Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#5 Achter de bergen

5

Ik ben een paar keer in slaap gedoezeld, maar heb het meerendeel van de tijd wakker gelegen. Het is hier ijskoud en ik kan mijn gedachten maar niet stoppen. Ze blijven malen over wat er aan de hand is en wat er allemaal nog gaat gebeuren. De ergste ideeën zijn voorbijgekomen. Ik heb ook geen idee hoe lang ik hier al ben. Ik weet wel dat mijn lichaam enorm pijn doet. Ik kan niet in een ander houding gaan zitten of liggen door die idiote manier waarop Nico me vastgebonden heeft. Ook de prop in mijn mond maakt het verblijf hier niet erg aangenaam. 
Geschrokken kijk ik op als ik een geluid hoor. Het busje! Toch? Of zou het een auto zijn? Misschien is het de politie en hebben ze me gevonden! Ik moet geluid maken. Ik moet ze laten weten dat ik hier zit. Ik wil roepen, maar er komen alleen maar gedempte geluiden uit mijn mond. Vluchtig kijk ik om me geen. Er is hier helemaal niets. Gerommel aan de deur. Mijn hart versnelt en ik positioneer me dusdanig dat ik naar de deur kan kijken. Heel even is het stil. Met een bonzend hart staar ik naar de deur. Moeizaam slik ik de brok in mijn keel weg. Ik moet sterk zijn. Niet laten zien dat ik zwak ben. Hij mag hier niet zomaar mee wegkomen. 
Er wordt een sleutel in het slot gestoken en dan zwaait de deur open. 
‘Goedemorgen, schatje!’ Nico stapt triomfantelijk binnen. De gedachte dat ik zo meteen bevrijd zou worden is vervlogen. Mijn ademhaling is versneld en alles wat ik zojuist tegen mezelf gezegd heb ben ik binnen een microseconde alweer vergeten. Ik kan niet tegen hem op. Kijk nou hoe groot, breed en sterk hij is. Ik ben geen match voor hem. Zeker niet in deze toestand. 
‘Heb je lekker geslapen?’ Nico komt stap voor stap dichterbij en ik druk mezelf harder tegen de muur. ’Kom op, niet zo verlegen,’ zegt hij en hij neemt me in zich op terwijl hij langzaam dichterbij komt. ‘Ik kan me voorstellen dat je wel eens beter geslapen hebt, maar hé, binnenkort zul je lekker in een warm bedje liggen. Je eigen bed. Met lekker ruikende dekens en zachte kussens.’ Nico stopt als hij voor me staat. Mijn neusvleugels zetten uit en ontspannen, zetten uit en ontspannen. Steeds weer opnieuw, steeds sneller. 
‘Lara, je hoeft niet bang te zijn. Ik doe je niets.’ Nico hurkt voor me neer en streelt me door mijn haar. Ik draai mijn hoofd weg. ‘Luister, als je je voor me verstopt kan ik die doek niet uit je mond halen…’ 
Ik kijk schuin naar Nico die me met een opgetrokken wenkbrauw aankijkt. ‘Wat zeg je ervan?’ Hij knikt met zijn hoofd waaruit ik opmaak dat ik me naar hem toe moet draaien. Langzaam draai ik naar hem toe en kijk hem angstig aan. Ik ben te uitgeput om tegen te stribbelen. Nico pakt mijn kin vast en haalt het stuk stof langzaam uit mijn mond. Terwijl hij dat doet, blijft hij me aandachtig bekijken. Alsof ik een of ander zeldzaam dier ben. ‘Zo…’ zegt hij als hij het stuk stof helemaal uit mijn mond heeft gehaald. ‘Beter zo?’ Ik knik zonder iets te zeggen. ‘Je zult wel dorst hebben?’ Nico kijkt me vragend aan terwijl hij iets uit zijn jaszak haalt. Het is een flesje water. Ik knik wederom zonder iets te zeggen. Nico draait de dop van het flesje en houdt het voor me. Argwanend kijk ik hem aan. ‘Toe, drink maar.’ Nico knikt naar het flesje. Ik laat Nico het flesje aan mijn mond zetten. Ik voel het koude water mijn lippen raken en neem een klein slokje. Nog een en nog een. Er druppelt wat water langs mijn mond, maar ik blijf drinken totdat Nico het flesje weer weghaalt. ‘Nou, je had inderdaad dorst.’
