‘De uitslag laat zien dat er geen blijvende schade is opgetreden aan de hersenen. Er is dus geen hersenletsel. Dat is goed nieuws. Het minder goede nieuws is dat uw hersenen dusdanig door elkaar geschud zijn, dat u een vrij heftige hersenschudding hebt opgelopen. Concreet betekent dat dat u vandaag hier in het ziekenhuis zult verblijven, aangezien wij u elk uur zullen moeten wekken om in de gaten te houden of er niet alsnog schade optreedt. Afhankelijk van hoe u de dag en de nacht doorkomt, mag u of naar huis, of nog een extra nachtje hier blijven. Als u wilt mag uw partner hier blijven slapen komende nacht, dan zorgen we dat er een bed bijgeplaatst gaat worden. Heeft u verder nog vragen?’ De arts kijkt ons om beurten aan.
Oké, dat was veel informatie. Ik moet het even laten inwerken, maar het komt er dus op neer dat er niets ernstigs met Lucy aan de hand is. Gelukkig maar.
‘Eh, nee, tot dusver geen vragen,’ zeg ik en ik kijk Lucy vragend aan die aangeeft ook geen vragen te hebben.
Nadat de arts weer de kamer uit is, overleg ik met Lucy wat het beste is om te doen.
‘Ga jij nu maar lekker naar huis,’ zegt Lucy. ‘Je moet tenslotte ook voor Luna en Bounty zorgen!’
‘Ja, maar jij bent belangrijker!’
‘Je kunt toch niets voor me doen, Max. Ik moet vooral veel rusten, slapen, rusten, niet bewegen, rusten…’
‘Ja, maar toch…’
‘En je doet waarschijnlijk geen oog dicht hier met al die apparatuur om je heen en mensen die elk uur op de kamer staan om mij wakker te maken. Nee echt, Max, ga alsjeblieft naar huis, zodat jij in elk geval een goede nachtrust hebt en je voor Luna en Bounty kunt zorgen. Dan kom je morgen net na de lunch maar terug en dan kijken we dan wel hoe het er voor staat, goed?’ Lucy klinkt nu echt als een juf. Ze is zo overtuigd.
‘Oké, dan. Als je zeker weet dat je het niet erg vindt?’
‘Ik weet het zeker Max. Echt waar. Ga naar huis.’
‘Oké, omdat jij het zegt.’ Ik druk voorzichtig een kus op haar mond, bang dat ik haar pijn bezorg en zeg haar gedag. Ik loop de kamer uit, de hal door, stap in de lift en besef me dan pas dat ik hier met de ambulance ben gekomen en ik geen vervoer terug naar huis heb. Ik kijk op mijn horloge. Misschien kan ik een bus pakken? Ik loop naar de uitgang en zoek de omgeving af naar een bushalte. Je zou toch zeggen dat er bij het ziekenhuis wel eentje te vinden zou zijn. Ah, ik zie het al! Daar is er een. Ik loop naar de bushalte en bekijk het bordje dat aan de paal hangt, waarop alle vertrektijden vermeld staan. Oh, ik heb geluk. Over vijf minuten vertrekt er een bus richting huis.
Terwijl ik bij de bushalte sta te wachten, speelt zich de hele gebeurtenis van vandaag af. Ik was zo ontzettend geschrokken. Gelukkig is er niet iets heel ernstigs aan de hand. Toen ik haar vond op de vloer, besefte ik dat ik Lucy nooit, maar dan ook nooit kwijt wil. Ik wil geen ruzies meer. Voor een moment dacht ik dat ze misschien dood zou gaan, dat ik haar kwijt was. Het gevoel dat ik toen kreeg is niet te beschrijven.
Vijf minuten later stopt er een bus, recht voor mijn neus. De deuren schuiven open en ik stap in. Na een busritje van ongeveer twintig minuten stap ik uit bij de halte langs de bakker. Gelukkig, dat scheelt weer een heel eind lopen. Als ik thuis kom, komen Luna en Bounty op me af rennen.
‘Hey jongens.’ Ik aai ze om beurten en hang dan mijn jas op.
‘Lucy is vannacht een nachtje logeren, zullen we maar zeggen. Hopelijk is ze morgen weer thuis.’
De twee katten druipen weer af en gaan beide op de bank liggen.
Wat lijkt het me heerlijk om een huisdier te zijn. Alles word voor je geregeld, je krijgt eten en drinken, wordt geaaid, er wordt met je gespeeld en ga zo maar door. Niets om je druk om te maken. Helemaal niets. Ja misschien om het eten, omdat je vandaag liever makreel had gehad in plaats van zalm, maar hé, dat is te overzien.
