Mijn koffertje rolt achter me aan als ik zoekend de aankomsthal binnen kom lopen. Wie komt mij ophalen? Wie is verdorie die Musk Burnsville’s kindje? Ik heb er zo ongeveer de hele vlucht over nagedacht, maar ik kan maar geen andere vertaling vinden van die woorden. De rest van het bericht heb ik redelijk snel ontcijferd, maar dit is onmogelijk.
Zoekend kijk ik naar de mensen die staan te wachten bij de aankomsthal. Veel mensen zijn het niet. Er staat een ouder echtpaar. De twee dames die naast me zaten lopen naar hen toe. Oké, geen Musk Burnsville’s kindje dus. Naast het oudere echtpaar staat een vrouw van pak hem beet vijfenveertig jaar. Zou zij me komen halen? Even hebben we oogcontact. Ja, ik denk dat zij het is. Ik wil net koers in haar richting zetten als ze vrolijk begint te zwaaien. Beetje overdreven verwelkoming, maar goed… Misschien zijn Italianen wel heel vriendelijk. Nog voordat ik de volgende pas in haar richting kan zetten, wordt ik half omver gelopen door iemand die met een grote vaart naar de vrouw rent. Ze springen in elkaars armen. Goed, zij was het dus niet. Noor typte ook hij, dus ze kon het niet zijn, maar wie is het dan? Ik ga het rijtje verder af. Nee, die niet. Die ook niet… Hoe kan dat nu? Ik zie verder niemand. Iedereen heeft al iemand verwelkomd. Verdwaasd staar ik voor me uit. En nu? Een taxi? Ik weet niet eens hoe de straat heet waar ik heen moet. Ik pak mijn mobiel en zet de vliegtuigmodus weer uit. Meteen krijg ik weer een berichtje binnen.
Sooru tijds idee later. Wacht bji de Sstrajbucks aub. X
Goed, wie het ook moge zijn die mij komt halen, hij is in elk geval later en ik moet wachten bij Starbucks, althans, dat maak ik ervan. Langzaam loop ik de aankomsthal uit, met mijn koffertje achter me aan en ga op zoek naar een Starbucks. Gelukkig duurt het niet lang voordat ik die gevonden heb en tja, als ik toch moet wachten, dan kan ik net zo goed een cappuccino nemen.
Het is inmiddels al een half uur geleden sinds ik mijn cappuccino op heb en nog steeds is er niemand die me komt halen. Ik besluit Noor te bellen. Geen gehoor. Verdorie. Een berichtje dan maar.
Hey! Ik weet nog steeds niet wie me komt halen, maar er is niemand. Zit al meer dan een half uur te wachten. Laat aub iets horen. X Kat.
Het bericht is verzonden, maar er komt geen tweede vinkje bij te staan en dat betekend dus dat Noor het niet ontvangen heeft. Ik blijf kijken totdat het tweede vinkje in beeld komt, maar het komt niet. Verdorie nog en toe! Gefrustreerd stop ik mijn telefoon weg. En nu dan? Als ik rond ga lopen mis ik dadelijk degene die me komt halen, maar om hier nu maar wat te gaan zitten wachten is ook niet echt leuk. Ik slaak een diepe zucht en besluit nog maar een cappuccino te bestellen. Wat kan mij het ook schelen. Het is vakantie!
Drie kwartier later zit ik nog steeds op mijn stoel. Ik begin een beetje gefrustreerd te raken. Wat nu als er helemaal niemand komt? Waarom kan Noor me niet zelf komen halen? En ik heb verdorie ook een behoorlijke honger. Ik zit al een tijdje naar de broodjeszaak aan de andere kant van de hal te kijken, maar durf niet van mijn stoel af te komen. Ik heb geen zin om hier nog veel langer te blijven zitten. In het ergste geval moet ik een taxi nemen, maar dan moet ik eerst contact krijgen met Noor, want ik heb – stom ook – haar adres helemaal niet.