Eigenlijk heb ik nog steeds dorst, maar ik durf niets te zeggen. Nico merkt op dat ik naar het flesje blijf kijken. ‘Wil je meer?’ Hij houdt het flesje in de lucht. Ik knik. Nico zet het flesje op de grond en knielt naast me neer. ‘Ik weet het goed gemaakt… Ik maak je los, maar dan moet je beloven dat je naar me luistert, oké?’ Nico kijkt me vragend aan. Zonder geluid te maken knik ik. ‘Ik hoor je niet?’ Nico houdt een hand achter zijn oor.
‘Ja,’ zeg ik met een gebroken stem.
‘Ja wat?’ Afwachtend kijkt Nico me aan.
‘Ja, ik beloof het.’ Het lijkt wel alsof mijn stem het niet goed doet, zo zacht is het.
Nico zet zijn rechterhand in zijn zij en kijkt me aan. ‘Wat beloof je?’
Ik slik moeizaam. ‘Ik beloof dat ik zal luisteren…’ Ik zou bijna denken dat het niet mijn stem is die ik hoor, maar aangezien er verder niemand hier is, moet het wel.
‘Goed zo, zo mag ik het horen.’ Nico knikt met een tevreden glimlach om zijn mond en begint met het ontwarren van de touwen die om mijn polsen en enkels zitten gedraaid. Als hij alle touwen los heeft gemaakt, geeft hij me het flesje water. Met een trillende hand pak ik het aan en begin gulzig te drinken. Nico staat ondertussen weer op en rolt de touwen waarmee ik vast zat op. De prop in mijn mond zorgde ervoor dat al mijn speeksel opdroogde. Voor mijn gevoel kon het wel dagen geleden zijn dat ik gedronken heb, maar in werkelijkheid zijn het waarschijnlijk maar een paar uur. Ik drink alsof mijn leven ervan afhangt. Misschien is dat wel zo? Bij die gedachte verslik ik me en begin te hoesten. 
‘Ho, ho! Rustig aan!’ Nico pakt het flesje uit mijn handen en klopt me op mijn schouders. Na een paar keer hoesten gaat het weer. ‘Alles oké?’ Nico lijkt oprecht bezorgd te zijn. Ik knik een paar keer. ‘Goed, laten we dan maar gaan,’ zegt Nico en hij steekt zijn hand uit. Ik kijk hem twijfelachtig aan. Waar gaan we heen? Wat gaan we doen? ‘Niet bang zijn,’ zegt Nico als hij mijn angstige blik ziet en hij gebaard met zijn hand dat ik hem moet vastpakken. Aarzelend steek ik mijn hand uit. ‘We gaan naar een betere plek dan dit.’ Nico knikt. ‘Geloof me nu maar.’ 
Ik pak zijn hand vast. Hij is warm. ‘Jeetje! Het lijken wel ijsklompjes!’ zegt Nico en hij sluit zijn hand om de mijne. Langzaam trekt hij me omhoog. Mijn lichaam wil helemaal niet rechtop staan. Vooral mijn buikspieren hebben het er moeilijk mee.
‘Au!’ Ik kan er niets aan doen, maar het ontsnapt uit mijn mond. Ik sta krom en houdt een hand op mijn buik gedrukt. ‘Wacht even…’ zeg ik en ik probeer langzaam omhoog te komen. Nico zegt niets en wacht. Met een beetje pijn en moeite lukt het uiteindelijk om rechtop te gaan staan. 
‘Kunnen we?’ Nico knikt naar mijn buik en kijkt me vragend aan. 
‘Ja, sorry.’ Ik laat mijn hoofd hangen. Waarom zei ik sorry? Ik weet het ook niet. Als er iemand is die sorry moet zeggen is hij het wel. 
