Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#34 Omslag

We zijn voor het eerst sinds we vertrokken in de haven van boord. Het is koud. Heel erg koud. Ik ben zo blij dat ik mijn snowboots aangetrokken heb.
‘Zo, dit is dus het complete gezelschap voor de sneeuwscootertocht?’ vraagt Abby, de gids die met ons meegaat. Een van de medewerkers van het schip knikt.
‘Goed, dan vertrekken we zometeen,’ zegt ze. ‘Maar eerst leg ik jullie een en ander uit.’
Abby gaat recht voor de groep staan. We zijn met tien sneeuwscooters, inclusief Abby en op bijna alle scooters zitten twee mensen. Het leek Pepe en mij wel leuk om Noorwegen te gaan verkennen op een sneeuwscooter. Het is een hele dagtocht en we zouden pas vanavond terug aan boord gaan. Ik vind het best wel spannend. Plots bedenk ik me dat ik waarschijnlijk heel vaak moet plassen door die kou, maar ik kan me niet voorstellen dat er ergens op de route wc’s te vinden zijn. Hoe zit dat eigenlijk als ik nodig moet? Abby begint aan haar praatje.
‘We zullen zo vertrekken richting het noorden. Tegen twaalf uur komen we bij een dorpje, daar krijgen we in een herberg een kop lekkere, warme soep en een warm hoofdgerecht. Dit is tevens onze stop op de terugweg. Dit is ook de enige plek waar een toilet te vinden is. De rest moet in de natuur gebeuren,’ zegt Abby lachend. Er lachen een paar mensen met haar mee. Ik niet. Moet ik in deze ijskoude omstandigheden in mijn blote kont ergens plassen? Oh hemeltje lief. Waar ben ik aan begonnen?
‘Dan even over de sneeuwscooters…’ Abby loopt naar de hare. ‘Zoals jullie zien zitten er aan de voorkant twee skies, die zorgen ervoor dat je de kant op gaat waar je heen stuurt. Midden onder de scooter zit een rupsband, die ervoor zorgt dat je niet alleen bergaf kunt glijden, maar ook een berg op kunt klimmen.’ Ze wijst een paar dingen aan. ‘Dit is het gas. Het is net als bij een scooter, je draait hem open om gas te geven en terug om gas te minderen. Remmen doe je met deze hendel. In de bochten moet je een beetje gaan meehangen, dat maakt het sturen makkelijker. Het is namelijk best wel zwaar om een sneeuwscooter te besturen, maar dat zullen jullie zo wel ervaren. Houd je aan de snelheid die ik aangeef en volg mijn instructies op, dan gaan we er een geweldige tocht van maken.’
Iedereen knikt en ik heb er zin in, al vind ik het wel een beetje spannend. Abby praat nog even door. We hebben besloten dat Pepe eerst voorop gaat en dat ik het na een poosje van hem overneem.
‘Goed, als jullie er klaar voor zijn, kunnen we beginnen. Doe je handschoenen aan, zet je helm op en als ik jullie was zou ik de skibril ook opzetten.’ Ik zet de gehuurde helm en skibril op. De rest gehoorzaamd ook. ‘Let’s go!’ zegt Abby als iedereen klaar is voor vertrek.

