Ik word uit mijn gedachten gerukt als ik een klap in mijn gezicht krijg.
‘Ik vroeg je wat!’ Nico staat voor me en kijkt me kwaad aan. Ik schrik van de uitdrukking op zijn gezicht en voel mijn wang gloeien.
‘Sorry, ik eh, ik… wat was de vraag?’ stotter ik als ik besef dat ik weer in het hier en nu ben.
‘Wat was de vraag?’ Nico kijkt met met grote ogen aan. ‘Je hebt nog humor ook! Je bent toch niet doof of wel? Hè?’ Nico pakt mijn kin beet en duwt mijn gezicht omhoog zodat ik hem recht aankijk. Ik wil iets zeggen en open mijn mond, maar nog voordat ik de kans krijg heb ik weer een klap te pakken. Nu mijn andere wang. ‘Wat was de vraag?’ roept Nico kwaad. Hij geeft me nog een klap in mijn gezicht. Ik kan er niets aan doen. Ik kan het niet meer tegenhouden.
‘Blijf met je poten van me af!’ schreeuw ik. Het lijkt wel alsof ik mezelf niet meer ben. Terwijl ik tegen hem zit te schreeuwen, zegt een stemmetje in mijn hoofd dat ik hiermee moet ophouden, dat ik alleen maar meer problemen krijg, maar ik negeer het. Ik ben het zat om als vuil behandeld te worden.
Nico’s gezicht is niet ver van het mijne vandaan, maar toch schreeuwt hij hard. ‘Stomme trut die je bent! Denk je nou werkelijk dat je een spelletje met mij kunt spelen? Mooi niet, ik zal je leren. Je komt er wel achter!’ Nico geeft me een stomp in mijn maag. Ik duik ineen van de pijn. Ik had naar het stemmetje moeten luisteren. Vanuit mijn ooghoek zie ik Nico naar het bureau lopen. Hij pakt een mes en komt terug. O nee… ‘Ik zal je leren…’ zegt hij en hij zet de punt van het mes in mijn buik. Ik voel dat hij het mes een beetje ronddraait. Het prikt.
‘Stop! Het spijt me! Het spijt me echt!’ huil ik. Hij houdt zijn gezicht naast dat van mij en snuift in mijn nek.
‘Jij bent van mij, Lara,’ fluistert hij in mijn oor. ‘Je bent helemaal van mij.’ Zijn volume wordt weer normaal en hij praat verder, maar ik luister niet. Ik ben niet van hem! De politie is me vast aan het zoeken en dan ben ik hier zo weg. Pien, Thijn en de rest missen me heus wel. Waarschijnlijk zijn ze nu al met honden en zo aan het zoeken naar sporen.
‘Lara, jij hoort nu bij mij. Wij zijn samen één.’ Hij is echt gek! ‘Oh en voor het geval je je afvraagt of er niemand is die je zal missen…’ Hij heeft mijn aandacht. Ik kijk hem afwachtend aan. ‘Niemand is je aan het zoeken, daar heb ik voor gezorgd.’ Nico geniet zichtbaar van mijn verbaasde blik. ‘Ik heb een briefje in je hotelkamer achtergelaten waar opstaat dat je naar huis bent, omdat je het niet meer aankon om ook nog maar één seconden langer bij Renate en Dennis in de buurt te zijn.’ Ik kijk hem verrast aan.’ Ik snap niet wat Nico allemaal zegt. Dit kan toch niet? Nico haalt het mes weg en klapt het weer in. Ik haal opgelucht adem.
‘Nadat ik je verdoofd heb, heb ik je achter in mijn bus gelegd. De komende uren was je onder zijl en dat gaf mij de gelegenheid een en ander te regelen rondom je verdwijning. Ik heb de sleutel uit je jaszak gepakt en ben naar het hotel gelopen. Eenmaal op je kamer heb ik al je spullen in je koffer gegooid en heb ik een briefje geschreven.’ Nico tast naar iets in zijn broekzak. Het is zijn telefoon. Nee, wacht… Het is míjn telefoon! Met grote ogen kijk ik hem aan. ‘Kijk, ik zal je even een foto laten zien,’ zegt hij. Twee seconden later zie ik een foto met een ingepakt koffer en op het tafeltje ernaast een briefje. Nico veegt over het scherm en er komt nog een foto. Het is een close-up van het briefje.
