Ik word wakker in de kubus met pijn in mijn hele lijf. Alles, maar dan ook alles aan en in mijn lijf doet pijn. Het duurt even, maar na een tijdje herinner ik me weer wat er allemaal is gebeurd. Na de pauze die ze ingelast hadden, was het allemaal alleen maar erger geworden. Ik denk aan mijn pink en kijk naar mijn hand. Hij zit in het verband. Natuurlijk. Nico heeft zijn eigen dokter, daar hoeven we de deur niet voor uit. Het geluid… Dat gekraak en de pijn die volgde…. Verschrikkelijk! Hoe kan hij iemand zoiets aandoen? Ik snap het echt niet. Wat is er met hem gebeurd? Waardoor zou hij zo’n slecht mens geworden zijn? Slecht jeugd? Geen opvoeding? Foute vrienden? Vrienden… Ik denk aan mijn vrienden. Ik mis ze, vooral Pien. Ik heb al lang niet meer met iemand gepraat. Gewoon over koetjes en kalfjes. Ik zucht. Het kon zomaar een film zijn waar ik in terecht ben gekomen. Was het maar waar. Was dit alles maar een film. Of een nachtmerrie.
Hoe zou het met Maya gaan? Zou ze weten dat ze mij als moordenaar in het nieuws brengen? Ik kan me niet voorstellen dat ze helemaal niets weet over mijn verdwijning. Ik had namelijk al lang thuis moeten zijn en contact met haar op moeten nemen. Zou de politie tegen haar de waarheid hebben verteld? Zouden ze gezegd hebben dat ik vermist ben en dat ik geen moordenaar ben, of laten ze iedereen dat denken in het belang van het onderzoek? Eerlijk gezegd kan dat onderzoek mij geen moer schelen. Het enige dat belangrijk is, is dat ze mij hier weghalen. Liever vandaag dan morgen.
Welke dag is het eigenlijk? Ik ben de dagen kwijt en kan me niet meer precies herinneren wanneer ik op het journaal zag dat ik gezocht wordt voor moord. Is het eigenlijk ochtend of middag? Ik heb geen idee.
Ik mis Henri… Ik kijk graag naar hem. Die mooie, grote, statige berg aan de overkant van het huis. Ik zou zo graag willen dat ik bij hem was, want dat zou betekenen dat ik weg uit deze hel was. Weg van Nico. Weg van al deze ellende.
Ik kijk om me heen. Het tafeltje waar de vorige keer mijn boterhammen op stonden, staat er nog. Het is leeg. Ik heb honger, maar vooral dorst. Misschien komt iemand straks iets brengen? Ik zucht diep, maar heb er gelijk spijt van. Het doet pijn. Ik probeer op te staan, maar het lijkt wel alsof mijn rug versteend is en mijn benen kunnen mijn eigen gewicht niet dragen. Ik laat me weer op het bed zakken. De eerste twee keer dat Tom sloeg, waren nog enigszins te verdragen. De derde keer deed wat meer pijn. Toen Joris zijn gang ging was het niet meer te verdragen en Nico sloeg met alle kracht die hij in zich had. Hij zou me zo dood kunnen slaan…
Tom moet me gaan redden en hij moet echt opschieten met zijn reddingsactie, want ik weet niet hoe lang ik dit nog aan kan.
De uren verstrijken. Mijn maag rommelt enorm en ik heb een droge mond. Ik zou alles drinken op het moment. Waarom komen ze me niets brengen? Gelukkig komt Joris niet veel later de kelder binnen met een dienblad in zijn handen. Eindelijk! Ik heb zo’n ontzettende dorst. Vol verwachting kijk ik naar wat er op het dienblad staat.
Er ligt een kladblok en een pen op en een glas water, met daarnaast een pilletje en een klein spiegeltje. Joris zet het dienblad op het tafeltje.
‘Hier. Slik die pil door!’ commandeert hij en hij wijst naar de pil. Ik ben niet gek! Ik ga niet zomaar pillen slikken die ze me geven. Wie weet wat er allemaal voor troep in zit? Misschien willen ze me wel drogeren? Ik staar naar het glas water. Ik heb zó veel dorst. Joris ziet dat ik naar het water kijk en pakt het glas vast. Ik volg het glas met mijn ogen.
‘Als je wilt drinken, moet je eerst die pil doorslikken, jongedame. Het is gewoon een pijnstiller, voor de klappen die je gekregen hebt. Je zult wel pijn hebben,’ zegt hij spottend. Ik sta moeizaam op en met een gebogen rug en bibberende benen loop naar hem toe. Ik pak het pilletje vast. Als het echt een pijnstiller is, dan zou het wel fijn zijn. Ik kan wel wat minder pijn gebruiken en dat water moet ik hebben, want ik verga van de dorst. Ik twijfel even, maar gooi dan het pilletje in mijn mond. Ik strek mijn arm uit naar het glas water. Joris geeft het me. Ik voel het water door mijn keel glijden en mijn mond vullen. Wat heb ik een dorst! Het pilletje is mijn slokdarm doorgegleden. Nu maar hopen dat Joris de waarheid spreekt. Ik geef het glas terug en Joris zet het op het dienblad neer. Hij pakt de pen en het kladblokje wat erbij ligt.