‘Katja?’ Een rauwe mannenstem met een Italiaans accent spreekt mijn naam uit en zorgt ervoor dat ik een rare bubbel in mijn lijf voel zweven. Ik kijk verbaasd op. Er staat een Italiaan van ongeveer dezelfde leeftijd als ik naast me en hij kijkt me vragend aan. Vervolgens kijkt hij naar zijn telefoon en weer naar mij. ‘Katja?’ herhaalt hij, aangezien ik nog geen antwoord heb gegeven. Ik moet iets zeggen, maar het lukt niet. In plaats daarvan knik ik.
‘Ah het spijt me zo,’ zegt hij en hij steekt zijn hand uit. ‘Ik ben nogal laat…’ Nee joh! Dat valt wel mee, ik zat hier pas anderhalf uur te wachten! ‘Ik ben Gino,’ zegt hij. Ik pak zijn hand vast – hij knijpt er stevig in, maar net niet té stevig – en kijk in zijn donkere ogen.
‘O, geef niet,’ lieg ik. Ik heb geen zin om boos te worden op Noors vrienden, of wie hij ook moge zijn. ‘Ik ben dus Katja.’
‘Katja, je zult wel honger hebben, of heb je al gegeten?’ Gino kijkt me vragend aan.
‘Nee,’ antwoord ik kort.
‘Dat komt goed uit, ik weet een heerlijk restaurant, niet ver van hier. Noor zou geloof ik met je gaan eten, is het niet?’ Ik knik. Sinds wanneer ben ik zo stil? Ik ben best wel een spraakzaam iemand, maar het lijkt wel alsof ik even helemaal opnieuw moet opstarten en moet leren hoe je een gesprek aangaat. Waarom eigenlijk? Ik bedoel, als hier nu een of ander mega knappe kerel stond waar ik meteen tot over mijn over verliefd op was dan snapte ik dat wel, maar hij ziet er wat dat betreft vrij gewoontjes uit. Niet lelijk, maar ook niet per se knap.
Gino heeft het koffer van me overgenomen en loopt naar buiten. Ik loop achter hem aan en neem hem in me op. Zijn zwarte haar zit naar achteren gekamd met gel, maar niet heel strak. Een beetje rommelig. Hij is ongeveer een halve kop groter dan ik en heeft, voor zover ik het kan zien, een redelijk gespierd lijf, maar niet overdreven. Hij is gewoon goed gebouwd. Hij ziet er uit als een doodnormale jongeman. Iemand die je zo op straat tegen zou komen.
Als ik buiten kom lijkt het alsof ik ineens in een warme föhn ben beland. Het voelt warm aan buiten, ondanks dat het al richting de avond loopt. Binnen was natuurlijk airco en daar merkte ik er helemaal niets van. Ik besluit mijn vestje uit te doen en hang het over mijn arm.
‘Waarom kon Noor eigenlijk niet komen?’ vraag ik uiteindelijk.
‘Er is een ongeluk gebeurd bij de B&B.’
Ik zet een paar snelle passen om bij hem te komen. ‘Wát? Is Noor oké? En Giulia?’
‘Geen zorgen. Iedereen is oké. Er is alleen materiële schade.’
‘O, gelukkig,’ zeg ik opgelucht. Ik zag Noor al in het ziekenhuis liggen met haar been in het gips of zo.
Gino loopt naar een witte Volkswagen Golf en legt mijn koffer achter op de bank. Vervolgens maakt hij de deur aan de passagierskant open en gebaart dat ik in mag stappen. Wat galant. Ik knik vriendelijk en stap in. Gino maakt de deur netjes dicht, in plaats van hem dicht te smijten. Mijn vestje leg ik achter me op de bank.
‘Zo, daar gaan we,’ zegt Gino en hij maakt zijn gordel vast. O ja, dat zal ik ook maar doen.
‘Is het ver rijden naar het restaurant?’ Precies op het moment dat ik het vraag begint mijn maag enorm te knorren.
Gino schiet in de lach.’ Ik zal gas geven, want volgens mij kun je wel wat vulling in je maag gebruiken,’ zegt hij en hij knipoogt.