Lieve Pien,
Ik kan die eikel echt niet meer zien! Ik ga naar huis. Het is me allemaal teveel, al dat gedoe met Dennis en Renate. Waarom moeten ze juist nú vertellen dat ze gaan trouwen? Ik wil ze nooit meer zien. Allebei niet! Doe alsjeblieft geen moeite om me te bellen of te appen, want ik reageer niet. Ik wil gewoon even helemaal met rust gelaten worden, oké? Dankjewel. Je bent de beste vriendin die ik maar kan wensen.
Liefs,
Lara.
Geschrokken kijk ik hem aan. Alle hoop die ik had om hier binnenkort weg te komen is plotseling verloren. Hij heeft dit verdomme helemaal uitgedacht! Verslagen kijk ik naar Nico, die mijn telefoon weer wegdraait.
‘Natuurlijk had ik wel verwacht dat die beste vriendin van je toch zou appen of zo, dus ik heb je telefoon maar meegenomen, dan kan ik namens jou antwoord geven op haar berichten. Ze heeft natuurlijk direct geappt toen ze het briefje vond.’ Ik frons mijn wenkbrauwen. ‘Ik heb haar duidelijk laten weten dat je vanaf nu echt niets meer zou laten horen en dat je zelf wel contact opneemt als je daar weer aan toe bent.’ Nu pas dringt het tot me door dat ik hier vast zit. Letterlijk en figuurlijk. Ik ben van hem. Niemand mist mij voorlopig. Daar heeft hij blijkbaar goed voor gezorgd. Plotseling valt me iets binnen.
‘Ze gelooft het toch niet!’ zeg ik zelfverzekerd. Ik kijk Nico aan. ‘Je hebt een fout gemaakt.’
‘Ik maak geen fouten!’ snauwt Nico in mijn gezicht.
‘Toch wel…’ zeg ik nog iets zelfverzekerder. Ergens voel ik de kracht in me opkomen die me sterkt maakt. Ik kan deze discussie winnen. Ik voel het.
‘En wat denkt mevrouw wijsneus dan dat ik vergeten ben?’ vraagt Nico terwijl hij me strak aankijkt. Ik twijfel of ik mijn geheim prijs moet geven, maar misschien beseft hij dat het allemaal geen zin heeft en laat hij me gaan, omdat hij niet gepakt wil worden. Hij heeft gewoon een domme fout gemaakt. ‘Vertel op!’ zegt hij luid.
‘Je hebt in het briefje geschreven dat ik naar huis ben gegaan…’ zeg ik rustig.
Nico kijkt me onderzoekend aan. ‘Ja…’
‘Hoe?’ vraag ik.
Nico’s blik verandert. ‘Hoe bedoel je, hoe?’ vraagt hij geïrriteerd. ‘De auto bij het hotel wordt heus niet meer terug gevonden,’ zegt hij zelfverzekerd.
‘Dat zal best, maar dat verandert niets aan het feit dat je een fout hebt gemaakt.’ Op de een of andere manier geeft mij dit spel een beetje nieuwe kracht. Ik ben nu degene die de touwtjes in handen heeft, niet hij.
Nico zet zijn voet tussen mijn benen, op de rand van de stoel en kijkt me strak aan. Dan duwt hij me met stoel en al achterover. Met een klap kom ik op de grond terecht. Ik jammer van de pijn aan mijn achterhoofd.
‘Vertel godverdomme wat je moet vertellen of ik pak er een van mijn speeltjes bij,’ zegt hij terwijl hij boven mijn gezicht hangt en naar het bureau knikt.
‘Ik heb geen auto. Ik heb niet eens een rijbewijs! Hoe moet ik dan in godsnaam naar huis zijn gegaan?’ zeg ik vlug. Nico beweegt niet. Hij blijft me alleen maar aankijken. Plots verdwijnt hij uit het beeld. Ik hoor dat hij van me wegloopt, maar kan hem niet zien.
‘Je hebt het vliegtuig gepakt!’ hoor ik hem roepen.
‘Dan kan de politie dat nazoeken, maar ze zullen niemand vinden met mijn naam. Of heb je soms iemand naar Nederland gestuurd op naam van mij?’ zeg ik voldaan.
Plotseling hoor ik een enorm kabaal. Ik hoor staal op de grond vallen. Volgens mij is het Nico die zijn speeltjes op de grond heeft gegooid. Hij loopt te schelden en ik hoor hem ergens tegen schoppen. Het is gelukt. Hij zal nu inzien dat hij een grote fout gemaakt heeft en zal me laten gaan. Dit is mijn redding. Ik weet het zeker!
