Tijdens de rest van de rit heb ik liggen nadenken en heb ik geprobeerd me te herinneren of ik iets gemist heb waardoor bleek dat Nico niet was wie hij zei dat hij was, maar het is onmogelijk. Ik kende hem net een half uur, dus ik heb geen idee wie hij is. Ik had nooit zomaar met een vreemde man mee moeten gaan, maar ik dacht dat me weinig kon gebeuren. Er was hier niets. Sneeuw, een paar kleine bosjes, een après-skihutje en een paar hotels. Nico had gelijk. Ik ben behoorlijk naïef geweest. Maar het is ook een beetje Dennis’ schuld! Als hij niet al aan het begin van mijn skivakantie die idiote mededeling had gedaan dat hij met Renate ging trouwen, dan had ik me niet zo rottig gevoeld en had ik niet weg gewild. Dan was ik heus niet met een vreemde man mee gegaan. Ik wilde Dennis gewoon jaloers maken. Stom natuurlijk…
Plotseling herinner ik me iets wat ik gezien had toen ik met Nico aan de rand van het kleine dennenbos liep. Ik was afgeleid door de vraag die hij stelde, maar ik zou zweren dat er een busje tussen de dennenbomen stond, alhoewel… Helemaal zeker weet ik het niet. Ik concentreer me en probeer terug te keren naar het bewuste moment. Ik zie hoe we de scherpe bocht namen en toen bij het bos kwamen. Ik keek naar rechts en zag iets tussen de bomen. Ik dacht een glimmende bumper te zien en een paar wielen. Het moet wel een busje zijn geweest wat daar stond, want het was vrij hoog. Meer weet ik niet. Eerlijk gezegd twijfel ik aan mezelf. Misschien zag ik het wel verkeerd en stond er een of ander hutje in het bos met iets glimmends ervoor? Ik knijp mijn ogen stijf dicht in de hoop dat ik het beter zie, maar het heeft geen zin. Ik geef het vijftig procent kans dat het een busje was…
Ik open mijn ogen en zucht gefrustreerd. Wat wil Nico van me? Wat bedoelt hij met dat ik van hem ben? Pien maakt zich zeker te weten zorgen en heeft de politie ingeschakeld. Ze zijn me vast al twee dagen aan het zoeken!
Ik probeer mijn armen en benen te bewegen, maar het gaat nog steeds niet. Ik probeer rechtop te gaan zitten, maar ook dat lukt niet. Ik kijk om me heen en probeer me schuivend op mijn rug naar de zijkant van de bus te verplaatsen en dwing mezelf door de pijn heen te bijten. Het lukt om mezelf tegen de wand omhoog te duwen. Het is donker, maar er komt wel een beetje licht door een klein raam dat zich aan mijn linkerkant bevindt. Ik zie zelfs een klein stukje van Nico’s haar merk ik nu op. Ik laat mijn hoofd tegen de wand zakken en bedenk dat ik zo goed mogelijk moet onthouden hoe Nico er uitziet. Dat zou van pas kunnen komen als de politie me vindt, ik ontsnap of als hij me laat gaan. Ineens slaat mijn hart een slag over. Ik verstijf. De woorden die Nico uitsprak herhalen zich in mijn hoofd. ‘Je bent van mij,’ had hij gezegd. Hij is vast niet van plan me te laten gaan. Bovendien heb ik zijn gezicht gezien en weet ik hoe hij heet. Ik zou hem herkennen. Zou hij me gaan vermoorden? O nee zeg! De moed zakt me in de schoenen en ik zit snikkend in de bus die steeds meer lijkt te hobbelen. Ik wil naar huis. Langzaam laat ik me weer langs de wand glijden tot ik lig. Een paar keer klap ik met mijn hoofd tegen de zijkant van de bus. Snikkend denk ik aan Pien en Thijn. En ook aan Dennis en Renate. Ik heb van een mug een olifant gemaakt. Zó erg is het toch niet dat ze gaan trouwen? De bochten worden steeds scherper en de weg steeds hobbeliger. Ik wordt bijna misselijk van het gehobbel.
