Volgens mij staat de aan knop van mijn laptop rechtstreeks in verbinding met de tweeling. Zodra ik het ding aanzet begint een van de twee te huilen. Op slechte dagen beginnen ze allebei te huilen. Soms vraag ik me af of een onzichtbare navelstreng ons nog steeds met elkaar verbindt?
Zuchtend klap ik mijn laptop weer dicht. Dan maar een andere keer proberen verder te schrijven aan mijn nieuwe project. Als het zo doorgaat doe ik er minstens tot aan de puberteit van Lucas en Anna over om een boek te schrijven. Ik loop naar boven en kijk wat er aan de hand is. Ze zijn beiden hun speentje kwijt. Zelfs daarmee zijn ze synchroon… Stiekem moet ik wel een beetje lachen, ondanks dat ik doodmoe ben en geen gehuil meer kan aanhoren. Ze kunnen er ook niets aan doen. Ze reageren instinctief. Het zijn twee, kleine, hulpeloze wezentjes. Ik moet ervoor gaan zorgen dat ze straks sterke, zelfverzekerde persoontjes worden. Als ik zo naar Pim kijk is het al aardig de goede kant op aan het gaan. Zelfverzekerd is hij zeker. Waarschijnlijk heeft hij dat van Pepe, want ik was nooit zo zelfverzekerd. Nu nog steeds niet, maar wel meer dan vroeger. Pim is een echte avonturier. Laatst vond ik hem hangend in de gordijnen.
‘Kijk mama, ik ben een aap!’ had hij geroepen. Hij was bijna tot aan het plafond geklommen en dat is hoog in dit huis. Hoger dan een standaard plafond. Ik schrok me wezenloos en riep dat hij direct naar beneden moest komen, maar meneer zag er de lol wel van in en bleef lekker hangen. Hij wist dat ik onmogelijk bij hem kon komen. Ergens vond ik het ook wel grappig en dus besloot ik het te filmen. Uiteindelijk kwam hij naar beneden, nadat ik herhaaldelijk had moeten vragen of hij alsjeblieft uit het gordijn wilde komen, omdat mama het toch wel een beetje gevaarlijk vond. Het filmpje stuurde ik naar de familie-app en dat had ik natuurlijk niet moeten doen. Mijn moeder hing direct aan de telefoon.
‘Tan! Dat is levensgevaarlijk! Dat moet je hem niet laten doen! Straks breekt hij nog iets!’ en bla, bla, bla… Zo ging het nog een paar minuten door. Alsof ik hem het láát doen… Natuurlijk niet! Hij is gewoon erg ondernemend en mam is nogal overbezorgd als het over haar kleinkinderen gaat. Sinds we verhuist zijn al helemaal. Ze vond het eigenlijk maar niks, maar wist dat ze er weinig over te zeggen had. In dat opzicht was het fijn dat mijn zus in die periode uitgeteld was en bevallen is van een dochter. Sanne vond het ook niet leuk dat ik in Spanje ging wonen, maar ze begreep de keuze wel. Ze had gehoopt dat onze kinderen leuk met elkaar zouden kunnen spelen als ze op bezoek kwamen bij opa en oma of als we samen iets af zouden spreken, maar dat is nu iets lastiger.
Ik moet zeggen dat ik nooit gedacht had dat ik zo snel zou wennen hier in Spanje. Ik spreek, dankzij Pepe, al een aardig woordje Spaans en zelfs Pim is er veel mee bezig De mensen hier zijn heel erg aardig, heel relaxed en ook erg behulpzaam. Pepe is helemaal in zijn nopjes sinds hij weer in Spanje is en sinds hij besloten heeft om weer te gaan optreden is hij gelukkiger dan ooit. Ik zie hier de Pepe weer terug die ik leerde kennen. In Nederland miste ik iets. Hij was zijn ‘sparkle’ kwijt, leek het wel. Ik ben blij voor hem, maar ik ga niet liegen en zeggen dat het allemaal alleen maar leuk is, want het is zwaar om het grootste gedeelte van de week alleen voor drie kinderen te moeten zorgen. Pepe is lange dagen van huis en soms een aantal dagen na elkaar, net als nu. Hij zit dan aan de andere kant van het land voor een optreden. Sinds zijn comeback is hij populairder dan ooit. Zijn concertkaartjes zijn binnen no-time uitverkocht en zijn muziek gaat als warme broodjes over de toonbank. Ik ben enorm trots op hem, dat hij het zo ver heeft weten te schoppen.
‘Mama?’ Ik schrik op uit mijn gedachten als Pim plotseling naast me staat. ‘Ik wil niet naar school.’ Ik kijk naar het kleine mannetje dat in zijn pyjama naast me staat met zijn lievelingsknuffel in zijn handen. Stiekem wil ik ook niet dat hij naar school gaat, want ik weet niet of ik hem kan missen. Ik ga op mijn hurken zitten en pak hem bij me.
‘Schat. Je hoeft pas maandag naar school. Morgen gaan we eerst Hilde ophalen en hebben we een leuke dag.’ Ik kijk hem aan.
‘Maar ik wil niet naar school.’ Hij is een volhouder.