Ik heb mijn armen stevig om Pepe’s middel geslagen, want ik ben als de dood dat ik van het ding af zal vliegen als Pepe gas geeft. Onze buurman vertrekt. Heel smooth rijdt hij weg. Pepe geeft ook een beetje gas. Daar gaan we. Het maakt best wel veel kabaal, maar het is een leuk gevoel als we uiteindelijk over de sneeuw heen glijden. Ik kijk om me heen, naar de prachtige natuur. Het is hier zo puur. Ik weet niet of dat komt door alle witte sneeuw om ons heen, door de stilte – op het geronk van de sneeuwscooters na – of de rust die alles uitstraalt, maar ik word helemaal zen. Een glooiend landschap strekt zich voor ons uit, met smalle witte paden en aan de zijkant hoge dennenbomen waarvan de toppen bedekt zijn met sneeuw. Het is prachtig.
We rijden ongeveer anderhalf uur en maken dan een kleine stop.
‘Degene die willen wisselen, kunnen dat hier doen. Als iemand nog moet plassen, dit is het moment. De komende anderhalf uur stoppen we niet meer.’ Een man steekt zijn hand op en nog een volgt. Ze lopen, nou ja, het lijkt meer op een soort klunen, naar een bosje een paar meter rechts van ons en legen hun blaas. Lekker makkelijk als man. Ik moet een beetje plassen, maar ik heb echt geen zin om hier in mijn blote kont in de sneeuw te gaan zitten. Al helemaal niet als er zoveel mensen zo dichtbij staan. Echt dicht begroeid is dat bosje niet. Nee, ik red het nog wel tot de stop.
Pepe staat even met iemand te praten en ik heb plaats genomen achter het stuur. Wat een ding. Het is best groot. Achterop had ik het niet zo in de gaten, maar het stuur is vrij breed en het hele ding voelt best log aan.
‘Goed. Iedereen weer present? Dan gaan we weer.’ Pepe kapt zijn gesprek met de buurman af en klimt achter op de scooter.
‘Zo, let’s go!’ Abby wuift dat we haar moeten volgen. Ik draai aan het gas en met een enorme snelheid schiet de scooter naar voren. Ik schrik er zelf van en hoor Pepe schreeuwen. Ik laat het gas los en kijk achterom. Pepe ligt op de grond, half weggezakt in de sneeuw. Ik kijk voor me, de stoet rijdt door.
‘Kom nou!’ roep ik naar Pepe, die met moeite overeind komt in de diepe sneeuw. ‘Dadelijk zijn we ze kwijt!’
Plots herinner ik me dat Abby ook iets zei over een toeter. Ik kijk naar het stuur. Daar! Ik druk een aantal keer op de toeter en er klinkt een best wel irritant geluidje uit het ding. Ze horen het niet. Ze zijn te ver. Ik gebaar dat Pepe op moet schieten. Hij is nog twee meter bij me vandaan en kijkt niet heel erg blij.
‘Kom nu, ik wil hier niet alleen achterblijven!’
‘Misschien kan ik beter voorop zitten?’ vraagt Pepe als hij bij de scooter is
‘Nee! Ik kan dit heus wel! Ik wist toch niet dat dat ding zoveel gas zou geven?’
‘Je moet ook niet vol gas geven. Rustig draaien, oké?’ Pepe kijkt me vragend aan en stapt op.
‘Rustig aan,’ herhaal ik voor mezelf. Voorzichtig geef ik gas. Pepe slaat zijn armen om me heen. Dit gaat beter. 
‘Zo ja,’ moedigt Pepe me aan. ‘En nu gas geven, anders komen we nooit meer bij.’ Ik doe wat Pepe zegt en draai het gas open. We gaan sneller en sneller en ik begin het leuk te vinden. Ik voel me superstoer en draai het gas vol open. Na een minuut of twee zijn we alweer aangesloten bij de groep. Niemand die iets gemerkt heeft. Dat is eigenlijk geen goed teken, bedenk ik me, maar ach, we zijn er en er is niets ernstigs gebeurd. En stel dat we verdwalen, dan hoeven we alleen maar de sporen terug te volgen. Simpel toch.