Renate zal nooit meer mijn vriendin worden en ik weet ook niet of ik Dennis ooit kan vergeven voor wat hij me geflikt heeft, maar alles lijkt zo onbelangrijk te zijn geworden de afgelopen uren. Ineens mis ik mijn vrienden. En mijn zusje. Ze weet helemaal niet wat er aan de hand is. Ze denkt waarschijnlijk dat ik gezellig aan het skiën ben. Zou Pien al alarm geslagen hebben? Ze moet toch wel gemerkt hebben dat ik niet in het hotel was? Ik wil hier weg. Weg bij die maniak! Als hij me niet laat gaan, zal ik moeten ontsnappen, zo snel mogelijk.
Ik word wakker doordat ik iets aan mijn voeten voel. Langzaam maak ik mijn ogen open. Mijn hoofd bonkt. Ik ben te moe om me druk te maken over wat er gaande is bij mijn voeten en ik sluit mijn ogen weer. Ik hoor de stem van Nico, ik herken hem direct. Hij praat tegen me, maar ik hoor niet wat hij zegt. Ik ben te moe en heb hoofdpijn.
Vanuit het niets wordt er weer een glas koud water over mijn hoofd gegoten. Ik schrik en haal proestend en schokkend adem. Ik ben weer alert.
Nico heeft mijn voeten losgemaakt en ik kan mijn benen bewegen. ‘Beter zo?’ vraagt hij op een verdacht aardige toon. Ik knik. Nico trekt me naar zich toe en zet me rechtop. Ik heb even de tijd nodig om te wennen aan deze zittende houding en het licht. Nico komt voor me staan en pakt me beet onder mijn oksels. Een scheut pijn giert door mijn lijf, maar ik probeer niets te laten merken. Ik sta op mijn voeten, maar zak gelijk weer door mijn knieën.
‘Je kan niet eens meer lopen!’ Nico klinkt minachtend. ‘Kom op Lara, lopen. Je kunt het best,’ zegt hij. Ik probeer mijn voeten neer te zetten. Mijn knieën knikken nog steeds. Na een paar stappen gaat het iets beter.
‘Goed zo. Zo moet dat.’ Nico praat alsof ik een klein kind ben. ‘Het spijt me van vannacht, Lara. Ik had me niet zo moeten gedragen. Ik ben een hele aardige vent, weet je dat?’
Ik weet niet wat ik moet zeggen. We stoppen met lopen. Nico gaat voor me staan en pakt mijn hoofd tussen zijn handen. Ik huiver. Ik durf hem niet aan te kijken en kijk om me heen. Het is al ochtend. De zon komt bijna op.
‘Lara, kijk me eens aan. Ik doe je niets, echt waar, ik beloof het.’ Ik kijk hem een paar seconde aan en wend mijn blik dan weer af. ‘Lara, kijk me eens aan.’ Hij streelt met zijn duimen over mijn wangen en brengt zijn gezicht dichter naar dat van mij. Ik wil mijn hoofd wegdraaien, maar hij houdt het stevig vast. ‘Lara!’ Ik schrik van de toon die hij aanslaat, maar meteen daarna is hij weer de gentleman aan het uithangen.
‘Schat, je hoeft je niet druk te maken. Het spijt me van gisteren, echt waar.’ Waarom noemt hij mij schat? Nico’s hoofd komt dichterbij en ik probeer weer weg te draaien, maar hij heeft me nog steeds stevig vast. Ik krijg het benauwd. Ik voel mijn knieën knikken en sta op het punt om in elkaar te zakken. Nico komt nu wel heel dichtbij met zijn hoofd. Hij drukt zijn voorhoofd tegen dat van mij, zodat onze neuzen elkaar raken. Ik kan niets anders dan hem recht in zijn donkere ogen aankijken. Ik wil wegrennen, maar het gaat niet. Mijn benen lijken zich niet te kunnen bewegen. Ik sta vastgenageld aan de grond. Nico kijkt me doordringend aan.
