moment komt er een arts binnen. Er wordt informatie uitgewisseld en dan vertrekken de twee heren weer, waarschijnlijk op weg naar een nieuw noodgeval.
‘Hallo, ik ben dokter Moons,’ zegt een man, gekleed in een witte jas. Zijn haar zit glad naar achteren gestreken en zijn gezichtsuitdrukking staat vriendelijk, maar professioneel.
‘Max,’ zeg ik en ik schud zijn hand.
‘En dan ben jij Lucy,’ zegt hij als hij zich tot Lucy richt.
‘Ja,’ zegt ze zacht en ze probeert een kleine glimlach om haar mond te toveren, maar ik zie dat het haar veel moeite kost.
‘Oké, van wat ik van mijn collega’s begrepen heb, lijkt het erop dat je ongelukkig op je hoofd bent gevallen en daardoor je bewustzijn verloren hebt, Lucy.’
‘Hoe dan?’ vraag ik, al weet ik ook wel dat de arts mij daar geen antwoord op kan geven.
‘Dat is de vraag. Heeft u zelf enig idee hoe het zou kunnen zijn gebeurd?’ vraagt hij aan Lucy, die het niet weet.
‘En u misschien? Was u in de buurt?’
‘Nee, ik was niet in de buurt, ik was boven. Toen ik beneden kwam vond ik haar op de keukenvloer.’
‘Oké, nou in principe maakt het ook niet zo heel veel meer uit hoe het gebeurd is, maar het belangrijkste is dat we weten dat je flink op je hoofd terecht bent gekomen, wat een hersenschudding tot gevolg heeft. Sommige mensen raken hierbij bewusteloos. Dit kan gaan om enkele minuten, maar als het een harde klap was, kan het langer aanhouden.’ De arts blijft om beurten naar Lucy en mij kijken terwijl hij zijn verhaal doet.
‘Het is ook volkomen normaal dat je niet meer weet wat er precies gebeurd is, maar in de meeste gevallen komt dat na een poosje weer terug.’
‘Zitten er nog gevolgen aan een hersenschudding? Ik bedoel, is er schade opgelopen?’
‘In principe is er bij een normale hersenschudding niet zo heel veel aan de hand, maar aangezien we niet precies weten hoe lang Lucy bewusteloos is geweest, wil ik een scan maken, zodat we eventueel kunnen uitsluiten dat er meer aan de hand is.’
‘Oké, dat begrijp ik.’ Ik kijk naar Lucy, die met haar ogen knippert om te laten blijken dat ze het er ook mee eens is.
‘Probeer voor nu je hoofd zo min mogelijk te bewegen, want het zal wel behoorlijk pijn doen?’
‘Ja, inderdaad,’ antwoord Lucy.
‘Goed, een collega van me komt je zo halen voor een scan. Ik kom daarna terug bij jullie als de uitslag bekend is, goed?’ De arts kijkt ons aan en ik knik.
‘Prima dokter, dank u wel,’ zeg ik en de arts loopt de kamer uit.
‘Hoe voel je je?’ vraag ik Lucy als ik naast haar sta en ik pak haar hand vast.
‘Ik heb hoofdpijn, Max,. Zo erg, dat geloof je gewoon niet.’
‘Ja, beweeg maar zo min mogelijk, zoals die arts net zei.’ Ik wrijf over haar arm. ‘Oh, Lucy, je hebt me wel ontzettend laten schrikken! Wil je dat nooit meer doen!’ Lucy moet lachen, maar het doet pijn, aan haar reactie te zien.
‘Sorry, ik moet je niet aan het lachen maken.’
‘Nee alsjeblieft, nu niet. Het doet pijn. Zeg, kun je me misschien vertellen wat er gebeurd is?’ vraagt ze.
‘Ik weet het niet,’ zeg ik en haal mijn schouders op.
‘Nee, ik bedoel toen je me gevonden hebt. Wat is er allemaal gebeurd? Wat is het hele verhaal. Ik schrok ervan toen je net zei dat je me op de keukenvloer gevonden had.’
‘Nou, ik kwam helemaal euforisch naar beneden, om je het goede nieuws te vertellen, maar binnen een paar seconden waren die gevoelens verdwenen toen ik jou daar doodstil op de grond zag liggen. Ik schok me wezenloos. Ik wil de het alarmnummer bellen, maar was mijn telefoon kwijt, die lag nog boven. Als een speer ben ik naar boven gerend en heb het alarmnummer gebeld. De vrouw aan de telefoon heeft me aan de praat gehouden en gezorgd dat ik je in de stabiele zijligging kon leggen. Binnen tien minuten was de ambulance er. Die twee mannen van de ambulance hebben eerst wat dingen gecontroleerd en zeiden me dat het niets ernstigs was, al zag het er voor mij op dat moment wel zo uit. Ze hebben je in de ambulance geladen en ik ben erbij gekropen. Onderweg naar het ziekenhuis kwam je weer bij en moest je overgeven. Weet je dat nog wel?’ Ik kijk Lucy vragend aan.
‘Ja ik weet dat ik wakker werd en zoveel hoofdpijn had dat ik ervan moest overgeven. Ik kan me alleen helemaal niets meer herinneren van alles wat daarvoor gebeurd is.’
‘Dat komt wel weer, maak je maar niet druk.’
Lucy lijkt diep na te denken. Ik blijf roerloos naast haar staan.
‘Wat was eigenlijk het goede nieuws dat je me wilde vertellen?’ vraagt ze uiteindelijk.
‘Oh, dat ik…’ Ik word onderbroken door een zuster, gehuld in een blauwe broek en een blauwe blouse, die de kamer binnen komt lopen.
‘Lucy?’ vraagt de zuster en ze kijkt naar Lucy.
‘Ja, dat ben ik,’ zegt Lucy en ze schudden elkaar de hand.
‘Ik kom je even halen voor de scan,’ zegt de zuster in het blauw, die zich vervolgens op mij richt. ‘Zou u zo vriendelijk willen zijn hier even te wachten? Er mogen geen andere mensen mee. Het zal ongeveer twintig minuten duren voordat we terug zijn.’
Ik knik bevestigend.
‘Als u wilt kunt u in de hal eten of drinken pakken uit een van de automaten. Koffie en thee is gratis, de rest is voor eigen rekening ben ik bang.’
‘Prima, dank u wel.’ Er komt nog een zuster in het blauw binnengelopen en samen rijden ze het bed naar de gang. Snel geef ik Lucy nog een kus, voordat ze weg is.