Ik bedenk me dat ik nog helemaal niets aan Lucy’s ouders heb laten weten en besluit ze te bellen, ondanks dat bellen niet zo mijn ding is. Ik stuur liever berichtjes, maar dit kan ik beter persoonlijk vertellen.
Nadat ik Lucy’s ouders op de hoogte gesteld heb, die overigens geschrokken waren, maar dat is natuurlijk logisch, ga ik op de bank zitten en staar voor me uit.
Ik had vandaag Lucy wel kunnen verliezen! Stel je voor… Die gedachten alleen al maken me bang. Ik kan er maar beter niet aan denken. Eens zien, ik moet mezelf bezighouden, zodat ik niet elke keer van de akelige gedachten krijg.
Hoeveel ik ook van zingen en muziek maken houd, ik heb er nu even geen zin in.
Plotseling bedenk ik me me dat ik Lucy nog niet verteld heb over John Jacobs. Precies op dat moment was die blauwe zuster binnen gekomen.
Ik laat mijn kin in mijn handen rusten en steun met mijn ellebogen op mijn knieën. Er gaat een mengelmoes van emoties door mijn lijf heen. Ik moet mijn gedachten echt even af zien te leiden en ik besluit Tom een berichtje te sturen.
Tom, heb je iets te doen vanavond?
Hey Max. Nee niets op de planning. Waarom?
Heb je zin om langs te komen? Heb een zware dag gehad, moet even mijn ei kwijt.
Natuurlijk kerel, nu?
Ja is prima, ik ben thuis.
Zie ik je over een half uur, goed?
Oké, tot zo.
Wat is het toch een goede kerel, die Tom. Hij staat altijd voor me klaar als ik hem nodig heb. Ik gun hem toch zo dat hij binnenkort een vrouw ontmoet, die hem kan geven wat hij zoekt, want dat verdiend hij gewoon.
Nog geen half uur later gaat de deurbel.
‘Hey, kerel. Is alles goed met je?’ vraagt Tom bezorgd als hij binnenstapt.
‘Nou, niet helemaal, Lucy ligt in het ziekenhuis.’
‘Wat zeg je me nou?’ Tom pakt mijn schouder vast. ‘Is alles oké? Toch niets ernstigs?’
‘Nee, nou niets levensbedreigends, als je dat bedoeld. Ik vond haar in de keuken op de vloer, bewusteloos. Ik heb het alarmnummer gebeld en we zijn met de ambulance naar het ziekenhuis gegaan.’ Ik loop al pratend naar de bank en gebaar dat Tom kan gaan zitten. ‘Het lijkt erop dat ze een zware hersenschudding heeft opgelopen, doordat ze hard op haar hoofd gevallen is. Hoe dat precies komt weten we niet, ze kan zich er niet veel van herinneren op dit moment, maar dat kon later nog wel terugkomen.’
‘Jezusmina, Max! Dat is niet niks,’ zegt Tom die een hand voor zijn mond slaat.
‘Vannacht moet ze daar blijven, want ze moeten haar elk uur wekken. Afhankelijk van hoe de nacht gaat en of er complicaties zijn, mag ze morgen naar huis.’
‘Oké… Tjee zeg, ik schrik ervan.’
‘Ja, sorry…’
‘Nee Max, je hoeft geen sorry te zeggen!’
‘Dus jij bent met de ambulance samen met Lucy naar het ziekenhuis gereden?’
‘Ja, de hele buurt stond te kijken, ze waren natuurlijk allemaal benieuwd naar wat er aan de hand was, maar ik durfde ze niet eens aan te kijken.’
‘Ach, maak je daar maar niet druk om,’ Tom wuift met zijn hand.
‘Oh, Tom… Ik dacht echt dat ik haar kwijt was, hoe ze daar zo lag op de keukenvloer,’ zeg ik met bevende stem. Ik geloof dat de emoties nu pas loskomen.
‘Dat begrijp ik, kerel. Dat begrijp ik maar al te goed.’
Even is het stil.
‘Zeg, lust je misschien een kop koffie?’ vraagt Tom.
‘Hè? Wat bedoel je?’
‘Zoals ik het zeg. Of je een kop koffie lust?’ Tom kijkt me vragend aan.
‘Ik geloof dat ik degene ben die dat aan jou moet vragen en niet andersom.’
‘Nee, jij hebt al genoeg aan je hoofd, blijf lekker zitten, ik maak koffie. Heb je trouwens al iets gegeten?’ Tom staat op van de bank.
‘Eh, nee niet echt, ik zou samen met Lucy gaan eten, maar…’ Ik steek mijn handen in de lucht.
