Ik word wakker met barstende koppijn. Met heel veel moeite lukt het me mijn ogen ver genoeg te openen om te zien hoe laat het is. Fronsend kijk ik naar de tijd 02:37 geeft mijn wekkerradio aan. Met een zucht sluit ik mijn ogen weer en langzaam begint de film die zich sinds vanmiddag afgespeeld heeft in mijn hoofd zich weer te herhalen.
Toen Gino belde heb ik wel twee uur met hem gepraat. Eerst heb ik huilend mijn verhaal gedaan. Hij luisterde. Hij gaf geen commentaar of niets, hij luisterde alleen maar en dat had ik nodig. Ik voelde me gelijk al een stuk beter toen ik alles eruit gegooid had. Daarna hebben we gepraat en zelfs nog gelachen. Het voelde weer net zoals in Italië en ik wenste dat ik bij Gino was, in zijn armen. Nadat we twee uur met elkaar gekletst hadden moest hij ophangen, want Lidia en de kinderen zouden zo thuiskomen. We namen afscheid, maar wilde allebei niet ophangen. Uiteindelijk was ik de eerste die de verbinding verbrak. Na het telefoongesprek ben ik naar boven gelopen en en in bed gaan liggen en sindsdien word ik af en toe huilend wakker om vervolgens weer in slaap te vallen.
Ik kijk nogmaals naar de wekkerradio. 02:39 uur. Er zijn pas twee minuten om. Ik ben niet echt meer moe. Misschien had ik niet ’s middags al naar bed moeten gaan? Met een hoop gekreun kom ik overeind en laat mijn benen over de bedrand bungelen. Ik moet echt een paracetamol pakken, want ik heb het idee dat mijn hoofd op springen staat. Wankelend kom ik uit bed en loop naar de badkamer. Ik vang een blik van mezelf op in de spiegel en schrik ervan. Mijn huid is bleek en mijn ogen rood en gezwollen. Ik druk twee paracetamol uit de verpakking en los ze op in een half bekertje water. Dat sla ik in één keer achterover. Kokhalzend hang ik boven de wasbak. Snel drink ik nog een glas water om de smerige smaakt van die dingen weg te spoelen. Ze kunnen tegenwoordig zo veel… Ze kunnen naar de maan, ze maken elektrische auto’s, maar een paracetamol maken waarvan je niet over je nek gaat is schijnbaar heel erg moeilijk.
Langzaam slenter ik weer terug naar mijn bed en ga op de rand zitten. Ik staar voor me uit en vraag me af waar ik in godsnaam allemaal mee bezig ben. Ik heb het verkloot. Ik heb mijn relatie naar de knoppen geholpen voor een man met wie ik niet eens samen kan zijn. Waarschijnlijk was het niet eens zo heel serieus en was het niets meer dan een vakantieliefde, al zeggen we nu nog allebei dat dat niet zo is.
Ik pak mijn telefoon en scroll door de foto’s waar Gino en ik op staan. Als je ons niet zou kennen zou je denken dat we een verliefd stel waren. Misschien zijn we ook wel verliefd. Ben ik verliefd? Ik weet het nog steeds niet. Soms denk ik van wel, andere momenten denk ik weer van niet. Ik weet eerlijk gezegd niet meer hoe het voelt om verliefd te zijn. Ik weet dat ik ooit wel verliefd was op Tristan, maar dat is al zo lang geleden. Een relatie wordt met de tijd toch anders. Het nieuwe, spannende en leuke is er na een poos wel vanaf. Ik weet dus niet echt meer hoe het voelt om verliefd te zijn. Ik weet alleen dat ik me geweldig voel als ik bij Gino ben.
Ik weet ook dat ik Tristan behoorlijk gekwetst heb met mijn acties. Het is absoluut niet netjes wat ik hem geflikt heb. Nooit, maar dan ook werkelijk nooit had ik gedacht dat ik ooit vreemd zou gaan. Ik weet tenslotte hoeveel pijn je er iemand mee kunt doen en dat is het laatste dat ik Tristan wil laten voelen. Ik wíl hem niet kwetsen, maar heb ik dat wel gedaan en daar heb ik verdriet om. Ik haat mezelf.
Met vochtige ogen kijk ik naar de foto op mijn nachtkastje. Tristan en ik staan er zo gelukkig op. We waren die dag op Pinkpop met een paar vrienden en zij maakte deze foto. Het is en blijft een van de mooiste foto’s van ons samen. Iedereen vond ons altijd zo’n perfect stel samen.