‘Lara, meid. Het komt allemaal goed.’ Hij geeft me een zoen op mijn voorhoofd en laat mijn hoofd los. Hij pakt me weer bij mijn arm en loopt verder alsof er niets is gebeurd. Mijn hart klopt in mijn keel en mijn hoofd bonkt. Nico pakt het touw dat om mijn handen gebonden zit vast en trekt me achter zich aan. Ik kijk verdwaasd om me heen en zie alleen maar bomen en bergen. Hoe lang heb ik nog geslapen? Waar zijn we in godsnaam? Voordat ik ook maar kan kijken waar we heen gaan, word ik nogal hardhandig opgetild. Van schrik slaak ik een kreet.
‘Stil!’ zegt Nico nors. ‘Anders moet ik je pijn doen.’ Nico heeft me over zijn schouder geslagen alsof ik niets weeg. Ik probeer om me heen te kijken, maar dat lukt niet goed nu ik op de kop hang. Bovendien doen mijn buikspieren zoveel pijn dat het niet lukt om mijn lichaam te rechten.
Ik zie Nico’s voeten, die afdrukken achterlaten in de diepe sneeuw. Ik hoor een deur open gaan. Nog een. We lopen een ruimte binnen. Voor ik het weet wordt ik nogal hardhandig op de grond gesmeten. Ik kom pijnlijk op mijn arm terecht.
‘Au!’ roep ik.
‘Stel je niet aan. Ga zitten, schiet op!’ Nico schopt tegen mijn been. ‘Ga zitten, zei ik!’ Hij pak me bij mijn haar beet en trekt me eraan omhoog. De andere hand grijpt mijn wangen en hij knijpt er flink in. Ik slaak een kreet van pijn. ‘Je houdt op met je aanstellen en je bent stil, anders prop ik je mond weer vol met een stuk stof!’ Hij laat mijn haar los en tast naar iets in zijn broekzak. Hij houdt een stuk stof voor mijn neus. ‘Misschien dat ik je evengoed maar je mond moet snoeren.’ Nico laat mijn wangen los en trekt mijn hoofd naar achteren aan mijn haar. Automatisch gaat mijn mond een stukje open. Ik protesteer even, maar hij trekt nog harder aan mijn haar en propt het vieze stuk stof in mijn mond. Ik stop met me verzetten. Nico laat mijn haar los. ‘Zo mag ik het zien! Je weet dus wel wat de bedoeling is. Je bent gewoon een eigenwijs kreng.’ Nico maakt een geluid met zijn mond waaruit blijkt dat ik voor hem niets dan oud vuil ben. Trillend zit ik op de vloer. Ik voel me leeg vanbinnen. Ik heb pijn in mijn hele lijf. Wat gaat er met me gebeuren? Nico maakt mijn handen vast aan mijn enkels, zodat ik de prop in elk geval niet zelf kan verwijderen. Daarna draait hij zich om en loopt weg. Hij smijt de deur met een harde klap dicht. Ik schrik ervan. Ik hoor een portier opengaan en weer dichtslaan en vervolgens hoor ik het busje wegrijden. Tenminste, ik denk dat het het busje is. Ik luister aandachtig en ben alert, maar op mijn eigen, versnelde ademhaling na hoor ik niets meer. Opgelucht zucht ik. Hij is weg.
Had ik het dan toch goed gezien? Stond er een busje in het bos? Is dat dit busje? Was Nico al vanaf het begin van plan mij te ontvoeren? Zou hij bewust in de kroeg zijn geweest? Wat is hij met me van plan? Waar ben ik? De vragen blijven door mijn hoofd spoken.