Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#15 Achter de bergen

Geschrokken kijk ik op. Dit kan niet waar zijn! De politie verdenkt mij van de moord op Dennis?
‘De politie is al ruim twee weken bezig met het onderzoek, maar van Lara ontbreekt elk spoor. Het lichaam van Dennis S. werd gevonden in een bosje vlak bij het hotel waar Lara ook verbleef. Dennis had zijn relatie met Lara vorig jaar beëindigd toen hij bekende al jaren een relatie te hebben met Lara’s beste vriendin. Lara had het er moeilijk mee, aldus haar vrienden. Tijdens hun vakantie in Zwitserland kreeg ze het nieuws te horen dat Dennis en haar vroeger beste vriendin gingen trouwen. De politie gaat er vanuit dat een ruzie tussen de twee oude geliefden uit de hand is gelopen. Sindsdien is Lara op de vlucht en van haar ontbreekt elk spoor. Volgens de politie zijn er DNA-sporen van Lara gevonden op het lichaam van Dennis en is ze daarmee de enige hoofdverdachte.’ Met open mond staar ik naar het scherm. Ik geloof mijn oren niet. Dit is een geintje, dat moet wel! Geschrokken kijk ik naar Nico, die me een zelfvoldane glimlach schenkt.
‘Ik wist niet dat je het in je had,’ zegt hij lachend.
‘Dit is niet waar! Dit kán niet waar zijn,’ zeg ik hardop. Nico lacht gefuseerd en ik word woedend. Ik begin te schreeuwen en in alle woede begin ik op Nico in te slaan.
‘Nee! Eikel! Dat kan niet! Klootzak!’ Zo ga ik nog een tijdje door. Nico blijft zitten en verroert geen vin. Als mijn woede een beetje gezakt is, plof ik uitgeput op de bank. Huilend kijk ik naar Nico. Hij lacht.
‘Waarom, Nico? Waarom? Nu denkt iedereen dat ik een moordenaar ben!’ Ik kijk hem ongelovig aan. ‘Ik haat je. Ik haat je zo erg! Ik…’ Ineens krijg ik een klap in mijn gezicht.
‘Ik probeer het nieuws te kijken dus hou je kop dicht!’ Ik voel aan mijn wang. Heeft hij dan helemaal niets meegekregen van wat ik daarnet zei? Heeft hij niet geluisterd? Ik heb hem uitgescholden en geslagen, maar het lijkt hem allemaal niets te doen. Hij zit daar maar naar die stomme tv te kijken! Ik wil opstaan, maar binnen één seconde heeft Nico me weer op de bank gegooid. 
‘Zitten blijven!’ zegt hij kwaad.
‘Maar…’ stribbel ik tegen.
‘Zitten blijven!’ beveelt hij. De tranen druppelen van mijn wang en belanden op mijn broek. Dit is onmogelijk. Hoe kan het dat mijn leven zo’n enorme tragische wending gemaakt heeft? Ik heb Dennis niet vermoord! Ja, ik haatte hem en Renate, maar ik zou echt nooit iemand vermoorden! Dat moet Pien toch ook weten? Zou zij ook een van die vrienden zijn geweest die gezegd had dat ik er moeilijk mee om kon gaan? Dat zal toch niet?’ Door de tranen heen kijk ik naar Joris die opstaat en naar de keuken loopt. Vervolgens kijk ik naar Tom. Hij heeft het door en kijkt me met en vreemde blik aan. Na een paar minuten is het nieuws afgelopen en rekt Nico zich uitgebreid uit.
‘Zo. Wat wilde je zeggen?’ zegt hij op de meest ongeïnteresseerde toon ooit.
‘Je bent een smerige, vieze, vuile, gore eikel! Jij bent de moordenaar, niet ik!’ Nico kijkt geamuseerd naar me. Ergens in mijn achterhoofd ben ik bang dat deze uitbarsting me weer problemen oplevert, maar ik kan deze woede niet negeren. 
‘Klopt, maar daar denkt de politie anders over,’ zegt hij op een kalme toon. ‘Maar goed dat niemand je hier ooit zal vinden. Je bent hier veilig.’ Nico knipoogt naar me en lacht voldaan. Mijn mond val open van verbazing. Ik ben sprakeloos. Verslagen staar ik voor me uit. Nico reageert niet meer op me en focust zich ook op het tv-scherm. Niemand kijkt naar me. Niemand slaat me. Niemand besteed aandacht aan me. Het is alsof ik niet besta. Ik snap dit spelletje niet. Ik sta op, zonder er verder bij na te denken of het wel mag van Nico. Hij houdt me in elk geval niet tegen. Ik wil de kamer uit lopen, maar ik kom Joris tegen in de deuropening naar de keuken en bots tegen hem op. 