‘Over twee uur zijn we er en dan kun je rusten.’ Nico trekt me achter zich aan naar de deur. We lopen door een gangetje en dan is er plotseling een fel licht dat me verblindt. De zon schijnt en weerkaatst op de witte sneeuw. Ik houdt een hand voor mijn gezicht en moet aan het licht wennen. Met samengeknepen ogen kijk ik om me heen. Nico laat mijn hand los. Heel even voel ik de neiging om weg te rennen, maar ik weet dat mijn lichaam momenteel niet echt in topconditie is en ik waarschijnlijk niet ver kom. Nico sluit de deur achter ons en duwt me zachtjes vooruit. Ik hoor de sneeuw onder mijn voeten knisperen. Ik zie alleen maar sneeuw en bomen. Ik kijk achterom, naar waar ik vandaan kom. Het is een klein houten huisje. 
‘Voor je kijken,’ zegt Nico streng en ik draai me snel om. Nu pas zie ik het busje staan. Nico leidt me naar de achterkant van het busje. ‘Wacht even,’ zegt Nico en hij tast naar iets in zijn jas. Ik blijf rillend staan. Ik weet ik niet zeker of het door de kou komt of door de angst. Ik hoor een sleutelbos rammelen. Nico steekt een sleutel in het slot en maakt de deuren van het busje open. Voor het eerst zie ik hoe het er vanbinnen uitziet. Er zit blijkbaar een bankje in aan de zijkant. Dat was me gisteren niet opgevallen. 
‘Kom op,’ Nico knikt naar de bus. ‘Instappen.’ 
Aarzelend kijk ik hem aan. ‘Mag ik niet…’
‘Nee, je mag niet voorin,’ maakt hij mijn zin af.
Teleurgesteld laat ik mijn hoofd hangen. Ik wil niet achterin het busje. Ik haat het daar.  ‘Maar…’
’Nu, Lara!’ zegt Nico streng. Ik schrik van de toon die hij aanslaat. Zijn blik is veranderd. Minder vriendelijk dan net, want ik moet eerlijk bekennen dat hij me net goed behandeld heeft. Verslagen stap ik in het busje en ga deze keer op het bankje zitten. 
Nico knikt tevreden. ‘Over twee uurtjes zijn we er.’
‘Waar?’ vraag ik voorzichtig.
‘Dat zie je dan wel.’ Nico knipoogt en gooit met een harde klap de deuren dicht. Ik knipper met mijn ogen van de schrik.

Nico start de bus en rijdt weg. Het gehobbel begint weer. Gelukkig zit ik deze keer op de bank en lig ik niet op die smerige grond. Terwijl we bocht naar bocht maken en ik naar het kleine plukje haar kijk dat ik net door het raampje kan zien, denk ik aan mijn zusje. Ik had naar Maya moeten luisteren. Ze had gevraagd of ik thuis wilde blijven, want ik zou precies met haar verjaardag op vakantie zijn. Ik had haar beloofd om een extra groot cadeau mee te nemen van vakantie. Ik moest een zou mezelf bewijzen dat ik prima op vakantie kon met Dennis en Renate erbij. Ik wilde mezelf niet laten kennen. Tegenover mezelf niet, maar vooral tegen over hen niet. Ze zouden me niet klein krijgen, ondanks de naaistreek die ze me flikte. Ik was sterker dan dat. Althans… dat bleef ik mezelf steeds vertellen. Ik praatte mezelf sterk in de aanloop van deze vakantie. Dit zou de eerste keer zijn dat ik langer dan een paar uur met hen opgescheept zou zitten. Waar had ik me in godsnaam druk om gemaakt? Ik heb hele andere, ernstige problemen. Alle eerdere problemen die ik had lijken in het niet te vallen vergeleken bij de situatie waarin ik me nu bevindt. Nog steeds weet ik niet wat Nico nu echt van me wil. Ja, hij zei dat ik van hem was, maar wat houdt dat in? Hij kan me toch niet eeuwig vasthouden? Plotseling vlieg ik een stuk de lucht in en kom zo scheef op de bank weer terecht dat ik er vanaf val mijn enkel omsla. Vervolgens trapt Nico zo hard op de rem dat ik met mijn voorhoofd tegen iets hards knal. Kreunend van de pijn voel ik aan mijn hoofd. Bloed! Hebben we een ongeluk gehad? Misschien kan ik om hulp roepen? Veel tijd krijg ik niet om nog verder na te denken, want de deuren van het busje vliegen open. 
