Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#38 Omslag

‘Stefan, ik…’ Jens krijgt de tijd niet om uit te praten. Een grote, brede kerel stormt de kamer binnen. Hij heeft een knalrood hoofd en zijn vuisten zijn gebald. Binnen een paar seconden heeft hij Jens bij zijn shirt gegrepen en smijt hem met een klap tegen de muur naast hen. Ik kijk met grote ogen toe. ‘Wat hadden we nou afgesproken?’ snauwt Stefan Jens toe. ‘Jij bent echt de domste loser die ik ken!’
‘Laat me los!’ Jens probeert zich los te wurmen, maar het lukt niet. Hij schrikt als de vuist van Stefan rakelings langs zijn kaak scheert en tegen de muur terecht komt. ‘We hebben verdomme alles voor je gedaan om te zorgen dat alles soepeltjes verliep en nu flik je dit?’ Het is duidelijk dat deze kerel ergens kwaad om is. Hij is zo woest dat hij nog niet eens gezien heeft dat ik in de hut zit. Ik twijfel of ik geluid moet maken. Als ik eerlijk ben zou ik het liefste in het niets verdwijnen. Jens vangt mijn blik en kijkt me hopeloos aan. Al zou ik willen, ik kan niets voor hem doen. Stefan volgt de blik van Jens. Langzaam draait hij zijn hoofd om en kijkt over zijn schouder. 
‘Hoi,’ zeg ik met een piepstemmetje en ik lach als een boer met kiespijn. Heel even lijkt Stefan verward te zijn, maar dan richt hij zich weer op Jens.
‘Is ze dat?’ vraagt hij en hij duwt Jens nog harde tegen de muur aan. Jens kreunt en probeert zich weer los te wurmen, maar deze kerel is geen match voor hem. Voor niemand, denk ik. Mijn god wat is hij sterk! ‘Ik vraag het je nog één keer…’ Stefan zwaait met zijn wijsvinger voor Jens’ neus. Hij slikt en kijkt me aan met een angstige blik. Jens knikt. Ik krijg plotseling kippenvel en mijn hart begint te bonzen.
‘Ik hoor niets?’ zegt Stefan en hij draait zijn linkeroor naar Jens toe.
‘Ja, dat is ze,’ zegt hij en meteen slaat hij zijn ogen neer. Stefan laat hem los en Jens haalt opgelucht adem. Langzaam draait Stefan zich om. Ik word een beetje bang. Een beetje heel erg zelfs. 
‘Zo…’ zegt hij terwijl hij me strak aankijkt. Ik weet niet wat ik gedaan heb, maar als blikken konden doden lag ik nu tussen zes planken ergens onder de grond. Ik grijp het laken vast en probeer heel koeltjes over te komen, maar vanbinnen ben ik een en al paniek. Deze kerel staat me niet aan. ‘Dus jij bent het die alles op zijn kop heeft gezet?’ Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. Hij lijkt bijna te grommen.
‘Ik… Ik weet niet wat ik…’ 
‘Hou godverdomme je kop dicht!’ schreeuwt Stefan. Ik schrik van zijn zware, harde stem en ben abrupt stil. Dit gaat niet goed. Ik wil hier weg, maar ik kom nooit uit deze hut. Stefan is zó breed dat ik onmogelijk langs hem zou kunnen glippen. Moeizaam slik ik. Ik kruip een stukje verder op het bed, dat is het enige dat ik kan doen. 
‘Stefan, laat haar met rust!’ hoor ik Jens zeggen. Even kruisen onze blikken elkaar en ik zie onrust. Ook een beetje paniek. En het lijkt alsof ik een beetje spijt zie.
‘Hou je kop! Jij hebt geen recht van spreken!’ zegt hij als hij zich omdraait naar Jens. Stefan kijkt weer naar mij. Ik voel mijn hart in mijn keel bonzen en hoor het bloed in mijn oren suizen. Met een snelle beweging graait hij naar me en pakt me bij mijn enkel vast. Ik schrik en begin te gillen.
‘Kom hier, trut!’ Stefan trekt me naar zich toe en als ik voor hem op bed lig drukt hij een hand over mijn mond en de andere gebruikt hij om mijn armen vast te houden. Hij duwt ze hard in het matras. Ik wurm heen en weer, maar ik ben geen partij voor iemand van dit kaliber. Zijn ogen bekijken me van top tot teen. Daarna vangt hij mijn blik en kijkt hij me vuil aan.
