‘Komt er nog wat van?’ vraagt Nico ongeduldig. Ik haal diep adem en richt het pistool op Tom. Ik zie dat hij even naar adem hapt. Nico kijkt naar Tom.
‘Je geeft dus het meeste om hem. Prima. Schiet maar.’
Bibberend beweegt mijn hand heen en weer. Met mijn andere hand probeer ik het bibberen een beetje tegen te houden. Ik durf niet. Stel dat ik Tom neerschiet, dan ben ik een moordenaar. Ik, Lara, zou iemand hebben vermoord, daar kan ik toch niet mee leven.
‘Schiet!’ schreeuwt Nico en van de schrik haal ik de trekker over. Een klik. Ik heb mijn ogen dichtgeknepen en wacht. Heel langzaam open ik mijn ogen. Tom leeft nog. Ik heb hem niet geraakt. Ik zucht. Mijn handen zijn inmiddels zo klam dat het pistool begint te glijden. Ik leg het snel neer op de tafel en kijk er vol afschuw naar.
‘Nee, nee! Volgende. Kies de volgende uit. Op wie ga je nu richten? Tom heeft geluk gehad en overleeft het zeker.’
‘Nee. Ik kan het niet! Ik wil het niet! Alsjeblieft Nico, stop hiermee!’ smeek ik en er rolt een traan over mijn wang. Nu pas dringt het tot me door dat ik op iemand heb geschoten. Goddank ging het pistool niet af! Er komt een misselijkheid opzetten en ik durf het pistool niet meer aan te raken. Nico komt dreigend naar me toe en pakt mijn rechterhand vast. Hij legt mijn hand op het pistool en vouwt mijn vingers er omheen. Nu richt hij het pistool tegen mijn hoofd.
‘Als je nu niet verder gaat, haal ik de trekker over terwijl hij tegen dat mooie, eigenwijze koppie van je staat gericht. Het geeft wel een hoop rotzooi, maar ach, dat ruimen we wel op.’
Ik voel de koude loop tegen mijn rechterslaap drukken. Ik weet niet meer wat ik moet doen. Ik ben misselijk van de angst. Ik heb klamme handen en ik voel het zweet over mijn rug druppelen.
‘Oké,’ zeg ik met een piepstemmetje. Nico laat mijn hand los en gaat weer tegenover me zitten.
‘Wie is de gelukkige?’ vraagt hij enthousiast.
Ik kijk naar Joris en richt het pistool op hem. Hij haalt zijn schouders op. Het lijkt wel of hij het niet erg vindt. Hij is niet bang. Zijn blik veranderd niet. Ik knijp mijn ogen dicht en haal de trekker weer over. Klik! Langzaam open ik mijn ogen. Hij zit er nog. Levend.
‘Joris dus. Nou, nu is het dus duidelijk,’ zegt Nico. Ik til mijn handen op en strek mijn armen recht voor me. Ik richt op Nico. Het pistool wiebelt heen en weer en het lijkt met de seconde zwaarder te worden.
‘Doe het, Lara! Doe het nu! Schiet!’ roept Nico kwaad. Ik haal de trekker over en sluit mijn ogen deze keer niet. Ik blijf kijken. Ik hoor weer een klik. Nico blijft zitten. Ineens grijpt hij naar zijn hart alsof ik hem wel geraakt heb. Vervolgens begint iedereen te lachen. Verbaasd kijk ik naar Nico Is dit nu grappig? Joris grijpt het pistool en overhandigd het aan Nico.
‘Lara. Wat jammer nou. Het is nu het een of het ander. Je gaat dood of je blijft gewoon lekker hier bij ons.’ Hij grijnst gemeen naar me. ‘Wil je nog iets zeggen, of heb je niks nuttigs meer te melden voordat ik je ga neerschieten?’
‘Alsjeblieft Nico. Dit is niet leuk. Stop ermee. Ik blijf toch wel hier…’ probeer ik nog.
‘Deze les gaat over wederzijds vertrouwen weet je nog? Ik vertrouw je en laat je dus op me schieten. Op ons allemaal zelfs. Nu is het jou beurt om mij te vertrouwen.’
‘Dit heeft niets met vertrouwen te maken. Hoe kan ik nu weten of die kogel dadelijk in mijn hoofd belandt of niet. Jij weet dat ook niet. Dat heeft totaal niets met vertrouwen te maken. Dat is geluk of pech hebben! Je speelt weer een spelletje met me!’ zeg ik kwaad tegen hem. Hij begint te lachen.
‘Lara. Je kunt me vertrouwen, of je dat nu wilt of niet. Als ik zeg dat je me kunt vertrouwen, doe dat dan. Vertrouwen is de sleutel in deze relatie, meisje.’ Hij zwaait rondjes met zijn pistool.
‘Ach, rot toch op! Ik heb geen relatie met jou! Ik ga nog liever dood dan dat ik hier bij je blijf, dus schiet maar. Schiet me maar neer!’ schreeuw ik. Ik zie Nico het pistool op me richtten.
