Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#27 Omslag

We hebben besloten om na het eten een kijkje te gaan nemen in de karaokebar. Pepe kan het natuurlijk niet laten en is zojuist het podium op geklommen en staat op het punt om te beginnen met zingen. Ik maak snel nog een foto van hem. ‘Dit liedje draag ik op aan alle mensen die de liefde van hun leven hebben gevonden.’ Pepe knipoogt naar me en dan klinkt er een bekende melodie.
In gedachten ben ik weer bij het eerste concert dat ik van hem meemaakte. Spanje. Ik kende hem nog geen twee weken en toch hadden was er zo’n sterke aantrekkingskracht. Het is nog steeds niet te beschrijven. Het is dat het me allemaal zelf is overkomen, maar anders had ik helemaal niets geloofd van dit romantische verhaal. Het klinkt veel te mooi om waar te zijn. Zeker voor zo iemand als ik, die altijd pech heeft, maar met Pepe heb ik geluk gehad. Hij is mijn droomprins en dat zal hij altijd blijven.
Terwijl ik naar Pepe’s optreden kijk, voel ik de tranen achter mijn ogen prikken. Ik ben zo gelukkig. Met Pepe, met ons huis, met ons huwelijk, met deze reis, met de kinderen… De kinderen! Shit! Ik ben helemaal vergeten te bellen! O nee, wacht… Ik zou morgen pas bellen, heb ik met mam afgesproken. Ik zucht opgelucht. Ik blijf van die momentjes hebben dat ik me plotseling realiseer dat er thuis nog drie kinderen zitten. Ik vergeet ze steeds. Nou ja, ik vergeet ze niet echt natuurlijk, maar ik ben zo aan het genieten van deze reis, dat ik helemaal niet met mijn gedachten bij thuis ben. Dat is ook de bedoeling, maar toch. Ik denk dat ik een soort ontwenningsverschijnselen heb of zo. Hopelijk worden die steeds minder en kan ik me steeds beter overgeven aan het genieten van deze vakantie. De omstandigheden zijn er in elk geval wel naar. Genieten is zo ongeveer het enige wat men hier aan boord kan doen.
Pepe sluit het liedje af en er wordt gejuicht. De hele karaokebar is ondersteboven van zijn kunnen. Pepe bedankt het publiek en komt weer naast me zitten. Ik wil net tegen hem zeggen dat hij goed gezongen heeft als er plotseling drie meiden van een jaar of drieëntwintig op hem af duiken. Verbaast kijk ik toe.
Ze ratelen maar door. In het Spaans. Het enige dat ik begrijp is ‘Te amo!’ met ander woorden: ik hou van je. Ja, ik hou ook van hem. Hij is namelijk mijn man! De blonde dame blijft maar doorpraten terwijl de andere twee verliefd naar Pepe kijken. Pepe kijkt vluchtig naar me en knipoogt. Hij is het gewend, ik weet het, maar ik ben er nog steeds niet aan gewend. In Nederland had hij geen last van fans, maar sinds we weer in Spanje wonen gebeurt dit regelmatig. Ik voel me nog altijd ongemakkelijk. Pepe niet. Hij gaat mee in het hele spel, deelt handtekeningen uit en gaat op de foto met de dames. Na een paar minuten is het voorbij. Het was alsof er een korte, maar krachtige storm kwam langsrazen en die is nu weer vertrokken.

‘Ik weet dat je het niet leuk vindt als dit gebeurd.’
‘Nou, niet leuk…’
‘Geef nu maar toe.’
‘Goed, ik vind het gewoon ongemakkelijk. Je bent mijn man en er zijn altijd andere vrouwen die van alles van je willen.’
‘Klopt. Ze kunnen willen wat ze willen, maar ze krijgen mij niet. Dat is alleen jou gelukt. En je was niet eens fan van me! Kun je nagaan…’ Pepe knipoogt en ik schiet in de lach.
‘Sorry, ik moet me ook niet aanstellen.’