‘Kijk verdomme uit je doppen!’ zegt hij kwaad en hij pakt me mij mijn trui vast. ‘Moordenaar!’ sist hij. 
‘IK BEN GEEN MOORDENAAR!’ schreeuw ik in zijn gezicht. Nog geen twee seconde later geeft hij me zo’n enorme knal in mijn maag dat ik een eindje verder op de grond val. Ik kreeg even geen lucht meer, zo hard ging het. Jammerend van de pijn lig ik op de grond.
‘Kreng!’ sist Joris naar me. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat Nico opstaat. Hij komt naar me toe en steekt zijn hand naar me uit. Ik durf hem niet te pakken, bang dat hij me de kamer door zal slingeren, net zoals hij in de kelder had gedaan. Ik besluit zijn hand te negeren en blijf liggen, huilend van de pijn en het verdriet van wat me wordt aangedaan. 
‘Lara, kom op. Ik help je omhoog.’ Nico strekt zijn hand nog steeds uit naar me. Joris staat naast me te kijken en heeft een sigaret opgestoken. Langzaam blaast hij de rook uit door zijn neus en kijkt me achteloos aan. Oké dan. Ik waag het erop. Ik steek mijn hand uit naar die van Nico, maar als ik bijna zijn hand raak, trekt hij die snel terug en begint hard te lachen. Joris en Tom lachen mee. Is dit nu leuk? Ik krabbel omhoog en ga op mijn knieën zitten. Ik ben kwaad op ze. Op ze allemaal. Tom, Joris, Nico. Ik kan ze wel wat doen! Nico loopt een rondje om me heen.
‘Ha! Ha! Ha! Erg grappig,’ zeg ik, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Voor ik het weet schopt Nico me tegen mijn rug. Hij raakt precies de plek waar hij me gesneden heeft. Joris lacht nog harder. Nico pakt me bij mijn haar en sleept me over de vloer richting de bank. Ik schreeuw van de pijn. Hij trek mijn haar er zowat uit. Ik voel de rand van de bank. Nico dwingt me op mijn knieën te gaan zitten en gaat achter me staan. Hij laat mijn haar los en wrijft het over mijn hoofd. Een paar plukken kriebelen in mijn gezicht. 
‘Hm, Lara. Ik vind het wel leuk als je een beetje eigenwijs bent. Kan ik je af en toe eens lekker de les lezen.’ Hij blijft door mijn haar wrijven. ‘Ik word er zelfs een beetje opgewonden van, moet ik je bekennen. Maar ben maar niet bang. Je bent er nog niet klaar voor. Nog niet… Toch moet ik je straffen als je niet luistert. Ik dacht dat je dat wel begrepen had?’ Hij geeft een ruk aan mijn haar, zodat mijn hoofd achterover getrokken wordt. Nico hangt met zijn hoofd boven dat van mij. ‘Bied je excuses aan, Lara.’
‘Waarvoor?’ vraag ik. Ik voel een knie in mijn rug steken en mijn hoofd wordt verder naar achteren getrokken. Als hij nog harder trekt, breek ik mijn nek of rug nog.
‘Waarvoor? Jij stelt hier geen vragen, schatje. Je hebt hier niets te zeggen. Als ik zeg dat je moet zeggen dat het je spijt, dan zeg je dat. Geen vragen.’ Hij duwt zijn knie nogmaals tegen mijn rug. Hij raakt alweer de plek waar hij me gesneden heeft.
‘Au! Ja, sorry! Het spijt me!’ zeg ik snel. Meteen laat hij me los. Ik zak in elkaar en steun met mijn hoofd op de zitting van de bank. Tom komt naar me toe en pakt me vast. Hij brengt me naar een kamertje waar ik nog niet eerder geweest ben. Er staat een grote witte tafel met zes rode stoelen. Het lijkt een beetje op een eetkamer. Er hangt een moderne lamp aan het plafond. Tegen een van de wanden staat een wit dressoir met zes lades. Op het dressoir zie ik een dienblad met een fles whisky of iets dergelijks staan en een paar glazen. Tom pakt een stoel en schuift hem naar het hoofd van de tafel. 
‘Ga zitten,’ beveelt hij en hij knikt naar de stoel. Ik ga zitten zonder iets te vragen. Dan loopt hij naar de andere kant van de tafel en schuift daar ook een stoel aan het hoofd van de tafel. Nog steeds kan ik niet geloven dat hij me zo heeft voorgelogen. Ik geloofde hem. Ik vertrouwde op hem en hij heeft me gewoon verraden. Nico komt binnen en gaat tegenover me zitten. Joris neemt plaats aan de linkerkant. Tom blijft bij het dressoir staan. Nico knikt naar hem. Ik hoor dat Tom een lade van het dressoir openschuift. Hij pakt er iets uit, maar ik kan niet zien wat, hij staat ervoor. Dan draait Tom zich om en voel ik een golf van angst door mijn lijf kruipen. Ik huiver. Hij heeft een pistool vast. Ik hap naar lucht. Rustig ademen Lara. Rustig. Niet laten merken dat je bang bent. 