Knal! Een oorverdovend geluid komt er uit het pistool. Ik knijp automatisch mijn ogen dicht en bescherm mijn hoofd met mijn armen. Hij heeft op me geschoten! Hij heeft me neergeschoten. Ik wacht op de pijn die ergens mijn lijf zal binnen dringen, maar er gebeurt niets. Ik wacht nog even. Heel langzaam laat ik mijn handen zakken en doe mijn ogen open. Ik kijk naar Nico. Hij zit daar met een grote, gemene lach op zijn gezicht te kijken. Ik kijk Joris en Tom een voor een niet-begrijpend aan. Joris heeft ook een grijns op zijn gezicht staan. Tom niet. Hij kijkt naar Nico.
Hij heeft gemist. Ik kijk voorzichtig achter me of ik een gat in de muur kan ontdekken. Niets. Ik kijk Nico verward aan.
‘Dacht je nou werkelijk dat we met échte kogels hier een beetje een spelletje gaan zitten spelen? Echt niet! Ik ben niet levensmoe! Ik laat jou heus niet op mij schieten met een echt pistool, Lara! Wat denk je toch van me?’ Hij schudt met zijn hoofd. ‘Dit is een nep pistool. Het geeft wel een hele harde knal als je een “kogel” afschiet, maar er gebeurd niets. Doet het altijd goed. Maar goed dat ik hem niet per ongeluk verwisseld heb met mijn echte pistool…’
Zou hij bluffen of zou hij er echt een hebben? Ineens denk ik aan het pistool op het bureau. Zou dat een echt pistool zijn geweest, of was het dit nep pistool? Ik zak achterover in mijn stoel en zucht een paar keer heel diep. Ik ben ontzettend kwaad op hem, maar alle angst die ik net beleefd heb, heeft al mijn energie opgeslurpt.
Nico loopt de kamer uit. Joris volgt hem. Tom blijft nog een paar seconden staan en loopt dan ook weg. Daar zit ik dan. Totaal geen kracht meer in mijn lijf. Ik ben nog te moe om op te staan en besluit hier gewoon maar te blijven zitten. Ik kan toch nergens heen. Wat heeft het voor zin?
Mijn gedachten dwalen af. Ik moet ineens aan Maya denken. Mijn lieve zusje. Zou ze een leuke verjaardag hebben gehad? Ik wed dat ze me ontzettend kwalijk neemt dat ik niet op haar verjaardag ben verschenen. Ik ben tenslotte de enige die ze nog heeft. Papa is vijf jaar geleden een overleden en een paar jaar later is mama om het leven gekomen toen een spookrijder op haar weghelft belandde. Dat is nu bijna een jaar geleden. Pien zei dat ik het verdiende om mee te gaan op ski-vakantie. Eigenlijk wilde ik niet gaan, maar ze had gelijk, dacht ik. Ik had de laatste jaren al zoveel ellende meegemaakt. Eerst mijn vader, toen mijn moeder en daarna kwam Dennis met zijn bekentenis. Ik had ontspanning nodig. Natuurlijk wist Pien niet dat Dennis en Renate zouden gaan aankondigen dat ze gingen trouwen. Haar bedoelingen waren goed. Het was ook heel gezellig op weg naar Zwitserland. Ik zat bij haar en bij Thijn in de auto. Dennis en Renate moesten mijn vakantie alleen al meteen verpesten op de eerste avond uit. Ik voel een vreemd gevoel in me opkomen. Het is een soort boosheid, gemengd met spijt. Dennis is dood. Nico heeft hem vermoord en laat mij ervoor opdraaien. Ja, ik was woedend op Dennis en ik weet dat ik gedacht heb dat ik hem wel kon vermoorden, maar dat meende ik niet. Dat was gewoon een gedachten. Ik zou zoiets nooit doen. Nooit! Niemand weet het, maar ondanks alles hield ik namelijk nog steeds een beetje van hem. Daarom had ik het er zo moeilijk mee. Zelfs Pien weet er niets van. Ik durfde het tegen niemand te vertellen, bang dat ze me voor gek zouden verklaren na alles wat hij me aangedaan heeft.
Er klinkt zachte muziek op de achtergrond. Ik kijk om me heen en zie nu pas dat in elke hoek van de kamer een luidspreker aan het plafond hangt. Er klinkt zachte rustige muziek. Sommige stukjes en teksten heel vrolijk, andere heel depressief. Ik hoor de pianoklanken en sluit mijn ogen. Ik luister naar de muziek. Ik concentreer me op mijn ademhaling. Ik voel de muziek mijn oren binnen dringen en door mijn hoofd dansen. Als ik depressieve tonen hoor merk ik, dat ik telkens weer wat onrustiger word, maar zodra de vrolijke tonen weer door de luidsprekers klinken voel ik mezelf weer een beetje ontspannen. Het is fijn om na zo’n lange tijd weer eens muziek te horen. Het is niet het soort muziek waar ik normaal naar luister, maar goed, ik houd meer van top veertig muziek. Al is mijn muzieksmaak erg breed. Ik vind af en toe een klassiek nummer wel leuk, maar af en toe een lekker dance-nummer is ook wel eens fijn. Thuis heb ik altijd muziek aan staan. Radio of een cd, altijd klinkt er muziek in mijn flatje. Veel teksten ken ik ook van buiten en ik zing uit volle borst mee als ik helemaal in mijn nopjes ben. In gedachten zie ik mezelf staan in de kamer met een lepel als microfoon terwijl ik sta te koken. Ik glimlach even.