‘Ah, ik begrijp het. Mag ik in je koelkast komen? Dan zal ik eens kijken of ik iets te eten voor je klaar kan maken.’
‘Oh Tom, dat is heel erg aardig van je, maar dat hoeft echt niet. Ik krijg waarschijnlijk toch geen hap door mijn keel nu.’
‘Weet je het zeker?’
‘Ja, ik weet het zeker. Ik pak zo wel een broodje of zo, maar ik heb nu even geen honger.’
‘Prima, dan zet ik alleen even koffie.’ Tom verdwijnt naar de keuken. Ik hoor hem praten en ga er voor het gemak even van uit dat hij het tegen Luna of Bounty heeft. Ik laat me onderuit zakken op de bank en zucht diep. Hoe zou het met Lucy zijn? Had ik haar telefoon maar meegenomen, dan had ik haar een berichtje kunnen sturen. Of zou ze haar telefoon helemaal niet bij zich mogen hebben in het ziekenhuis, in verband met al die apparatuur? Ik heb geen idee eigenlijk. Nou ja, zo krijgt ze in elk geval wel de rust die ze nodig heeft.
‘Kijk eens hier, een kop koffie voor meneer.’ Tom komt vrolijk de kamer binnen en reikt me een warme kop koffie aan. Oh heerlijk, de geur alleen al.
‘Zeg, wat een leuke katten heb jij! Ik dacht dat je er maar een had eigenlijk.’
‘Ja, we hebben heel lang alleen Luna gehad, dat is die langharige, maar sinds kort hebben we Bounty erbij, hij komt uit het asiel.’
‘Het is echt een schatje. Hebben die beesten veel verzorging en aandacht nodig?’ Tom kijkt me geïnteresseerd aan.
‘Eh, nou valt wel mee eigenlijk. Ze vermaken zichzelf prima. Natuurlijk moet je goed voor ze zorgen en af en toe met ze spelen en zo, maar over het algemeen zijn het vrij makkelijke beestjes.’
‘Misschien dat ik maar een kat aan moet schaffen dan…’ Tom kijkt naar Luna die hem vanuit de keuken gevolgd is en rondjes om zijn been draait.
‘Jij moet gewoon een goede vrouw vinden!’ zeg ik resoluut.
‘Ja, vertel dat die goede vrouw dan even, dan weet zij dat ook. Het is anders zo lastig zoeken, als je niet weet wie je moet hebben,’ grapt Tom en ik moet lachen.
‘Nee ik meen het. Je bent een goed mens, je verdiend iemand om van te houden.’
‘Nou dank je, Max. Wie weet binnenkort wel…’
En zo zit ik een hele tijd met Tom te praten tot me plotseling invalt dat ik hem nog helemaal niets vertelt heb over mijn telefoontje met John Jacobs.
‘Tom!’ Ik recht mijn rug en kijk hem met grote ogen aan.
‘Ja?’ zegt Tom een beetje verbaasd.
‘Je raad nooit, maar dan ook nooit wie mij gebeld heeft?’ Ik glimlach van oor tot oor.
‘Goh, ja, dat kan iedereen zijn. De Paus?’ Ik lach.
‘Nee.’
‘Weet ik veel…Ik heb echt geen flauw idee. Vertel op!’
‘John Jacobs!’ zeg ik, afwachtend op zijn reactie. Waarschijnlijk weet hij niet eens wie het is.
‘Wat zeg je? Dé John Jacobs? Van The Sophisticated Frown?’
‘Ja! Hoe weet je dat?’ vraag ik een tikkeltje verbaasd. Ik had niet verwacht dat hij de band kende.
‘Eh, omdat ik daar al vanaf dag één fan van ben!’
‘Serieus?’
‘Ja!’
‘Waarom weet ik dat niet?’
‘Weet ik veel? Omdat je er nooit naar gevraagd hebt?’ Tom kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Daar heb je een punt,’ geef ik toe.
‘Ja! Maar waarom belde hij jou?’ vraagt Tom nieuwsgierig en ik vertel hem het hele verhaal.
‘Wow, dat is tof! Je gaat het toch wel doen hoop ik?’ vraagt Tom met grote ogen.
‘Ik wil het heel graag en wilde dus Lucy het goede nieuws vertellen en vragen wat zij ervan dacht, maar toen vond ik haar dus op de grond.’
‘Ah zo, ja, dat is lastig inderdaad,’ zegt Tom meelevend.
‘Ik vertel haar morgen het nieuws en dan kijk ik wel hoe ze reageert. Ik snap het als ze niet wilt dat ik ga, maar dit is wel de kans van mijn leven.’
‘Als je dat maar weet, Max. Als je dat maar weet. Hier kun je bijna geen nee op zeggen!’