‘Nee, ik begrijp best dat je het moeilijk vind om te zien. Als je maar weet dat het allemaal niets betekend. Het is onderdeel van mij, maar – en dat klinkt heel aso – mijn fans betekenen niets voor mij. Niet op dezelfde manier als wat jij voor mij betekend, Tan. Als je dat maar altijd in gedachten houdt. Jij, Pim, Anna an Lucas  zijn de enige personen van wie ik onvoorwaardelijk veel houd en dat zal altijd zo blijven. De rest is niet belangrijk. Dat is bijzaak. Het is iets tijdelijks, want ik zal er echt niet altijd zo aantrekkelijk uit blijven zien. Als ik later oud en gerimpeld ben, willen ze me niet meer.’ Pepe lacht. ‘Maar ik zal altijd de jouwe zijn.’ Er loopt een eenzame traan over mijn wang en ik veeg hem snel weg.
‘Dank je.’ Pepe drukt een kus op mijn mond en we kijken de rest van de avond naar een paar andere optredens en genieten van een hapje en een drankje. 
Die avond vallen we beide als een blok in slaap, moe van alle indrukken die we opgedaan hebben op onze eerste dag op dit prachtige cruiseschip.

‘Goedmorgen,’ fluister ik in Pepe’s oor. Hij draait zich slaperig om en lacht naar me als ik mijn arm om hem heen sla. 
‘Ook goedemorgen.’ Hij kust me zacht op mijn wang. ‘Goed geslapen?’
‘Ja. Jij ook?’ Pepe knikt bevestigend. ’Ik kan nog steeds niet geloven dat dit onze hut is.’
‘Wen er toch maar aan, want de komende elf dagen is het zo.’
‘Kom, we gaan ontbijten. Ik rammel!’
‘Hey, ga me nu niet jagen op onze huwelijksreis,’ grapt Pepe. Ik ga rechtop zitten en blijf gebiologeerd voor me uitstappen.
‘Pepe! Pepe! Kijk!’ Ik tast naast me om hem vast te grijpen, maar vind alleen maar dikke dekens.
‘Wat is er?’ Pepe komt naast me zitten. ‘Wauw, dat is… prachtig.’ Ik sla mijn hand voor mijn mond. Niet te geloven dit. ‘Dat is toch…’
‘Een walvis,’ vult Pepe aan. De volgende minuten lijken een film. Het is alsof ik naar een film van National Geographic Channel zit te kijken, maar dan van héél dichtbij en in het echt. Een prachtige walvis is al enkele keren omhoog gekomen om zich aan ons te tonen. Het beest is reusachtig, prachtig, wonderbaarlijk. Ik moet er gewoon van huilen. Ik weet het, het is misschien raar, maar er komt plotseling heel veel emotie vrij bij het zien van dit grote, vrije dier. Met een betraand gezicht kijk ik naar Pepe en hij lacht als hij me ziet.
‘Zo bijzonder dit.’ Ik hoor aan zijn stem dat het hem ook raakt, ook al heeft hij geen tranen in zijn ogen staan.
Na een paar minuten is de show over en verdwijnt de walvis onderwater om niet meer terug te komen. Ik haal diep adem en laat de lucht langzaam uit mijn longen stomen. Ik herhaal het drie maal en sluit even mijn ogen. Dit is het meest bijzondere dat ik ooit gezien heb. Ik laat me tegen Pepe vallen en leun met mijn hoofd tegen zijn schouder.
‘Dat zie je niet elke dag.’
‘Nee, inderdaad.’ Ik veeg de tranen van mijn wangen. ‘Ik moest er gewoon van huilen, zo mooi!’

Na het ontbijt gaan we naar het bovendek. Ik wil frisse lucht opsnuiven. In onze hut halen we onze jas, want het schijnt hier al behoorlijk koud te zijn. In gedachten ben ik de scene van Titanic al aan het oefenen met Pepe. Stiekem lijkt me het zo gaaf om zoiets te doen, maar waarschijnlijk kunnen we niet bij dat deel van het schip komen.
‘Zo zeg, het is inderdaad al behoorlijk frisjes.’ Ik rits mijn jas verder dicht en steek de handen in mijn zakken.
‘Inderdaad.’
‘Hey! Tanja en Petje!’ hoor ik plots roepen. Ik kijk om. Achter ons zit George aan een tafeltje.
‘George, wat een toeval. Alles goed?’ George knikt. ‘Waar is Rita?’