Goh, wat zullen mensen wel niet van me denken? Nu pas komt deze vraag in me op. Ik schaam me nu al voor wat anderen over mij zullen zeggen. Wat zullen mijn ouders zeggen? Ze zijn zo dol op Tristan. En de ouders van Tristan? Ze zullen me vast haten voor wat ik hun zoon aandoe.
O, was Noor nu maar hier. Ik heb zo’n behoefte om met haar te praten. Het is alleen zo lastig via de telefoon… Ik wil haar haar kunnen zien en dan kan ze een arm om me heenslaan als ik me rot voel. Via de telefoon is het zo onpersoonlijk.
Plotseling komt er een idee in mijn op, maar ik duw het net zo snel weer weg. Nee, ik ga niet terug naar Italië.
Met een zucht laat ik me op het bed vallen en ik probeer toch nog wat te slapen.
Als ik weer wakker word is het inmiddels ochtend.
Na een lange en uitgebreide douchebeurt voel ik me al een stuk beter. De hoofdpijn is zo goed als weg en ik voel me een stuk beter dan vannacht.
Nadat ik mijn ontbijt heb gegeten weet ik even niet wat ik moet doen. Ik kijk de kamer rond. Het is ons huis, maar ik voel me er op het moment niet echt thuis. Ik voel me vooral eenzaam.
In een poging om alles uit te leggen besluit ik Tristan op te bellen, maar hij neemt niet op. Ik krijg direct de voicemail.
‘Hey, met mij. Het spijt me van alles. Wil je me alsjeblieft terugbellen? We moeten praten.’
Ik hang op en kijk naar mijn telefoon. Ik bel Gino.
‘Katja!’ Gino neemt vrolijk op. ‘Hoe is het met je?’ vraagt hij geïnteresseerd.
‘Kan beter…’ antwoord ik in alle eerlijkheid.
‘Ik zou je zo graag helpen, maar ja…’
‘Ik ben bang dat niemand mij kan helpen. Ik zal hier zelf uit moeten komen…’
‘Heb je nog met hem gepraat?’
‘Nee, ik heb hem gebeld, maar hij neemt niet op. Hij springt meteen op voicemail.’ Ik zucht. ‘Ik heb er een puinhoop van gemaakt, Gino.’
‘Weet je zelf wel al wat je wilt eigenlijk?’ Die vraag overvalt me een beetje. Ik ben alleen maar bezig geweest met me slecht voelen, maar ik heb nog niet echt kunnen nadenken over mijn gevoelens. Aan de andere kant… Heel goed zijn die gevoelens nu niet. Ik ben boos op mezelf voor wat ik Tristan aandoe. Ik ben ook boos op Tristan omdat hij me niet de kans geeft om het uit te leggen. Bovendien ben ik erg verward over mijn gevoelens voor Gino en probeer ik te ontdekken of deze echt oprecht zijn of dat het een bevlieging was, een afleiding voor de sleur waar ik in beland was met Tristan.
‘Nee…’ zeg ik zacht. ‘Ik ben in de war. Ik weet niet waar ik moet beginnen met erachter te komen wat ik in godsnaam wil.’
‘Als je maar weet dat mijn deur altijd openstaat,’ Gino klinkt oprecht en serieus. Ik snuif lachend. ‘Wat is er?’ vraagt hij als hij het hoort.
‘O, nee niets…’ Ik probeer over een ander onderwerp te beginnen, maar Gino laat me niet uitpraten.
‘Nee, nee, vertel. Wat is er? Waarom moest je lachen?’ Gino houdt vol.
‘Het is stom…’
‘Niets is stom. Kom, vertel…’
‘Goed dan…’ Ik rol met mijn ogen en besluit de waarheid te vertellen. ‘Ik had vannacht ineens een rare gedachte…’
‘Oké, en dat was?’ Gino wacht rustig af.
Ik schud met mijn hoofd. ‘Niks, laat maar. Het was maar een gedachte.’
‘Kom op, Kat, je weet dat je me alles kunt vertellen.’
Ik zucht diep. ‘Ik wilde terug naar Italië.’
Heel even is het stil. Dan roept Gino iets in het Italiaans en zegt lachend dat hij dat een geweldig idee vindt. Ik had niet anders verwacht.
‘Ik kom je met alle liefde ophalen op het vliegveld en beloof plechtig dat ik je niet zo lang laat wachten als de vorige keer.’