Niet veel later rijden we een parkeerplaats op. Ik kijk om me heen. We bevinden ons op een bedrijvenpark. Plotseling krijg ik een vreemd gevoel. Is dit wel de man die me kwam ophalen? Wat nu als ik bij een compleet vreemdeling in de auto gestapt ben en hij gaat me dadelijk opsluiten in de kelder van een van deze gebouwen of zo. Het is inmiddels al donker aan het worden, dus de setting is er wel naar. O wat ben ik toch ook stom! Ik begin een beetje in paniek te raken.
‘Wat kijk je bescheten?’ Merkt Gino op en ik voel me betrapt.
‘Eh, ik…’
‘Ja, ik weet het. Het ziet er aan de buitenkant niet heel speciaal uit, maar wacht maar tot je binnen bent!’ Gino krijgt pretlichtjes in zijn donkere ogen.
‘Binnen? Is dit een restaurant?’ Gino stapt uit en ik volg zijn voorbeeld. Hij heeft me nog niet vastgegrepen of gedrogeerd, dus het zal wel goed zijn… Toch?
‘Dames gaan voor,’ zegt Gino en hij gebaart dat ik voor mag gaan als hij de deur openmaakt. Twee seconden later sta ik met open mond om me heen te kijken. Wát? Dit ziet er inderdaad anders uit dan de buitenkant.
‘Noor wilde eindelijk bij een ander restaurant gaan eten, geloof ik, maar toen ik je daar zo zag zitten bij Starbucks dacht ik dat dit een betere keuze zou zijn.’ Gino knikt naar de tafeltjes voor ons. ‘Je zag eruit alsof je een oppepper kon gebruiken, als ik zo vrij mag zijn.’ Gino kijkt me vragend aan.
‘Ja… misschien een beetje…’ zeg ik langzaam. ‘Dit is wel erg gaaf!’ zeg ik snel om van onderwerp te veranderen. Ik kijk mijn ogen uit. ‘Dit heb ik nog nooit gezien!’
‘Daar ging ik ook voor,’ zegt Gino geamuseerd. Er komt een kleine vrouw naar ons toe die ons vriendelijk begroet. Gino zegt iets in het Italiaans en de vrouw wijst ons een tafeltje, dat zich in een Cadillac bevind. Ja ín een auto! Om ons heen staan nog een stuk of vier van deze prachtige auto’s met tafeltjes erin.
‘Dit is echt gaaf!’ zeg ik en ik bekijk de ruimte goed. Er hangen gitaren, LP’s, posters en weet ik veel wat nog meer allemaal aan de wanden. Het plafond is bedekt met cd’s en glinstert door alle kleine lampjes die overal staan. Sfeer. Dat heeft dit restaurant in elk geval zeker.
‘Vet hè?’ Gino kijkt me lachend aan. ‘Ik ben er al heel lang niet meer geweest, maar vroeger kwam ik hier minstens een keer per maand.’
‘Echt geweldig!’ beaam ik nogmaals.
Gino pakt de menukaart en reikt hem aan.
‘Dank je.’ Ik pak de menukaart aan en sla hem open. Hm, zo te zien is dit niet een heel toeristisch restaurant, want er staat niets in het Engels vermeld. ’Je zult me even moeten helpen ben ik bang,’ zeg ik en ik knik naar de menukaart.
‘Ja, ze doen er hier alles aan om de toeristen zoveel mogelijk buiten de deur te houden.’
‘Waarom?’ Ik kijk Gino vragend aan. Hij haalt zijn schouders op.
‘Ik denk omdat er de laatste jaren steeds meer toeristen komen en ze dit niet willen laten overspoelen met al die mensen. Alleen de locals weten van dit restaurant, verder denk ik dat weinig mensen weten dat deze tent bestaat.’
‘Toch is het jammer. Juist omdat het er zo geweldig uitziet!’
‘Tja, weet je, Italianen zijn soms heel koppig,’ Gino knipoogt naar me.
Ik richt me weer op de menukaart, maar heb geen idee wat er allemaal staat. Plotseling trekt Gino de kaart uit mijn handen. Ik kijk verbaasd op.
