Ik denk dat het gehobbel me wakker gemaakt heeft. Zit ik in een auto? Nee wacht, ik lig. Langzaam open ik mijn ogen, maar ik zie niets. Mijn wimpers raken iets. Als ik besef dat ik geblinddoekt ben, raak ik in paniek. Ik wil schreeuwen, maar er komt een vaag gedempt geluid uit mijn mond. Er zit iets in mijn mond. Is dat stof? De paniek neemt toe. Als ik rechtop wil gaan zitten, kom ik tot de conclusie dat het niet kan en het duurt ook nu niet lang voordat ik besef dat ik vastgebonden ben. Ik probeer wat heen en weer te wringen in de hoop mezelf te kunnen bevrijden, maar het gaat niet. Hopeloos stop ik mijn poging en voel de tranen opkomen. Wat is er gebeurd? Waar ben ik? Ik heb enorme hoofdpijn en nadenken lukt niet echt. Ik lig een hele poos heen in weer te schudden. Het lijkt wel of we over een zandweg met heel veel bochten rijden. Soms is de bocht zo scherp dat ik meeschuif. Plotseling herinner ik me iets. Precies op dat moment trapt iemand hard op de rem en knal ik met mijn hoofd tegen de wand aan. Kreunend van de pijn lig ik op de grond te kronkelen.
Ik hoor een deur dichtslaan en houdt mijn adem in. Er loopt iemand fluitend langs het busje. Mijn hart zit in mijn keel, mijn borstkast beweegt hevig op en neer. Er zwaait een deur open. Ik voel de koude, kille lucht binnenstromen en draai mijn hoofd richting de deur. Niet dat ik iets zie, maar het gaat automatisch.
‘Ah, je bent wakker. Mooi!’ Die stem! Hij is het. Ik weet het zeker. Ik zou zijn stem uit duizenden herkennen. ‘Lekker geslapen?’
Ik begin te snikken en heb moeite met ademhalen. Het is Nico. Waarom doet hij dit? Wat is er aan de hand? Wat is hij van plan?
‘Help! Help! Iemand, help mij!’ probeer ik te schreeuwen, maar er komt alleen wat zielig gekreun uit mijn mond. Nico lacht hardop en ik voel dat hij me bij mijn enkel grijpt. Hij trekt me hardhandig naar zich toe.
Een warme hand knijpt in mijn wang en het stuk stof in mijn mond verschuift een beetje. Ik proef de smerige smaak ervan. Ik moet hoesten, maar het gaat niet, het stuk stof zit in de weg. Ik begin heel snel door mijn neus te ademen. Nico knijpt nog wat harder. Het doet pijn. Ineens laat hij me los. Snel draai ik mijn hoofd weg. Weer begint hij te lachen. Ik kan alleen maar huilen. Plotseling wordt de blinddoek voor mijn ogen weggetrokken. Ik knipper een paar keer en zie een zwarte schim voor me. Het is schemerig is buiten. Nico komt boven me hangen en nu pas zie ik zijn gezicht. Zijn ogen lijken zwart, zo donker. Van die aardige, charmante man die ik leerde kennen is niets meer over. Hij lijkt compleet te zijn getransformeerd. Vanuit het niets geeft hij me een klap in mijn gezicht. De tranen rollen over mijn wangen, maar ik maak bijna geen geluid. Er flitsen beelden door mijn hoofd van het feest in de kroeg. Hij had naar me gekeken. Daarna was ik per ongeluk tegen hem aan gebotst. Of was dat zijn plan? Waarom wilde hij zo graag met me meelopen? Was hij in de kroeg al van plan om me te ontvoeren?
Nico pakt mijn gezicht tussen zijn handen en zijn donkere ogen bekijken me aandachtig. Iets in deze ogen zegt me dat ik heel erg diep in de problemen ben beland, maar ik heb geen idee waarom. Ik wil weg kijken, maar hij houdt mijn gezicht vast.