‘Jij bent al zo’n grote jongen dat jij al op school mag spelen. Lucas en Anna mogen dat helemaal nog niet, die zijn nog klein. Ik vind het echt stoer van jou dat je dat al gaat doen,’ zeg ik op een zo vrolijk mogelijke toon. Pim kijkt me even aan. Zou het me gelukt zijn? ‘Ik denk dat je het heel leuk gaat vinden, want ze hebben op school ook allemaal nieuw speelgoed.’ Zijn ogen worden iets groter.
‘Ook treinen?’ vraagt hij en ik knik. Ik hoop echt dat ze iets in de vorm van een trein hebben. Een knuffel, een poster, een houten treinbaan, of een trein op batterijen. Iets met een trein. Een school heeft wel een trein in het assortiment zitten, toch?
‘Kom, ik stop je even in.’ Ik loop met Pim naar zijn kamertje en leg hem in bed. Ik praat nog heel even kort met hem. Ik snap best wel dat hij het spannend vindt dat hij bijna naar school moet. Het duurt gelukkig niet lang of hij draait zich al gapend om. Ik glimlach en loop zachtjes naar beneden.
Voorzichtig laat ik me op de bank zakken. Ik kijk en luister naar de babyfoon. Het is stil. Vervolgens kijk ik naar mijn laptop. Durf ik het aan? Durf ik hem open te klappen en nog een poging te wagen om verder te gaan aan mijn boek? Ik twijfel. Inmiddels ben ik ervan overtuigd dat zodra ik het ding openklap er iemand gaat huilen. Een paar minuten doe ik niets. Alle kinderen slapen. De tweeling hoeft pas over pak hem beet twee uur weer gevoed. Goed. Ik ga het doen. Ik klap de laptop open en luister gespannen naar de babyfoon. Niets. Mooi. Ik open mijn bestand en luister weer aandachtig. Nog steeds niets. Dit gaat goed. Ik lees de laatste alinea die ik geschreven heb. O ja, daar was ik. Ik laat mijn vingers op het toetsenbord rusten en begin met typen. Ik zweer het. Er is een link! Het moet wel. Anna heeft het op een krijsen gezet. Vloekend zet ik de laptop op de bank en loop naar boven. Ik wist het wel! Kom ik ooit nog toe aan tijd voor mezelf?
Ik troost Anna en leg daar dan weer terug in bed. De zin is over. Ik wil niet meer typen. Ik ben ook veel te moe. Als ik weer beneden kom ruim ik de laatste troep op en zet mijn laptop weer netjes in de kast. Misschien kan ik hem als decoratie-item gebruiken? Ik leg de spullen voor morgen klaar, neem een douche en stap in bed. Dan maar even lezen tot de voeding.
Er is iets vreemds aan de hand. Ik denk dat ik droom, want er klopt iets niet. Ik kijk voor de derde keer binnen een minuut naar mijn telefoon om te kijken hoe laat het is. Het is zeven uur en het is stil. Ik denk terug aan gisteravond. Verhip. Ik ben in slaap gevallen! Het boek is op de grond gevallen zie ik nu. Ik wrijf verward door mijn ogen. Wanneer heb ik de tweeling dan gevoed? Ik kan het me helemaal niet meer herinneren. Ik denk terug en dan kom ik tot de conclusie dat ik helemaal niet ben opgestaan om te voeden! O nee! Ik heb mijn baby’s verhongerd! Ik spring uit bed en haast me naar de babykamer. Ze slapen als roosjes. Hè? Hoe kan dat nu? Mijn hart bonkt in mijn keel en ik loop zo stilletjes als ik kan weer naar mijn slaapkamer. Ik dacht dat ze dood waren. Dat ik ze had uitgehongerd. Ik moet echt even bijkomen. Ze hebben doorgeslapen. Ze hebben echt doorgeslapen vannacht! Euforisch pak ik mijn telefoon en stuur Pepe een berichtje. Hij komt vanavond laat naar huis, maar dit moet ik echt met hem delen.
Hey! Lucas en Anna hebben doorgeslapen vannacht! Ik geloofde het eerst niet, maar het is echt waar. Ze slapen nog steeds en het is al zeven uur! 😀
Ik weet dat Pepe nog lang niet wakker is, want hij had gisteravond een concert en dan ligt hij nooit voor drie uur in bed.
Vandaag ga ik Hilde ophalen op het vliegveld. Ze landt om half twee. Het is anderhalf uur rijden dus ik moet zeker al om half twaalf klaar zijn met alles om de kinderen op tijd de auto in te krijgen. Ik heb inmiddels geleerd dat het gemiddeld zo’n twintig minuten tot een half uur duurt voordat ik daadwerkelijk weg ben, dus ik plan dingen ruim in tegenwoordig. Ik kan Lucas en Anna mooi een flesje geven voordat we vertrekken en dan hoop ik dat ze in de auto lekker slapen.
‘Pim, doe even je jas aan, alsjeblieft.’
‘Nee! Ik wil niet mee!’ Hij stampt met zijn voet op de grond om zijn woorden kracht bij te zetten. Ja hoor, zijn Lucas en Anna een keer rustig, besluit Pim dwars te gaan liggen.