‘Vertrouw je me?’ vraagt hij. Ik kijk hem aan en knik. Ik denk dat ik hem wel vertrouw, ja. Noor heeft hem gestuurd, dus hij zal wel een goede gozer zijn. Bovendien begin ik me steeds meer op mijn gemak te voelen bij hem. Oké, ik had heel even dat paniekmomentje net toen we de parkeerplaats opreden, maar verder voelt het wel goed. Hij is prettig gezelschap. ‘Dan bestel ik iets voor je.’ Gino neemt me in zich op en wenkt dan de serveerster. Hij bestelt iets in het Italiaans en richt zich dat tot mij. ‘Ik denk dat ik wel goed heb ingeschat wat jij lekker vindt,’ zegt hij overtuigend. ‘Ik ben best goed met eerste indrukken,’ zegt Gino en hij lacht. Deze lach doet me iets en waarom weet ik eigenlijk niet. Deze lach zorgt ervoor dat er een minuscuul bubbeltje in mijn lichaam omhoog bubbelde. Ik merk het op, maar stop het gevoel direct en bijna onbewust weer weg.
‘Dus, jij komt Noor helpen,’ zegt Gino en hij slaat zijn armen over elkaar terwijl hij me aankijkt.
‘Ja, ik ben zo benieuwd naar de B&B!’ zeg ik opgewonden. ‘En ik ben blij dat ik Noor weer zie, want dat is al veel te lang geleden!’
‘Hoe lang heb je haar niet meer gezien?’
‘Eh, een half jaar of zo.’
Gino leunt voorover op zijn ellebogen en kijkt me aan terwijl hij zijn hoofd scheef houdt. ‘Dat is best een hele tijd.’
‘Ja,’ zeg ik en ik knik. Dat is inderdaad een hele tijd als je bedenkt dat we elkaar eerst gemiddeld drie a vier keer per week zagen. Ik heb dan ook wel moeten wennen toen ze naar Italië vertrok, al gunde ik haar het van harte, maar leuk was anders. Ik viel in een soort gat. Noor was een van mijn weinige vriendinnen en ik miste haar enorm in het begin. We belde en appte wel, maar toch, het was anders. Inmiddels ben ik er wel een beetje aan gewend, maar ik zal niet ontkennen dat ik echt dolblij ben als ik haar straks weer zie.
‘Hoe ken jij Noor?’ vraag ik.
‘Ze is mijn buurvrouw,’ zegt Gino en knikt naast zich, alsof Noor naast hem staat.
‘Aha.’ Even is mijn gespreksstof op, maar gelukkig komt de serveerster ons eten al brengen. Dat is trouwens supersnel. Als ik zie wat er op mijn bord ligt schiet ik in de lach.
‘Tja,’ Gino haalt zijn schouders op. ‘Als je dan toch in Italië bent, kun je het beste maar beginnen met een echte Italiaanse Pizza!’
‘Inderdaad’ zeg ik lachend. Ik wil net een stukje van mijn pizza pakken, maar Gino houdt me tegen.
‘Nee, wacht! Niet zo!’ Hij maakt een stopteken met zijn hand.
‘Wat is er?’ Verbaasd kijk ik hem aan.
‘Zo eet je geen pizza! Niet echt tenminste.’ Gino pakt zijn pizza en ik kijk wat hij doet. ‘Zó doe je dat!’ Gino heeft zijn pizzapunt dubbel gevouwen en neemt een grote hap. Moet je pizza dubbelvouwen? Nou ja, hij is de Italiaan… Het zal wel. Ik doe Gino na en vouw mijn pizzapunt dubbel en neem een hap. Oh, dit is heelijk! Deze smaken duizend keer lekkerder dan die pizza’s uit de supermarkt. En als je hem zo dubbelvouwt is het nog gemakkelijker eten ook. Goede tip! Die neem ik mee naar Nederland.
‘Lekker hoor,’ zeg ik en ik knik naar de pizza.
‘Ik wist wel dat je hem lekker zou vinden,’ zegt Gino en hij lacht naar me. Hé, daar is weer zo’n klein bubbeltje.
We eten onze pizza op en gaan daarna weer op pad. Op naar Noor. Ik kan haast niet wachten!