‘O, die laat haar nagels lakken hier beneden.’ Hij wijst naar de vloer. ‘Zeg…’ George gaat zachter praten en buigt wat voorover. ‘Rita is er nu toch niet, want anders kreeg ik op mijn sodemieter, maar mag ik vragen of jullie in de bruidssuite verblijven?’  Pepe knikt. ‘Zou er misschien een kans bestaan dat ik die bruidssuite eens mag zien? Hij schijnt echt prachtig te zijn op dit schip.’ Ik lach. 
‘Natuurlijk mag dat, George. En ja, hij is inderdaad prachtig.’ 
‘Mag dat echt?’ George leeft op en springt haast overeind. Hij kijkt ons om beurten verrukt aan.
‘Kom, ik loop met je mee.’ Pepe geeft de oude George een arm.
‘Wil jij hier op Rietje wachten?’ vraagt hij aan mij en ik knik.
‘Ik wacht op Rita,’ zeg ik met een glimlach. Geweldig stel, George en Rita. Zouden wij later ook zo zijn? 
Pepe en George verdwijnen naar binnen en ik blijf alleen achter op het dek. Het waait behoorlijk, maar het is wel fijn. Ik had echt even frisse lucht nodig. Ik wil richting de balustrade lopen, maar plotseling botst er iemand in volle vaart tegen me op. 
‘Au!’ is mijn eerste reactie. De andere persoon struikelt en valt op de grond. Ik grijp naar mijn arm. ‘Gaat het?’ vraag ik aan de persoon die op de grond ligt.
‘Shit, mijn enkel!’ zegt hij. Dan valt mij plots het petje op dat hij draagt. Het is een van de mannen van het sportteam. Tenminste, ik denk dat het een sportteam is. Ik hurk naast hem neer en kijk naar zijn enkel. Er is niets aan te zien. Toch lijkt deze persoon behoorlijk veel pijn te hebben.
‘Kan ik iets doen?’ vraag ik. Twee donkere, bijna zwarte ogen, kijken naar me. In eerste instantie is er een pijnlijke blik in zijn ogen af te lezen, maar die lijkt plots als sneeuw voor de zon te verdwijnen als we langer oogcontact maken. Ik slik en steek mijn hand naar hem uit om hem overeind te helpen. Een stevige hand grijpt me vast. Ik trek hem omhoog en help hem naar de stoel waar George zojuist nog zat. De sportman zet geen gewicht op zijn linker enkel. Dat is niet goed.
‘Gaat het met je?’ vraag ik nogmaals. Hij glimlacht heel kort naar me en vestigt dan zijn aandacht weer op zijn enkel.
‘Met mij gaat het prima. Met mijn enkel iets minder, ben ik bang.’
‘O sorry. Ik had je echt niet gezien.’ 
‘Het geeft niet. Ik moet zelf ook opletten.’ Hij glimlacht kort naar me en ik lach terug.
‘Hij is toch niet gebroken?’ 
‘Nee, ik denk het niet, maar het voelt ook niet helemaal goed aan.’ De sportman zucht diep. ‘Wel balen. Nu kan ik morgen niet meedoen met de cruise wedstrijd.’
‘De cruise wedstrijd? Wat is dat?’
‘Een atletiekwedstrijd die gehouden wordt op een cruiseschip. Dit cruiseschip welteverstaan.’
‘O.’ Verpest ik een keer niets voor mezelf, doe ik het wel voor deze arme stakker. ‘Dat vind ik echt heel erg vervelend. Is er echt niets dat ik voor je kan doen?’ De sportman kijkt even op en zijn ogen stralen iets uit waarvan ik rustig word.
‘Nou,’ Hij wrijft even over zijn voorhoofd. ‘Misschien wel…’
‘Vertel.’
‘Zou je even met me mee willen lopen naar de EHBO? Ik denk dat ik je steun wel kan gebruiken. Letterlijk.’ Weer lacht hij naar me.
‘Natuurlijk doe ik dat. Dat is wel het minste wat ik kan doen.’
De sportman steekt zijn hand uit en ik help hem omhoog. 
‘Ik ben trouwens Tim,’ zegt hij terwijl hij overeind komt.
‘Tanja.’
