Ik staar naar de prachtige regenboog die zich tussen de bergen vormt. Henri komt langzaam weer tevoorschijn. Hij was even verdwenen achter een grote, grijze wolk, maar inmiddels is de zon doorgebroken en is er een grote, dubbele regenboog ontstaan. Het natuurverschijnsel tovert zelfs een glimlach om mijn mond. Het doet me goed om naar de prachtige kleuren te kijken die de regenboog laat zien. Dit kleine, korte momentje is het mooiste dat ik gezien heb sinds een paar weken.
De afgelopen dagen heeft Nico me opgesloten in deze kamer. Mijn kamer, zoals hij het noemt. Ik ben zo verzonken in gedachten, dat ik niet heb opgemerkt dat mijn slaapkamerdeur geopend werd.
‘Mooi, is het niet?’ Ik draai me geschrokken om. Nico leunt tegen de deuropening. Hij glimlacht. Zijn handen heeft hij in zijn zakken gestoken. Heel ontspannen komt hij langzaam naar me toe. Mijn hartslag versnelt. Ik slik en houd mij adem in.
‘Zeg Lara…’ zegt hij heel langzaam. Zijn zware stem en de manier waarop hij praat bezorgen me telkens weer de kriebels. ‘Wat zou je ervan vinden…’ Hij komt steeds dichterbij. ‘Als je vandaag eens een frisse neus ging halen?’ Nico stopt recht voor me en kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. Zijn rechterhand komt uit zijn broekzak en hij reikt naar mijn gezicht. Ik deins achteruit, maar kan nergens heen, aangezien ik al tegen de vensterbank gedrukt sta. Nico glimlacht.
‘Je ziet wat grauw,’ zegt hij terwijl hij mijn wang streelt. Ik huiver van zijn aanraking. ‘Buitenlucht zal je vast goeddoen…’ Nico houdt zijn hoofd scheef en bekijkt mijn gezicht aandachtig. ‘Ik moet alleen een paar dingetjes aanpassingen…’ zegt hij op een sluwe toon.
Hoorde ik het goed? Mag ik naar buiten? Nico neemt wel een risico. Ik kan proberen te ontsnappen… Nee! Meteen als die gedachte opkomt, stop ik hem weer weg. Een paar dagen geleden heeft Nico me weer een foto laten zien van Maya. Joris stond maar twee meter bij haar vandaan. Dat betekend dat hij haar heeft opgezocht, of althans in de buurt van haar is geweest. Ik mag niets met Maya laten gebeuren, dus ik heb me de afgelopen dagen netjes gedragen. Ontsnappen zit er niet in… Maar wacht eens! Zou Tom meegaan? Zou dit misschien juist een ontsnappingspoging zijn?
Ik heb hem de dag nadat hij bij me was verteld dat ik hem vertrouw. Hij leek blij met dit nieuws. Tot nu toe heeft hij me niet veel pijn meer gedaan. Alleen die keer toen Nico hem de opdracht gaf mij vast te binden aan de stoel, toen gaf hij me een klap, maar ook die was te verdragen. Hij kon niet anders. Nico stond pal naast hem. Ik heb meegespeeld. Daarna heb ik Tom niet meer gezien. Ik heb hem wel nog een keer horen praten, maar dat is ook al een paar dagen geleden.
‘Ik denk dat blond je wel zal staan…’ zegt Nico vastberaden. Blond? Wat gaat hij doen? Nico speelt met mijn haar. Oh, ik begrijp het…
‘Ik denk niet dat je iemand tegenkomt, maar stel dat het wel zo is, dan willen we natuurlijk voorkomen dat je lijkt op de foto van die moordenaar die op het nieuws verspreidt wordt…’ Stomme eikel dat hij is. Het liefst zou ik hem een klap geven, maar dat zou echt heel erg dom zijn, dus ik doe het niet.
‘Kom, we gaan naar beneden,’ Nico pakt mijn hand vast en trekt me achter zich aan. Zijn hand houdt me stevig vast en ineens denk ik aan Dennis. Aan de eerste keer dat we hand in hand liepen. Het voelde echt zo fijn. Eindelijk konden we elkaar aanraken! Er was spanning en toen onze handen elkaar raakte sprongen er bijna vonken vanaf. Dennis was uiteindelijk degene die het initiatief nam. Met een glimlach die niet meer van mijn gezicht te krijgen was liep ik zo naast hem door de winkelstraat.
Nico trekt me met zich mee en we lopen de trap af, de hal door, de keuken door en stoppen in de woonkamer.
‘Ga zitten.’ Nico wijst naar de grote bank en laat mijn hand los. Ik ga zitten. Nico gaat achter me staan. Ik hoor dat afschuwelijke bekend geluid en mijn hart slaat over. Ik krijg het ontzettend warm en heb moeite met rustig ademhalen. Het mes. Ik hoorde hoe hij het uitklapte.