‘Pim. We moeten gaan, anders moet Hilde op ons wachten. Kom op, doe je jas aan,’ zeg ik op een strengere toon.
‘Nee! Ik blijf thuis!’
‘Nee, je blijft niet thuis. Jas aan.’
‘Nee!’
‘Pim…’
‘Nee!’
‘Pim, dit is de laatste keer dat ik het zeg,’ ik zwaai met mijn vinger als teken dat ik het meen. Waarom weet ik niet, want ik heb nooit gemerkt dat die vinger iets gedaan kreeg.
‘Nee!’ Rustig blijven. Gewoon rustig blijven. Grappig, dat ik mezelf dit soort dingen blijf vertellen, terwijl ik weet dat ik over een paar seconden uit mijn vel barst.
‘Pim. Je doet nu die jas aan en ik wil er verder niets meer over horen.’
‘NEE!’ schreeuwt hij en laat zich op de grond vallen. En nu dan? Wat moet ik nu? Ik heb handen te kort, slaaptekort én een kort lontje. Ik besluit Pim even te laten en breng ondertussen de tweeling naar de auto. Anna aan de rechterkant en Lucas aan de linkerkant. Ik waggel met de twee maxi cosi’s naar de auto. Hoe moet ik dat straks doen als ze zwaarder zijn? Dit is al bijna onbegonnen werk. Ik zet ze in de auto en loop terug naar binnen. Pim zit inmiddels te spelen met zijn houten treinbaan. Kleine draak dat het is. Ik pak zijn jas, loop naar hem toe en pak hem om. Hij begint te krijsen en te schreeuwen, maar het kan me niks schelen. Ik moet nu echt gaan. Met Pim onder mijn armen, gillende en wild zwaaiend met zijn ledematen, sluit ik de deur af en loop naar de auto. Ik zet hem in het stoeltje aan de bijrijderskant en maak de gordels vast. Zo. Die gaat nergens meer heen.
Ik stap in, zet de muziek aan en vertrek. Twee minuten nadat Pim stil was, begon de tweeling te huilen. Ik heb geprobeerd ze stil te krijgen door de muziek harder te zetten, zachter te zetten, uit te zetten, te zingen en helemaal niks te doen, maar het werkt allemaal niet. Mijn hoofd staat op ontploffen. Het is druk op de weg. Alle stoplichten zitten tegen en ik ben aan de late kant. Gewoon een standaard dag dus.
Een auto rijdt recht voor me de weg op en ik schrik. Ik toeter en maak – al scheldend – wilde gebaren naar de auto, die al lang weg is. Pim kijkt naar me.
‘Mama, wat is een klootzak?’ Ik wil in huilen uitbarsten, maar doe het niet omwille Pim. Ik negeer zijn vraag, maar Pim houdt vol.
‘Mama? Wat is een klootzak?’
‘Niks.’
‘Jij zei klootzak.’
‘Nee, ik denk dat je het verkeerd gehoord hebt, schat. Ik zei noodzaak.’ Zou hij dat pikken?
‘Nee. Klootzak.’
Ik zucht.
‘Niets, dat is niets. Dat is iets wat grote mensen soms zeggen, maar het is niets.’ Ik probeer hem af te leiden door de radio weer aan te zetten.
‘Hé, kijk mama! Een vliegtuig!’ zegt Pim en hij wijst naar het vliegtuig dat boven ons vliegt.
‘Ja, dat zie je goed.’ Ik moet even goed opletten waar ik moet parkeren. Godzijdank dat Lucas en Anna weer in slaap gevallen zijn, want ik moet echt mijn aandacht erbij houden, anders rijd ik dadelijk nog verkeerd. Het lukt me om de parkeerplek te vinden voor de mensen die iemand komen halen en brengen.
Sta bij P2A, aan de voorkant van het vliegveld.
Ik heb Hilde al gezegd dat ik de auto niet verlaat, want dan moet ik de baby’s weer in de wagen laden, Pim meekrijgen en Hilde zoeken. Ze begreep me volkomen en zei dat ze me wel zou vinden.
Goed. Ben nu op mijn koffer aan het wachten. Zie je zo.
Gelukkig duurt het niet lang voordat ik Hilde door de glazen deuren zie lopen. Een roze koffer op wieltjes rijdt achter haar aan.
‘Tanja!’ zegt ze, als ik uitstap op haar te begroeten en we omhelzen elkaar.
‘Ah, wat ben ik blij dat je er bent!’ zeg ik. ‘Kom, geef me je koffer maar.’ Ik pak haar bagage over en leg het in de achterbak.
‘Als je het niet erg vindt, mag je tussen Lucas en Anna, anders past het niet. We zijn nog op zoek naar een ruimere auto.’ Hilde neemt plaats op de achterbank, tussen de twee baby’s in.
‘Hey Pim, grote vent! Alles goed?’ vraagt Hilde blij.
‘Klootzak,’ is het eerste woord dat er uit zijn mond komt. Werkelijk?
‘Sorry…’ zeg ik. ‘Ik leg het je straks wel uit…’