Plotseling is het doodstil in de kamer. Is hij weg? Ik kan het niet zien. Ik probeer mijn hoofd hoog genoeg op te tillen zodat ik over mijn benen kan kijken, maar het lukt niet. Mijn buikspieren werken tegen. Teleurgesteld laat ik mijn hoofd weer zakken. Terwijl ik naar het plafond staar, begin ik me af te vragen of het wel slim was wat ik gedaan heb. Misschien heb ik wel een hele grote fout gemaakt door hem zo boos te maken. Een naar gevoel bekruipt me en ik krijg spijt van mijn domme actie. Ze zeggen toch altijd dat je je ontvoerders tevreden moet houden? Of zie je zoiets alleen in films en is dat in het echt gewoon onzin? Ik weet niet hoe ik me moet gedragen. Ik weet het echt niet. Ik weet alleen dat ik hier weg wil en dat ik pijn aan mijn rug krijg van de leuning die erin drukt. Ik verplaats mijn gewicht van links naar recht en probeer zo een beetje te verschuiven. Ik wil weten of Nico echt weg is. Ik wiebel heen en weer en uiteindelijk lukt het me om me een kwartslag te draaien, zodat ik zicht heb op de deur. Tot mijn grote verbazing staat die gewoon open. Theoretisch gezien zou ik deze kamer kunnen verlaten. De praktijk wil alleen dat ik vastgebonden zit op een omgevallen stoel en bewegen is alles behalve makkelijk.
Mijn oog valt op Nico’s speeltjes die op de grond zijn gevallen. Er liggen minimaal drie messen op de grond. Het pistool dat ik eerder zag is weg. Ik denk na.
Al wiebelend probeer ik richting de gevallen messen te komen, maar echt goed lukt het niet. Toch mag ik niet opgeven. Ik gebruik al mijn kracht en centimeter voor centimeter kom ik dichterbij, maar nog steeds ben ik een meter of twee bij de messen vandaan. Toch ga ik door. Ik moet een van die messen te pakken krijgen en kijken of ik mezelf uit deze benarde situatie kan bevrijden.
Hoe lang het precies heeft geduurd weet ik niet, maar het is gelukt! Ik heb een mes in mijn handen. Nu nog een manier zoeken om die touwen door te snijden. Ik manoeuvreer het mes tussen mijn vingers zodat het in de juiste positie staat om te kunnen snijden. Langzaam beweeg ik het mes met mijn vingers heen en weer. Dit gaat nooit lukken. Na een paar seconden heb ik al kramp in mijn hand. Ik ontspan mijn spieren en probeer het opnieuw. Wederom hetzelfde verhaal. Tranen rollen langs mijn wangen omlaag. Kom op, Lara! Doe het! Ik spreek mezelf in gedachten toe, maar ik verlies van mezelf. Ik laat het mes zakken en begin te huilen. Het lukt niet…
‘Wat denk jij godverdomme te doen met dat mes?’ Ik schrik op als Nico ineens binnen komt lopen. Met een snelle beweging trekt hij het mes uit mijn vingers. Ik zeg niets en kijk hem angstig aan.
Nico legt het mes dat hij zojuist uit mijn hand trok op het bureau en raapt de andere messen ook op. Dan loopt hij langs me heen. Met een zwiep word ik overeind gezwaaid. Ik wordt er duizelig van, zo snel gaat het. Bovendien lig ik al een tijdje op mijn rug. Nico ademt zwaar terwijl hij mijn enkels losmaakt van de stoel. Ik kijk als verdoofd toe. Ook mijn polsen maakt hij los. Huiverig kijk ik naar hem. Heel even kruist zijn blik de mijne. Snel sla ik mijn ogen neer. De stilte die in de kamer hangt is bijna net zo angstaanjagend als Nico zelf.
‘Laat me alsjeblieft gaan…’ zeg ik zacht. ‘Ik heb toch niets verkeerd gedaan?’ Tranen glijden over mijn wangen. ‘Ik… Ik wil naar huis…. Alsjeblieft?’ Ik kijk naar Nico, die door al mijn tranen een wazige schim is geworden.
‘Ik laat je niet gaan. Je bent van mij. Je blijft bij mij. Leg je er maar bij neer,’ zegt hij en gebaart dat ik op moet staan. Voorzichtig verplaats ik mijn gewicht op de stoel en ga staan. Mijn benen voelen een beetje doof, doordat ze zo lang in een rare positie vast hebben gezeten. Met een gebogen hoofd wacht ik tot Nico zegt wat ik moet doen. Ik schaam me. Ik schaam me, omdat ik geprobeerd heb te ontsnappen, maar dat het niet is gelukt. Ik ben betrapt.