‘Ken je deze nog’ vraagt Nico gluiperig. Hij laat het mes voor mijn neus bungelen. Ik slik. Een paar seconde is het doodstil. Dan voel ik een hand op mijn schouder. Ik verstijf.
‘Lara, meisje. Ik ga je vandaag de kans geven om je te bewijzen. Je mag met Joris en Tom naar buiten. Je zult waarschijnlijk willen ontsnappen. Je zult willen schreeuwen dat je ontvoerd bent.’ Langzaam glijden zijn vingers omhoog langs mijn nek. Ik krijg kippenvel. Ik voel zijn warme adem in mijn nek, langs mijn oor.
‘Maar niemand zal je horen, want je bevindt je op een groot stuk privé terrein, waar niemand komt. Helemaal niemand. Maar als je iets probeert… dan ben je dood!’ Als hij het woord ‘dood’ uitspreekt pakt hij me bij mijn haar en trekt mijn hoofd met een ruk naar achteren. Nico’s gezicht hangt boven dat van mij en ik kijk hem recht in zijn ogen aan. Het mes glijdt over mijn wang, naar mijn hals, naar mijn borstkast, naar mijn hart… Daar stopt hij en draait het rond. Als hij nu zou uitschieten dan zou hij mijn hart doorboren en zou ik dood zijn.
‘Maar eerst laat ik je zien hoe ik je kleine zusje vermoord…’ Mijn hart bonst in mijn keel en angstig kijk ik Nico aan. De tranen prikken achter mijn ogen. Nico heeft een gemene grijns op zijn gezicht staan. De klootzak.
‘Oké.’ Is alles dat ik kan zeggen.
‘Oké wat?’ vraag Nico.
‘Oké, Nico, ik zal niet proberen te vluchten en zal niet gaan schreeuwen.’ Het mes glijdt weer omhoog, richting mijn hals. Wederom krijg ik kippenvel. Nico pakt mijn haar opnieuw beet. Hij maakt er een staart van.
‘Lara, ik zweer het. Als je iets probeert…’ Ineens hoor ik een snijdend geluid en hoor ik Nico lachen. Mijn hoofd schiet naar voren. Hij heeft mijn haar los gelaten. Er verschijnt een grote paardenstaart voor mijn gezicht. Het is mijn haar. Ik kijk hem verschrikt aan. Heeft hij mijn haar afgesneden? Ik voel aan mijn achterhoofd.
‘Mijn haar!’ schreeuw ik en ik gris de pluk haren uit zijn handen. Nico lacht hardop. Mijn haar is mijn trots. Ik heb er heel lang op gespaard om het zo lang te krijgen.
‘Ik háát je! Je bent een klootzak en ik ben je eigendom niet!’ Ik voel dat de hand van Nico zich om mijn keel vouwt. Hij knijpt hard en ik krijg geen lucht meer.
‘Dat ben je wel! Je bent alles wat ik zeg dat je bent! Hoor je me!? Als ik zeg dat je mijn slaaf bent, dan ben je dat. Als ik zeg dat je mijn hoer bent, dan ben je dat en als ik zeg dat je helemaal niks bent, dan ben je helemaal niks! Jij doet wat ik van je vraag, of je nu wilt of niet. Begrijp je dat?’ Ik stik! Ik kan niet meer slikken. Ik krijg geen lucht meer! Ik voel druk in mijn hoofd. Ik kijk hem met grote ogen aan en knik. Plots laat hij los. Ik hoest en proest en haal diep
adem.
Als ik een beetje op adem ben gekomen is het net alsof iemand anders controle heeft over mijn lijf heeft. Zonder erbij na te denken, spring ik overeind en vlieg ik Nico aan. Ik sla hem met een vuist in het gezicht en schop hem tegen zijn kruis. Nico schreeuwt en krimpt ineen. Hij laat het mes vallen. Ik bedenk me geen seconde en pak het van de grond op. Ondertussen is Joris binnen gekomen. Hij heeft het geschreeuw vast gehoord.
‘Stop!’ zeg ik. ‘Stop!’ Ik wijs met het mes in zijn richting. Joris steekt zijn handen omhoog.
‘Lara. Dat is niet verstandig. Laat dat mes los.’ Ik zie dat hij naar de pluk haar in mijn hand kijkt en dan naar Nico.
‘Nee… Aan de kant!’ beveel ik Joris. Ik loop zijn richting in. Ik ga hier weg. Nu. Ik kan naar de voordeur lopen en dan rennen. Heel hard rennen. Nico ligt nog op de grond in elkaar gevouwen. Joris stapt opzij. Ik loop naar de keukendeur. Ik zie dat mijn hand trilt van alle spanning. Joris ziet het ook en komt op me af stormen.