Tom overhandigt het pistool aan Nico en gaat dan aan de rechterkant van de tafel zitten. Heel even is er een blik in Toms ogen die ik weedom niet thuis kan brengen. Dat zie ik vaker bij hem, maar ik heb geen idee wat het zou moeten betekenen. Het lijkt soms alsof ik een fractie van een seconde iets van medeleven zie, maar misschien verbeeld ik het me wel allemaal. Waarschijnlijk wel. Ik hoor een klik. Nico heeft een kogel in zijn hand en stopte hem in het pistool. Hij geeft een draai aan het magazijn en ik hoor weer een klik.
‘We gaan het vandaag hebben over wederzijds vertrouwen,’ zegt hij alsof ik in de klas zit en hij de leraar is.
‘Zoals ik al eerder vertelde, is een relatie gebaseerd op vertrouwen. Wederzijds vertrouwen.’ Hij kijkt ondertussen naar het pistool en speelt ermee. Ik krijg het benauwd en voel druppeltjes zweet opkomen. ‘Ik ga je dadelijk dit pistool geven. Er zit één kogel in. Je mag op ons allemaal één keer schieten. Dat zijn dus drie schoten. Oké?’ Hij kijkt me vragend aan. Ik mag op ze schieten? Een beetje verrast knik ik. ‘Daarna mag ik het pistool op jouw richten en schieten.’ Er verschijnt een scheve lach om zijn mond. ‘Dat is dus schot vier. Je weet misschien al dat je met dit pistool zes keer kunt schieten. Dus hoe vaker je geschoten hebt, hoe groter de kans, dat het volgende schot raak is. Ik wil alleen dat je even goed nadenkt over wie je het eerste neer wilt schieten en wie het laatste.’ Nico staat op. 
Dit kan mijn brein niet zo snel verwerken. Mag ik een pistool op hem richtten en de trekker overhalen? Ik weet alleen niet wanneer de kogel eruit zal komen. Als ze allemaal niet geraakt worden dan zijn er nog drie schoten over. Eén daarvan zal op mij gericht zijn, maar hoe groot is de kans dat de kogel ook zo lang blijft zitten? Misschien gaat hij wel bij het eerste schot af? Of het tweede. Of het derde. Of… bij mij. Dan zou ik dood zijn, echt dood. Ik wil dit spel niet spelen. Ik doe het niet. Ik kan het niet. Inmiddels staat Nico naast me en reikt me het pistool aan. Ik blijf stokstijf zitten en staar voor me uit. Dit kan ik niet, ook al haat ik ze allemaal. Nico zwaait met het pistool voor mijn neus en legt het voor me op tafel neer. Hij gaat weer zitten. Even is het muisstil in de ruimte. Is de rest niet bang om neergeschoten te worden? Dat kan toch haast niet? Zou Tom me misschien daarom zo hebben aangekeken? Zou hij ook bang zijn om geraakt te worden door een kogel? Ik kijk naar het pistool.
‘Toe dan. Pak het maar,’ zegt Nico bemoedigend. ‘Dit is je kans. Als je één van ons neer hebt geschoten heb je gewonnen, dan laat ik je gaan.’ Bij die woorden veranderd plotseling alles. Laat hij me gaan? Ik kijk op en kijk hem aan. 
Nico knikt. ‘Echt waar. Als jij één van ons neerschiet mag je gaan. Dan zet ik de deur open en kun je hier weg. Ik zal je niet achterna komen.’ Ik kijk hem twijfelend aan. ‘Tom, ben ik een man van mijn woord of niet?’ vraagt hij. 
‘Zeker.’ Tom knikt. ‘Als Nico zegt dat hij iets doet, dan doet hij dat ook. No matter what,’ zeg Tom tegen me. Ineens heb ik iets meer drang om het pistool vast te pakken. Met een bevende hand reik ik naar het koude stuk metaal. Het is zwaar. Ik til het op en houd het schuin voor me. Is dit het dan? Het einde of misschien een nieuw begin? Naar huis mogen, doodgaan of voor altijd hier blijven? Niet geschoten is altijd mis. Goh, wat is die uitspraak toepasselijk op het moment. Op wie moet ik eerst richten? Joris? Tom? Nico? Hoe vaker ik schiet, hoe groter de kans dat het pistool af gaat. Ik wil als laatste op Nico schieten. Dat weet ik zeker! Ik kijk Nico, Tom en Joris één voor één aan. Ze zien er onbevreesd uit, op Tom na. Ik geloof dat ik een twijfel in zijn ogen zie. Toch? Of zie ik dat verkeerd?