‘Als je stil bent laat ik je los,’ zegt hij uiteindelijk. Ik knik. Langzaam haalt hij zijn hand van mijn mond weg en voel ik dat de druk op mijn polsen minder wordt. Stefan blijft me strak aankijken. Er rolt een traan over mijn wang, ik voel het. Ik durf niet te praten. Ik blijf Stefan angstig aankijken. Eindelijk. Hij zet een stap naar achteren. Ik kom langzaam overeind en veeg de traan van mijn gezicht en dan ineens is hij daar. Mijn redder.
Met een zwaai haalt hij uit en de vaas die ik herken uit onze hut komt op het hoofd van Stefan terecht. Hij zakt in elkaar terwijl hij naar zijn hoofd grijpt. Ik sprint naar de deur. Pepe staat met gebalde vuisten te kijken. Zijn ademhaling is snel. Heeft hij zojuist Stefan op zijn kop gemept? Pepe kijkt naar Stefan die half tegen het bed hangt te jammeren van de pijn. ‘Is alles goed met je?’ vraagt hij als hij zich tot mij richt. Ik knik. ‘Ik heb de beveiliging gebeld, die komt er zo aan.’ 
‘Dankjewel,’ zeg ik en ik sla mijn armen om hem heen.
‘Ik hoorde een hoop kabaal en ben even komen kijken. Toen ik zag wat er aan de hand was, ben ik die vaas gaan halen en…’  
‘Het… eh… het spijt me…’ zegt Jens zacht. Ik maak me uit onze omhelzing los en kijk hem aan.
‘Jens, wat was dit? Waar ging dit allemaal over?’ vraag ik. Jens wil net zijn mond open doen als er twee beveiligingsmedewerkers binnen komen rennen. Jens wijst naar Stefan. De mannen grijpen hem en nemen hem mee. Een derde man verschijnt in de deuropening.
‘Zo, kan iemand mij vertellen wat hier gebeurd is?’ vraagt hij op een rustige toon.
Jens vertelt de man dat Stefan kwaad binnen kwam stormen wegens een akkefietje dat eerder had plaatsgevonden. Hij vertelt ook dat Stefan, toen hij mij zag, helemaal door het lint ging, omdat ik met dat akkefietje te maken had en dat Pepe uiteindelijk met een vaas op Stefans kop mepte. Ik luister zwijgend naar het verhaal dat Jens vertelt en knik als de man mij vragend aankijkt. Ik wil eerst zelf uitzoeken wat hier aan de hand is.

Na een klein kwartiertje verlaat de man de kamer.
‘Ik wil nog even met Jens praten,’ zeg ik tegen Pepe en ik kijk Jens aan, die geschrokken opkijkt. Zo gemakkelijk komt hij niet van me af. Jens kijkt naar Pepe. ’Wil je me even een paar minuten geven? Als ik over vijf minuten niet in onze hut ben, mag je komen kijken, oké?’ Ik kijk Pepe vragend aan. Hij aarzelt. Uiteindelijk gaat hij akkoord. Ik knik dankbaar naar hem en wacht tot de deur in het slot valt. Dan richt ik me tot Jens.
‘Vertel…’ zeg ik langzaam. Jens loopt heen en weer en kijkt me een paar keer aan. Dan gaat hij naast me op de bedrand zitten.
‘Ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen…’ zegt hij zacht.
‘Gewoon, bij het begin.’
‘Je weet van Tims vriendin, toch?’ Jens kijkt me vragend aan en ik knik.
‘Ja, ze is zeven maanden geleden overleden. Auto-ongeluk.’
‘Ja…’ Jens friemelt wat met zijn vingers.
‘Ze werd aangereden, maar de bestuurder is doorgereden.’
‘Ja. Dat klopt….’ Jens laat een stilte vallen. 
‘Er waren geen getuigen, zei Tim’ 
‘Er waren wel getuigen….’ Mijn hart slaat een slag over en ik kijk hem verbaasd aan.
‘Hoe bedoel je?’
‘Degenen in die auto. Dat zijn toch getuigen?’ Hij kijkt me vragend aan en ik raak in de war van zijn vraag. 