‘Kijk me aan!’ schreeuwt hij. Ik schrik van zijn harde, zware stem. ‘Kijk me aan, zei ik!’ Er volgt een tweede klap in mijn gezicht. De tranen blijven stromen, ik kan er niets aan doen. Verward kijk ik hem aan. Mijn ademhaling wordt snel en schokkerig. Lucht… Ik krijg haast geen lucht meer! Nico grijpt me met één hand vast en perst mijn wangen tegen mijn kiezen. ‘Oké, luister goed, Lara. Ik ga dadelijk die prop uit je mond halen, maar als je ook maar één kick geeft krijg je nog een knal, begrepen?’ Hij knijpt mijn wangen haast fijn. ‘Begrepen?’ Ik knik zo goed en zo kwaad als het kan.
‘Braaf meissie.’ Hij laat mijn wangen los en haalt de vieze prop uit mijn mond. Ik voel dat de afdruk van mijn tanden aan de binnenkant van mijn wangen staat gedrukt. Ik hoest, proest en kuch en stik er haast in. Ademen Lara, ademen. Adem in, adem uit, adem in, adem uit. Ik probeer mijn ademhalingsoefening te doen. Vier tellen in, vier tellen vasthouden, zes tellen uitblazen, maar ik ben te gespannen om rustig te kunnen ademhalen. Uit het niets voel ik een koude klets water mijn gezicht raken. Ik schrik, haal eenmaal diep adem en kijk Nico angstig aan. In zijn rechterhand heeft hij een bekertje vast.
‘Waarom…’ Ik krijg weer een klap in mijn gezicht. Met mijn tong glijd ik langs mijn onderlip. Bloed. Weer krijg ik een flashback van de kroeg. Hij leek zo aardig.
‘Stomme trut! Je praat als ik zeg dat je mag praten en anders houd je je kop dicht, heb je dat begrepen?’ Angstig kijk ik naar hem en knik schokkerig.
‘Mooi. Dan zijn we het daar tenminste over eens.’ Nico wrijft over zijn kin en kijkt me strak aan. Hij ziet er anders uit dan toen ik hem ontmoette. Zijn haar is korter en hij is zijn charmante flair kwijt. Het enige dat ik nu voel als ik hem zie is angst.
‘Is er iets?’ vraagt hij als hij mijn blik vangt. Ik geef geen antwoord. Ik beweeg niet. Ik doe niks. ‘Ik vroeg of er iets was?’ zegt hij met een zware stem. Ik voel mijn hart overslaan. ‘Als ik je iets vraag, geef je verdomme antwoord!’ Ik zie zijn hand weer de lucht in zwaaien.
‘Nee!’ zeg ik snel, in de hoop hem op andere gedachten te kunnen brengen. ‘Ik…’ Schichtig kijk ik Nico aan. Hij knikt als teken dat ik mijn vraag kan stellen. ‘Ik vroeg me alleen af hoe lang ik hier al lig?’ vraag ik met een gebroken stem. Ik klink helemaal niet als mezelf. Nico laat zijn hand langzaam zakken. ‘Om precies te zijn…’ Nico kijkt op een groot glimmend horloge. ‘Drie uur en achtentwintig minuten.’ Hij neemt mijn reactie in zich op. ‘Waarom wil je dat weten?’
‘Gewoon…’ Ik haal mijn schouders een klein beetje op en kijk nogmaals naar zijn andere kapsel. ‘Je haar… het was… langer…’ Ik val stil. Er rolt een traan over mijn wang. Nico grijnst.
‘Pienter vrouwtje ben je…’ zegt hij en hij wrijft over zijn stoppelbaard. ‘Ik zal je even bijpraten over de situatie waarin je je nu bevindt.’ Ik voel zijn hand onder mijn achterhoofd glijden en met een zwaai zet hij me rechtop. Het duizelt me een beetje.