‘Blijf staan!’ gil ik en ik steek het mes voor me uit, maar hij blijft niet staan. Hij komt naar me toe. Net als ik me om wil draaien om de gang op te rennen, grijpt hij mijn arm vast, gooit hij me met een smak tegen de muur en trekt hij het mes uit mijn handen. Mijn hoofd raakt de muur hard, maar ik stribbel tegen. Joris is sterk, maar ik geef niet op. Ik schreeuw, schop en sla, maar het lijkt hem niet veel te doen.
‘LARA!!!’ hoor ik Nico ineens schreeuwen. Ik stop met bewegen. Shit, Nico is kwaad. Hij is heel erg kwaad! Joris laat me los. Ik bedenk me geen seconde en draai weg. Ik ren naar de gang. Dit is niet goed. Ik heb Nico kwaad gemaakt. Ik heb hem zelfs pijn gedaan. Nico komt achter me aan stormen. Hij is razend. Dit is echt niet goed. Zó kwaad heb ik hem nog niet gezien, zelfs niet toen ik het op een lopen had gezet. Hij gaat me pijn doen als hij me te pakken krijgt. Heel veel pijn, dat is zeker. Ik ben bij de voordeur. Ik moet hier wegkomen. Ik voel aan de klink. Op slot… Tom komt de trap af lopen. Hij kijkt naar mij en naar de pluk haren die ik nog steeds stevig vasthoud. Ik kan proberen de trap op te rennen, bescherming zoeken bij Tom, maar dan breng ik hem alleen maar in gevaar. Hij kijkt verward naar mij, naar Joris, naar Nico en dan weer naar mij. Nico komt met grote passen op me af. Zijn blik staat op onweer. Als hij voor me staat, geeft hij me zo’n harde stomp in mijn maag dat ik moet kokhalzen. Ik krimp ineen van de pijn. Hij trekt me overeind en geeft me nog een stomp. Nu in mijn zij. Weer duik ik ineen. Ik voel de pijn op de plaats waar hij me een tijdje geleden gestoken heeft met zijn mes.
‘Je bent erbij! Hoor je me! Dit ga je voelen!’ Zijn vuist raakt mijn gezicht. En nog een keer. Nico is doorgeslagen! Hij stopt niet meer met schoppen en slaan. Ik probeer me te verweren door mijn armen voor mijn hoofd te houden. Ik zak op de grond en probeer me zo klein mogelijk te maken.
‘Stop! Nico! Stop!’ Tom pakt de arm van Nico beet. ‘Zo kan ze helemaal niet meer over straat!’ Nico lijkt wel te grommen. Zó kwaad had ik hem nog nooit gezien. Ik kijk Tom aan met mijn betraande gezicht. Ik voel een zwelling opkomen bij mijn oog en begin een beetje wazig te zien.
‘Laat me los, Tom!’ gromt Nico. Tom laat los. Nico pak me bij mijn arm, trekt me hardhandig omhoog en sleurt me naar de kamer. Daar gooit hij me op de grond.
‘Stomme trut dat je bent.’ Hij gaat met zijn voet op mijn hand staan en zet zijn hele gewicht erop.
‘Au, Nico! Au! Je doet me pijn,’ schreeuw ik.
‘Ik doe je pijn? Laat me niet lachen. Dit is niets. Kun je je die kelder nog herinneren? Je gaat iets véél ergers beleven, meisje!’ Hij lacht gemeen. Erger dan de kelder? Nee toch?
‘Je gaat terug naar de kubus. Het is afgelopen! Ik ben het zat, maar eerst zal ik je leren dat je geen spelletje met me moet spelen. Je zou willen dat je dit nooit gedaan had. Je zou wíllen dat je dood was! Kreng!’ Hij haalt zijn voet van mijn hand en geeft me nog een schop tegen mijn bovenbeen.
‘Joris. De achterkamer, nu! Tom, ga met Joris mee!’ Joris knikt en kijkt me heel even aan. Er staat een vreemde blik in zijn ogen. De achterkamer? Wat is een achterkamer? Nico pakt me stevig bij mijn bovenarm beet. Hij knijpt extra hard. Het doet pijn en ik jammer dat het me spijt, maar het is te laat. Joris loopt mee naar de gang. We gaan een deur door die me nog nooit eerder is opgevallen. Het is ook niet echt een deur, meer een paneel in de wand. Ik stribbel tegen. Ik wil die kamer niet in. Om de een of andere reden ben ik bang voor die kamer, maar Nico sleurt me naar binnen. Ik kijk met open mond de kamer door en voel angst gemengd met spanning en boosheid. Een nachtmerrie.
Geschrokken kijk ik naar Joris. Hij trekt zijn wenkbrauwen even omhoog. Als ik de kamer beter bekijk word ik misselijk. Er staat een stoel met riemen om de poten en de armleuning. Er staat ook een soort bedbodem rechtop tegen de muur. Aan het plafond hangt een ketting, net als in de kelder. Op een tafel liggen messen en andere attributen die me helemaal niet bevallen. In de hoek aan mijn linkerkant staat een videocamera op een statief. Het lijkt wel een set van een horrorfilm.