‘Eh… ja… maar goed, die eikel, of misschien was het een trut, is doorgereden, dus…’ Waarom zegt Jens eigenlijk: dat zijn getuigen. Hoe weet hij nu of er meerdere personen in die auto zaten? Plotseling dringt het tot me door. Ik kijk Jens geschrokken aan. Hij ziet dat ik het doorheb.
‘Stefan en ik zaten in die auto. Ik was die avond behoorlijk dronken, we hadden een feestje gehad. Stefan had ook flink wat op, maar vond dat hij goed in staat was om te rijden. Ik vond het toen allemaal wel best, zo lang ik maar thuis kwam en in mijn eigen bed kon gaan liggen.’ Ik zit met open mond te luisteren naar alles wat Jens me vertelt.
‘Het was donker. Stefan zat zingend achter het stuur en lette niet op. Ik zag iemand de weg oversteken op een fiets, maar was te laat om Stefan te waarschuwen…’ Jens haalt trillerig adem. Zijn stem slaat over en hij probeert zich groot te houden.
‘Het was afgrijselijk… Ik hoorde een knal en voelde een hobbel. Stefan stopte en keek me geschrokken aan. We wisten niet wat we moesten doen. Wat we wel wisten, was dat we zeker de bak in zouden gaan als de politie erachter zou komen dat we dronken achter het stuur waren gestapt en iemand hadden aangereden.’ Er biggelt een traan over Jens’ wang. Ik sla mijn hand voor mijn mond.
‘We… We reden naar Stefan’s huis. Daar heeft hij zijn auto grondig schoongemaakt. Hij is monteur, weet je, dus hij heeft er ook de middelen voor. Hij verzekerde me dat als iemand ooit zou hebben gezien wat er gebeurd was, er geen enkel spoor meer op de auto zou zijn te vinden. Ik geloofde hem. Wat kon ik anders? Die nacht kon ik niet slapen. Ik wist niet wat ik met mezelf aanmoest.’ Jens laat zijn hoofd in zijn handen zakken en zucht. ‘Toen ik de ochtend daarna een telefoontje kreeg van Tim…’ Jens slikt. ‘Ik… Ik… Ik…’ Jens barst in snikken uit. Ik leg een arm op zijn schouder. ‘Ik wist niet dat…’ Een diepe snik komt vanuit zijn tenen omhoog. ‘Ik wist niet dat het de vriendin van Tim was die we…’ Hij maakt zijn zin niet af. Ik laat hem uithuilen. Dit is heftig. Dit is echt heel heftig. Ik krijg kippenvel en voel mijn ogen vochtig worden. Ik weet niet wat ik erger vind. Het feit dat Jens dit allemaal heeft meegemaakt, of het feit dat hij hierover gezwegen heeft.
‘Toen ik Tim met jou samen zag, was hij voor het eerst in die tijd weer een beetje zichzelf, leek het. Hij was weer vrolijk, ondanks zijn gipsbeen.’
‘Ja, mijn schuld,’ zeg ik en ik steek mijn hand op.
‘Hij leek je echt te mogen.’ Jens knikt naar me. Ik weet niet zo goed wat ik moet denken. Hoe bedoelt hij dat? Vond Tim me leuk gewoon als een vriendin of als meer dan dat?
‘Ik zei tegen Stefan dat Tim zo gelukkig leek en vertelde over jou.’
‘Wat zei hij toen?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘Niets.’ Jens haalt zijn schouders op. ‘Hij zei alleen dat ik mijn mond moest houden over ons geheim. Dat is dus niet gelukt. Ik kon het gewoon niet langer voor me houden en heb Tim vandaag verteld over die bewuste avond. Hij heeft in stilte het hele verhaal aangehoord, heeft geen woord gezegd, pakte zijn spullen en is weggelopen. Dat was de laatste keer dat ik hem zag voordat jij hem stomdronken in de hal vond.’ Ik moet dit even verwerken. Wat een puinhoop is dit.
‘Ik eh… ik moet gaan… Pepe wacht en…’ Ik wijs naar onze hut. Jens knikt. Ik maak me zo snel mogelijk uit de voeten en loop naar onze hut. Tranen rollen over mijn wangen. Als ik de deur achter me sluit slaak ik een diepe zucht.

Volgende –>