‘Kijk eens daar.’ Nico wijst met zijn vinger naar buiten. In de schemering zie ik verschillende, besneeuwde bergtoppen. De wind die er vanmiddag met skiën stond is gaan liggen en er waait alleen nog een koud briesje. Vragend kijk ik naar Nico op. Telkens als hij beweegt ruik ik zijn aftershave. Nog voordat ik er erg in heb wordt ik verblind door een felle flits. Nico maakte een foto van me. Terwijl hij naar het scherm kijkt komt er een glimlach om zijn mond.
‘Kijk, dit is hoe het er nu voorstaat…’ Nico draait zijn telefoon om en laat me de foto zien die hij zojuist gemaakt heeft. Ik zie mezelf: een vies, smerig en betraand gezicht. Mijn haren zitten aan elkaar geplakt en er zit bloed op mijn lip. Er zit iets wat op een blauwe plek lijkt, net onder mijn oog. Mijn jas zit onder de vlekken. Mijn handen zitten vastgebonden met een zwart touw, net zoals mijn enkels. Om mijn middel en mijn benen zit ook zwart touw gewikkeld. Geen wonder dat ik me niet kon bewegen. Ik voel een grote snik in me opkomen, probeer het tegen te houden, maar het lukt niet. Ik begin te snikken en te jammeren en raak in paniek. Ik wil schoppen en zwaaien met mijn armen en benen, maar ze bewegen niet. Plotseling lijkt alles onbelangrijk geworden. So what dat Dennis en Renate gaan trouwen? Zo erg is het toch niet? Dit is veel erger! Ik moet hier weg!
‘Laat me alsjeblieft gaan…’ Ik begin harder te huilen. ‘Ik heb toch niets misdaan?’ Nico geeft me een harde duw. Ik kiep achterover en ik kom pijnlijk met mijn hoofd op de vloer van het busje terecht. Voordat ik erg in heb zit Nico boven op me.
‘Hou je kop! Hou op met dat gejank!’ beveelt hij. Met grote ogen kijk ik hem aan. De geur van zijn aftershave zal ik waarschijnlijk nooit meer vergeten. ‘Als jij je kop niet kunt houden stop ik die prop terug in die smoel van je, heb je dat goed begrepen?’ Ik knik gehaast. Zijn gezicht is zo dichtbij, dat ik zijn warme adem, die naar sigaretten ruikt, op mijn koude gezicht voel. ‘Mooi, dan begrijpen we elkaar tenminste.’ Hij gaat van me af en loopt weg. Snikkend kijk ik naar het verroeste dak van het busje. Wat doe ik hier? Wat wil hij van me? Wat is er in godsnaam gebeurd? Ik voel me machteloos. Ik schrik op uit mijn gedachten als Nico plots weer begint te praten.
‘Zo Lara…’ Ik blijf naar het dak staren. ‘Kijk me aan als ik tegen je praat,’ zegt hij dwingend. Ik draai mijn hoofd in zijn richting en kijk hem recht in zijn donkere ogen.
‘Lara, Lara, Lara toch.’ Hij schudt zijn hoofd heen en weer. ‘Wat ben je toch een naïeve meid. Zomaar met een wildvreemde man meegaan.’ Hij maakt klakkende geluidjes met zijn tong en schudt zijn hoofd. ‘Je weet toch wel dat er grote, boze mensen op de wereld lopen die arme, kleine meisjes iets aan kunnen doen?’ zegt hij. Zijn ogen knijpt hij samen en een glimlach vormt zich om zijn mond. ’Je was een gemakkelijke prooi. Bijna té gemakkelijk.’ Nico snuift en wrijft over zijn stoppelbaard. ‘Ik had het niet erg gevonden als ik iets meer moeite had moeten doen, maar hé, mij hoor je niet klagen!’ zegt hij lachend.