We zijn inmiddels een paar uur onderweg en ik heb net bij onze pauzeplaats mijn blaas nog geleegd, maar ik moet weer plassen. Heel erg zelfs. Het komt vast door die soep. Verdorie. Ik wil niet in de koude sneeuw plassen. Ongemakkelijk schuif ik een beetje heen en weer achter op de sneeuwscooter. Pepe was van mening dat hij een betere chauffeur was, dus ik heb hem maar weer voorop gelaten. Hè, wat moet ik nu doen? Ik wil de groep niet ophouden. We zouden namelijk weer anderhalf uur rijden en we zijn pas twintig minuten onderweg. Ik kan toch niet van de groep verwachten dat we nu alweer een stop gaan maken. Er hoeft waarschijnlijk niemand anders te plassen.
Het lukt me om nog een half uur te knijpen. Erg fijn is het niet, want ik kan niet genieten van de omgeving, aangezien mijn gedachten alleen maar gefocust zijn op het samenknijpen van mijn blaasspier, zodat ik niet in mijn broek plas. We moeten nog zeker drie kwartier rijden.
‘Hobbel!’ roept Pepe naar me, maar het is te laat. Ik krijg geen kans om me schrap te zetten. Ik zwiep van links naar rechts en kan me nog net vastgrijpen aan Pepe’s jas. Mijn hart gaat flink tekeer. Dat ging maar net goed! Plotseling voel ik iets warms. Heel even weet ik niet waar het vandaan komt, maar dan schrik ik op en begrijp  het. Ik heb in mijn broek geplast! Nee! Ik kan wel janken. Het is even lekker warm, dat wel, maar hoe kan ik nu de rest van de dag nog normaal rondlopen in deze kleding? Zouden al die laagjes kleding de plas ook tegen kunnen houden zodat er geen vocht van binnen naar buiten dringt of zou het alleen de andere kant op werken? Zo’n skibroek is best wel dik en ik heb nog een gewone onderbroek en een dikke maillot aan. Over de maillot heb ik mijn lange onderbroek aangetrokken. Misschien absorberen al die laagjes mijn plas wel?
‘Alles goed?’ vraagt Pepe en hij kijkt even achterom. ‘Gaaf is dit hè?’ Ik steek mijn duim op. Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om dit aan iemand te vertellen. Ook niet tegen Pepe. Ik schaam me dood. 
De tocht lijkt nog eeuwen te duren en het warme gevoel wordt steeds kouder. Straks bevriest mijn plas nog!

Eindelijk komen we bij de laatste pauzeplaats aan. Hierna draaien we om en gaan we weer richting de boot. Abby rijdt met haar sneeuwscooter richting een gebouw dat eruit ziet als een oude schuur. Er brandt een klein lampje. Ze gebaart dat we even moeten wachten en loopt naar binnen. Na een paar minuten komt ze terug.
‘Dames en heren. Ik heb iets minder leuk nieuws. De eigenaar van deze plek is ziek, zijn wc is stuk en er is niet gezorgd voor eten. Het was maar een klein hapje voor tussendoor, maar ik kan me voorstellen dat jullie toch wel honger hebben van die anderhalf uur in de kou.’ Abby praat verder, maar ik luister niet. De wc stuk? Wat? Waarom nu? Waarom precies vandaag? Waarom precies op dit tijdstip? Wat moet ik nu doen? Paniekerig kijk ik om me heen. We begeven ons in een bebost gebied. Ik zal een beschut plekje op moeten zoeken en de schade bekijken. 
‘We pauzeren hier een half uur. Er is wel koffie en thee, dus ga allemaal lekker naar binnen om even op te warmen.’ Iedereen stapt van zijn scooter af en loopt richting het houten hutje. Pepe ook, maar hij stopt als hij merkt dat ik niet achter hem aan loop.
‘Ga je mee?’ vraagt hij en hij steekt zijn hand naar me uit.
‘Eh, ga maar alvast,’ zeg ik onzeker. ‘Ik eh, wil daar even nog wat foto’s maken.’ Pepe kijkt naar het bos waar ik naar wijs.
‘Ik ga wel even mee,’ zegt hij en hij maakt aanstalten om mijn kant op te lopen.
‘Nee!’ zeg ik en steek mijn hand vooruit met een stopgebaar. ‘Ik eh, wil graag even alleen zijn. Ik moet… Ik wil graag even de rust ervaren, zonder mensen om me heen.’ Pepe trekt een wenkbrauw op.
‘Oké, mevrouw de rustzoeker. Als je over tien minuten niet binnen bent kom ik kijken, goed?’ Ik knik en lach zo lief mogelijk. Pepe zet koers naar het hutje en ik zucht opgelucht als hij buiten gehoorsafstand is.

Volgende –>