‘Aangenaam, Tanja.’
‘Ja, hetzelfde.’

Ik help Tim naar de EHBO, waar ze zijn enkel grondig onderzoeken. Af en toe werpt hij snel een blik naar mij. Ik voel me elke keer betrapt en kijk snel weg, maar hij heeft al lang door dat ik naar hem keek. Hoe kan ik ook anders? Hij is nou niet dat je zegt lelijk. Ik wed dat hij een of ander model als vriendin heeft en een hele berg vrienden waarmee hij elke week een biertje gaat drinken in de kroeg. Behalve sport is zijn hobby aan auto’s sleutelen. Ik zie Tim voor me met een geruite blouse die losjes om zijn torso hangt. Zweetdruppeltjes glijden over zijn gespierde borstkast naar beneden waar ze uiteindelijk worden opgezogen door het stof van zijn vale jeans met gaten. 
‘Is het leuk?’ Ik schrik op van Tim en kijk hem verbaasd aan.
‘Is wat leuk?’ vraag ik en ik voel dat ik een rood hoofd krijg.
‘Geen idee. Datgene waar je aan dacht.’
‘O. Haha, waar ik aan dacht…’
‘Ja, je leek er nogal plezier aan te beleven.’
‘Ja, nou eh, dat klopt.’ Heel even ben ik weer bang dat hij zo’n persoon is waarvan ik denk dat hij gedachten kan lezen. Baksteen. Denk aan een baksteen, Tanja.
‘Ik dacht aan een baksteen.’ Goed, dat was niet helemaal wat ik wilde zeggen.
‘Een baksteen?’ Tim lacht. ‘Nooit geweten dat het zo leuk kon zijn om aan een baksteen te denken.’
‘Dat is het ook niet.’
‘Maar je zegt net… Au!’ Tim schreeuwt het uit van de pijn. ‘Dat deed dus pijn!’ zegt hij geïrriteerd tegen de verpleger die aan zijn enkel aan het draaien is.
‘Het spijt me, maar ik moest onderzoeken wat er precies mis is. Ik ben bang dat ik slecht nieuws heb.’
‘Kom maar op…’ Tim zucht. Ik heb zoveel medelijden met hem. Dit is mijn schuld! Als ik uitgekeken had was dit niet gebeurd. 
‘Het is niet gebroken, maar ik wil hem toch in het gips zetten. Het is namelijk van belang dat er geen druk op komt te staan en dat alles goed kan helen. Het gips hoeft er maar een aantal dagen om.’
‘Gips? Om mijn enkel?’ Tim staart de verpleger aan alsof hij een buitenaards wezen is.
‘Het spijt me…’
‘Verdomme!’ roept Tim kwaad uit en hij slaat met zijn vuist op zijn bovenbeen. Ik schrik van zijn reactie en deins achteruit.
‘Het spijt me echt meneer, maar het is beter. Als we het nu niet in het gips zetten blijft u er wellicht de rest van uw leven last van houden.’
Tim zucht nogmaals heel diep.
‘Verdomme. Net nu. Net als ik op vakantie ben. Shitzooi.’
‘Sorry… ik…’ stamel ik. Ik wil iets zeggen, maar weet niet wat.
‘Nee Tanja, ik ben niet boos op jou. Het is gewoon dat ik altijd pech heb. Altijd! En nu leek eens een keer alles goed te gaan en gebeurd er dit. Je zult niet geloven hoeveel pech ik al gehad heb in mijn leven.’
Mijn mond valt open en ik staar Tim aan. Dat ben ik. Daar zit ik. Niet echt natuurlijk, maar het had gekund.
‘Ik geloof dat jij de mannelijke ik bent.’
‘Hè? Wat zeg je?’ Tim kijkt me vragend aan.
‘Die pech… Dat kon ik wel zijn. Ik heb ook altijd pech!’ Tim kijkt me aan. Heel lang. Ik kijk terug en dan houd ik het niet meer. Ik barst in lachen uit. In eerste instantie kijkt Tim me verbaasd aan, maar niet veel later lacht hij met me mee. De verpleger, die bezig is met een witte kous om Tim’s enkel te schuiven kijkt ons niet-begrijpend aan.

Volgende –>