Ik probeer terug te denken aan wat er allemaal is gebeurd. Ik weet nog dat ik tegen hem aan botste in de kroeg. Daarna stond hij me op te wachten bij de wc. Plotseling voelt dat nu heel vreemd, terwijl ik er toen niets achter zocht. Althans niets verkeerds. Langzaam herinner ik me de avond weer. Ik sluit mijn ogen om beter na te kunnen denken. Ik had Pien gezegd dat ik hoofdpijn had. Daarna ben ik met Nico naar het hotel gelopen. Hij was heel aardig en we hadden een leuk gesprek. Hij had een verrassing, zei hij. Ik dacht dat hij me ging kussen en… Ik sper mijn ogen op en kijk hem geschrokken aan.
‘Ah, dus je herinnert je het nog!’ hoor ik hem met een smerige lach zeggen. Tranen glijden over mijn wangen. Ik kan me niet groot houden.
‘Waarom heb je me gedrogeerd?’ vraag ik snikkend. ‘Wat wil je van me?’
‘Jou…’ zegt Nico langzaam en hij kruipt achter in de bus en gaat naast me zitten. Mijn ademhaling versnelt en ik voel mijn hart hevig bonzen in mijn borstkast. Nico friemelt aan mijn haar. Ik draai mijn hoofd weg. Plotseling word ik overmand door woede. Mijn angst is als sneeuw voor de zon verdwenen en ik begin te schreeuwen.
‘Klootzak! Laat me gaan!’ schreeuw ik tegen Nico. Binnen een seconde zit hij weer boven op me. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes en kijkt me gemeen aan.
’Niemand, maar dan ook niemand noemt mij een klootzak en jij al helemaal niet!’ Hij heft zijn hand boven zijn hoofd.
‘Sorry, sorry! Alsjeblieft…’ roep ik. Ik ontdek een donkere, gezwollen ader in Nico’s nek. Hij lijkt bijna te grommen. Het is te laat. Ik voel zijn vlakke hand mijn wang raken en heb spijt van de woede-uitbarsting. Nico pakt me bij mijn haar vast en trekt mijn hoofd naar dat van hem toe. Zijn neus raakt de mijne bijna.
‘Je bent nu van mij, Lara. Van mij!’ Als hij het woord ‘mij’ voor de tweede keer uitspreekt geeft hij een flinke ruk aan mijn haar.
‘Au! Laat me los!’ jammer ik. Ik probeer me los te wurmen uit de touwen, maar het lukt met geen mogelijkheid. ‘Laat me alsjeblieft gaan…’ smeek ik.
‘Nee.’ Nico steekt zijn wijsvinger naar me uit en duwt hem op mijn voorhoofd. Langzaam komt zijn gezicht dichterbij. Met zijn vinger glijdt hij naar beneden over mijn neusbrug. Verder naar beneden, over mijn lippen. Daar drukt hij zijn vinger tegen mijn mond en maakt een sussend geluid. Hij glijdt verder met zijn vinger naar mijn kin, mijn hals. Ik huiver. Hij lacht. Verder naar beneden. De tranen glijden over mijn wangen naar beneden, zonder dat ik een geluid maak.
‘Ach toch… Moet de kleine meid huilen?’ hoor ik hem zeggen en hij lacht smerig.
‘Blijf van me af!’ Ik probeer te draaien, maar zolang Nico op me zit kan ik geen kant op. Zijn handen grijpen naar mijn keel.
‘Houd je mond, jij kreng! Houd je mond of ik laat je stikken.’ Nico drukt zijn handen stevig om mijn hals. Ik krijg haast geen lucht meer. Ik kijk angstig in het rond. Hij vermoordt me! Iemand moet me helpen! ‘Ben je nu stil?’ Hij laat één hand los en geeft me een mep in mijn gezicht. ‘Hou je je smoel nu dicht?’ Nico kijkt me vragend aan. Tranen stromen over mijn wangen en ik voel mijn hartslag in mijn hoofd bonken. Ik knik naar hem. ‘Brave meid!’ Hij laat zijn handen langzaam los en gaat van me af. Ik haal diep adem.
Nico klimt uit de bus, gooit de deuren met een harde klap dicht en start de motor. Gelukkig, hij is weg. Ik slaak een diepe zucht van opluchting en blijf huilend en alleen met mijn gedachten achter in het donker.