Ik schiet in de lach. ‘Ja, dat zal best, maar het was maar een idee. Ik kan niet terug naar Italië.’
‘Waarom niet?’
‘Eh… mijn leven is hier. Ik kan niet zomaar weer naar Italië verdwijnen. Bovendien heb ik een baan.’
‘Hier is ook werk te vinden.’
‘Kijk, ik wist dat het gesprek hierheen ging en daarom wilde ik niets zeggen,’ zeg ik en ik zucht.
‘Sorry…’ zegt Gino en ik kan precies voor me zien hoe hij nu kijkt. ‘Het is ook niet fair natuurlijk, maar ik wil je gewoon zo graag bij me hebben. Maar ik weet dat je eerst dingen moet oplossen. Ik weet het. Misschien helpt het als we elkaar even een tijdje niet meer spreken?’
Ik ben verrast dat Gino dit voorstelt, aangezien hij mij dolgraag weer wil zien.
‘Meen je dat?’ vraag ik voorzichtig.
‘Ja…’ Gino is even stil. ‘Ik denk het. Ik denk dat we anders elke minuut van de dag aan het bellen of appen zijn omdat we elkaar missen en dat geeft jou niet de kans om goed na te denken.’
Ik ben werkelijk verbaasd over deze uitermate volwassen reactie van Gino.
‘Eh, ja… Inderdaad…’ Ik haal mijn hand door mijn haar. ‘Misschien is dat wel beter.’ En toen was het stil. Dit voelt zo ongemakkelijk. ‘Dus dit is dan… de laatste keer dat ik je spreek voorlopig?’ Mijn stem is zacht en ik voel rare dingen in mijn lichaam.
‘Ik denk het…’ Ook Gino klinkt ineens een heel stuk minder vrolijk.
‘Oké dan… Ik eh…’ Ik denk na over wat ik wil zeggen, maar weet het eigenlijk niet. Ik was niet echt bedacht op dit onverwachte afscheid. ‘Ik vond het in elk geval erg fijn dat je op mijn pad gekomen bent, ondanks dat het mijn leven in de war schopt. Ik eh, ja… Ik zal over een tijdje dan nog wel iets van me laten horen dan?’ Ik klink onzeker en ben nogal verward.
‘Ja… Is goed. Ik ben ook erg blij dat je mijn leven bent binnengelopen, Katja. Echt waar, maar ik denk dat dit op dit moment de beste oplossing is. Zullen we anders afspreken dat we elkaar over een maand pas weer spreken?’
‘Is goed.’ Ik knik. Het klinkt op zich best als een slim plan. Het geeft me tijd om me even helemaal op mezelf en Tristan te focussen.
‘Goed dan, Katja…’ Gino laat een korte pauze vallen. ‘Dan spreek ik je over een maand weer.’
‘Ja…’ zeg ik en dat gekke gevoel wordt steeds gekker. ‘Tot over een maand dan…’
‘Tot over een maand.’
‘Doei!’ Ik lach er maar bij, want ik weet niet zo goed wat ik anders moet.
‘Doei.’ Gino is de eerste die de verbinding verbreekt. Enigszins verbaasd kijk ik naar mijn telefoon. Was dit het laatste wat ik van Gino gehoord heb voor de komende maand? Er ontstaat een frons op mijn voorhoofd. Het gekke gevoel in mijn lijf begint een plek te krijgen. Het nestelt zich in mijn maag en in mijn hart. Mijn hart. Het voelt gebroken. Waarom voelt het gebroken? Dit is toch maar tijdelijk? Een maand even niet praten en berichtjes sturen is toch geen reden om me zo te voelen? Toch voel ik me wel zo. Ik voel me moe, zwaar, ellendig en gefrustreerd en dat zorgt ervoor dat ik niet veel later huilend naar een foto van Gino en mij kijk. Het was zo gek om afscheid te nemen net. Alsof we elkaar nooit meer zouden zien of spreken. Het deed nog meer pijn dan toen ik op het vliegtuig stapte. Ik dacht dat dat heftig was, maar dit is veel erger! Dit is vele malen erger. Het voelt een beetje alsof hij me gedumpt heeft, denk ik. Niet dat hij dat gedaan heeft, maar het feit dat hij voorstelde dat hij even niets meer met me te doen wil hebben zorg ervoor dat mijn brein blijkbaar denkt dat ik aan de kant gezet word.