‘Lara!’ buldert Nico’s stem door de bus. ‘Kom hier!’ zegt hij op een iets vriendelijkere toon. Ik schuif zittend naar hem toe, met mijn rechterhand op mijn wond gedrukt. ‘Shit.’ Nico pakt een zakdoek uit zijn jas. ‘Hier, druk dit er tegenaan.’ Ik pak de zakdoek van hem aan en druk hem op mijn wond. ‘Gaat het met je?’ Ik ben verbaasd over de bezorgdheid in zijn stem. 
‘Ja, het gaat wel, het ging alleen behoorlijk hard.’ Ik haal de zakdoek van mijn hoofd om te kijken en zie en grote rode vlek.
‘Laat die zakdoek er nog even op.’ Nico duwt mijn hand weer terug op zijn plek. ‘Wacht even…’ Nico loopt weg. Aandachtig luister ik naar zijn voetstappen. Hij is naar de zijkant van de bus gelopen. Plotseling begint hij te vloeken. Dan schopt hij tegen de bus. Een paar seconden later is hij terug.
‘Goed, we hebben een probleem…’ Nico haalt zijn handen door zijn haar. ‘Hoe is het met die wond?’ Nico knikt naar mijn hoofd. Voorzichtig haal ik de zakdoek weer weg. Het bloeden lijkt minder te zijn. 
‘Eh, ik kan het niet zien, ik weet het niet,’ zeg ik aarzelend. Nico gebaard dat ik uit de bus moet stappen. Ik gehoorzaam en sta recht voor hem. Hij kantelt mijn hoofd een beetje naar achteren. 
‘Hm, best een flinke snee. Ik zal er voor nu een pleister op plakken, straks kunnen we het goed verzorgen, oké?’ Nico kijkt me vragend aan en ik knik instemmend. ‘Ik pak de verbandtrommel even,’ zegt Nico en hij loopt naar de bijrijderskant. ‘Geen gekke dingen in je hoofd halen!’ zegt hij en hij steekt zijn vinger in de lucht. Ik blijf stil staan en kijk om me heen. Wederom alleen maar sneeuw, bos en bergen. ‘Zo, laat me eens even kijken…’ Nico zet de verbandtrommel in het busje neer en zoekt naar een pleister. ‘Deze moet wel goed zijn,’ zegt hij als hij er eentje gevonden heeft. ‘Draai even naar deze kant.’
Ik draai mijn gezicht naar hem toe. Voorzichtig plakt Nico de pleister op mijn hoofd. ‘Zo, dat moet lukken…’ Nico knikt tevreden. 
‘Dankjewel.’ Ik richt mijn blik naar de grond. Nico tilt mijn kin op zodat ik hem wel aan moet kijken. ‘Nu zul je me even moeten helpen… Maar ik moet eerst weten of je precies zult doen wat ik zeg?’ Nico kijkt me serieus aan. 
‘Oké,’ zeg ik zacht.
‘Het zit zo. We zijn zojuist over een scherpe steen gereden en de band is lek. Ik zal hem moeten vervangen.’ Er valt een ongemakkelijke stilte. Nico’s hand verplaatst zich van mijn kin naar mijn wang, waar hij met zijn duim mijn huid streelt. ‘Ik heb een beetje hulp nodig, wil het lukken.’ Nico bekijkt mijn gezicht uitvoerig en blijft even bij de wond hangen. ‘Kan ik op je rekenen?’ Zijn ogen vangen die van mij. Zwijgend kijk ik hem aan. ‘Kan ik op je rekenen, Lara?’ vraagt hij nogmaals.
‘Ja…’ Ik slik moeizaam en knik.
‘Je gaat dus niet proberen weg te lopen?’ Nico kijkt me streng aan. Mijn hart bonst in mijn keel en ik merk dat mijn wangen rood kleuren. Ik schud hevig met mijn hoofd. ‘Nee!’ zeg ik stellig.
‘Mooi.’ Nico knikt tevreden en loopt bij me vandaan.