Hoe lang ik naar de muziek heb zitten luisteren weet ik niet, ik ben op een bepaald moment in slaap gevallen. Ik schrik wakker als er met een vuist voor me op tafel geslagen wordt. Ik schiet overeind. Het is Joris. Hij lacht als hij ziet dat ik geschrokken ben.
‘Kom, je gaat naar boven,’ zegt hij en hij knikt richting de trap. Ik sta op, maar voel me slap. Het lijkt wel of mijn spieren het elk moment kunnen begeven. Ik sjok de trap op. Joris loopt achter me aan. Hij heeft me niet vastgepakt en dat vind ik fijn, ook al zou ik op dit moment best wat ondersteuning kunnen gebruiken.
‘Tweede deur aan de rechterkant,’ zegt hij nors.
Ik loop naar de deur en blijf staan. Joris maakt hem open. Hij geeft me een duwtje en ik struikel de kamer binnen. Ik hoor weer een piepje, dat aangeeft dat Joris de deur weer op slot doet. Ik kijk de kamer rond. Voor me staat een enorm groot hemelbed. Wow! Dit is niet te geloven. De kamer is ingericht als in zo’n glossy magazine over wonen en inrichting en zo. Ik kijk mijn ogen uit. Er hangt een gigantische spiegel met een lijst om heen. Er staat een soort kaptafel met allerlei potjes en flesjes erop. Aan de andere kant van de kamer staat een grote schommelstoel. Zo een wil ik later hebben als ik ooit kinderen zal krijgen. Ik kijk teleurgesteld naar de stoel. Waarschijnlijk krijg ik nooit kinderen als Nico me hier echt voor altijd vast gaat houden. Of misschien is Nico van plan dat… Hij zal toch niet? Toch? Mijn gedachten slaan op hol. Ik schud met mijn hoofd en bekijk de kamer verder. Aan beide kanten van het bed staan nachtkastjes met twee lades. Er ligt een stapeltje kleding op het bed. Helemaal links van me staat een grote kast in dezelfde kleur als de lijst om de spiegel. Ik maak de deuren open. Er hangen jurkjes, broeken en T-shirts in. Zouden deze kleren van iemand zijn geweest? Ik voel aan de kleding. Opeens komt er een kaartje te voorschijn. Het hangt aan een jurkje. Het is nieuw. Ik pak het kaartje vast. Tweehonderd achtennegentig euro staat er op het kaartje. Hij is nog nooit gedragen. Ik snuffel door de kleding. Er hangen overal nog kaartjes aan met de prijs erop. De een nog duurder dan het ander. Het toppunt is een soort galajurk. Hij is satijnachtig en heeft een diepe, blauwe kleur. Hij voelt heerlijk. Op het prijskaartje staat een bedrag van zevenhonderd negenenzeventig euro! Pff… Zou Nico ze gekocht hebben? Alles in deze kamer is duur. Het moet een fortuin gekost hebben. Ik herinner me weer dat Nico zei dat hij alles had, waaronder geld als water… Dat blijkt te kloppen.
Ik loop naar de tafel met de flesjes en potjes. Er staan allerlei soorten parfum, en niet die van de lokale drogist. Niet één goedkoop merk, nee allemaal dure merken. Ik ruik aan een paar geuren. Ze ruiken heerlijk. Ik kijk naar de spiegel, die boven het kastje hangt en zie mezelf staan. Ineens lopen de tranen over mijn wangen. Ik wil hier weg. Hoe mooi deze kamer ook is. Ik wil naar mijn eigen kleine slaapkamer in mijn eigen flatje. Ik wil geen dure parfum ruiken. Ik wil die goedkope parfum van mezelf ruiken, die heb ik van Maya gekregen met mijn verjaardag. Ik wil niet in dit grote bed slapen. Ik wil in mijn eigen kleine warme bedje kruipen. Ik loop naar het raam en zie verrassend genoeg een mooi uitzicht. Henri. Hij is bij me in deze ellende. Deze grote reus zal me beschermen. Hoe weet ik niet, maar ik voel dat hij over me waakt op de een of andere manier. Ik loop naar de schommelstoel, laat me er in zakken en schommel heen en weer. Ik leun met mijn hoofd naar achteren en sluit even mijn ogen. Langzaam wieg ik heen en weer. Heen en weer. Ik word er slaperig van en besluit om toch maar even in bed te gaan liggen. De stapel kleding leg ik op het nachtkastje naast het bed neer. Ik kruip onder de dekens. Ze voelen heerlijk zacht en ruiken naar wasverzachter als ik ze optil. Het duurt niet lang of ik slaap. Ik droom. Ik droom over Maya, over mijn flat, over alles wat me ooit lief is geweest. Ik droom over Dennis…