‘Hier.’ Joris gooit de spullen op het bed. ‘Hier heb je laatst om gevraagd…’ zegt hij en hij knikt naar de spullen op bed. ‘Leuk kapsel trouwens!’ grinnikt Joris. Ik kijk hem niet-begrijpend aan. Joris geeft me het kleine spiegeltje, dat ook op het dienblad ligt.
Ik pak het vast en kijk naar mezelf. Ik schrik. Mijn haar! Het is kort! Nog korter dan toen Nico er een stuk van af had gesneden. Het hangt nog maar tot net over mijn oor. En ik ben ineens super blond! Wat hebben ze met me gedaan? Ik lijk helemaal niet meer op mezelf!
‘Lara. Ik heb goed nieuws voor je!’ zegt Nico, die de kelder binnen is gelopen zonder dat ik daar erg in had. Geschrokken kijk ik naar hem op. Nico wrijft in zijn handen. Tom duikt achter hem op en kijkt naar me. Aan zijn reactie te zien, heeft hij mij ook nog niet gezien met mijn nieuwe kapsel. ‘Je krijgt vandaag een kans om je te bewijzen. Een hele mooie kans die gaat bepalen hoe de rest van je verblijf hier bij mij zal verlopen.’ Nico staat pal voor me en kijkt op me neer. ‘Of je kunt hier een aardig luxe en rustig leventje, samen met mij, lekker warm in mijn huis leven, of je werkt jezelf in de nesten en je hebt daar de rest van je leven spijt van. Begrijp je me?’
Ik ruik zijn lichaamsgeur. Nico pakt mijn bovenarmen vast en trekt me naar zich toe. Ik voel zijn gespierde lijf tegen dat van mij. Zijn handen glijden over mijn rug. Ik maakte automatisch een holle rug, waardoor mijn bovenlijf nog dichter tegen dat van hem gedrukt wordt. Ik snak naar adem als hij over mijn wond heen wrijft. Nico glimlacht. Zijn hand gaat naar mijn hoofd. Hij pakt me bij mijn haar vast. Nico buigt voorover en fluistert in mijn oor.
‘Lara. Als je een beetje verstand hebt, dan verknal je het nu niet.’ Hij laat mijn hoofd los en drukt mijn lijf tegen dat van hem. Het doet pijn, maar ik zeg niets. ‘Heb je me goed begrepen?’ fluistert hij in mijn oor en hij knabbelt eraan. Ik huiver en voel een misselijk gevoel opzetten. Er ontsnapt een vreemd geluid uit mijn mond en een eenzame traan rolt over mijn wang.
‘Ja,’ zeg ik met een beverige stem. Met zijn linkerhand strijkt hij een pluk haar achter mijn oor en glijdt hij langzaam met zijn hand naar beneden langs mijn nek. Ik krijg kippenvel. Zijn rechterhand glijdt vanaf mijn rug omlaag en belandt op mijn bil. Hij knijpt er kort in, knipoogt naar me en duwt me dan plotseling een stukje van hem af. Godzijdank.
‘Ik wil dat je nog één ding voor me doet, daarna mag je boodschappen gaan doen met Joris.’ Hij knikt naar Joris. Ik kijk hem confuus aan. Hoorde ik dat goed? Mag ik boodschappen gaan doen?
‘Ik wil dat je me slaat,’ zegt Nico heel serieus. Ik heb hem denk ik niet goed gehoord. Ik kijk hem niet-begrijpend aan. ‘Je hebt me wel gehoord. Sla me. Hier, in mijn gezicht.’ Hij wijst op zijn wang. Wat is dit nu weer? Ik kijk vluchtig naar Tom. Die schudt heel voorzichtig ‘nee’.
‘Waarom?’ probeer ik om tijd te rekken.
‘Waarom niet? Je hebt alle reden om me te haten. Ik heb je behoorlijk toegetakeld gisteren. Waarom zou je me niet willen slaan?’
‘Omdat…’ Ik maak mijn zin niet af en staar naar de grond.
‘Omdat wat?’ Nico klinkt een beetje geërgerd.
‘Omdat je me daarna pijn gaat doen…’ zeg ik zacht. Een traan rolt over mijn wang.
Nico lacht snuivend. ‘Jij denkt dat ik je pijn ga doen als je me slaat?’ Nico komt weer dichterbij staan. ‘Dat heb je goed gedacht, Lara,’ zegt hij neerbuigend. ‘Maar weet je nog wat er gebeurt als je niet naar me luistert?’ Wat gemeen om mij in deze positie te brengen. Er druppelt nog een traan over mijn wang. Nico tilt mijn kin op en kijkt op me neer. ‘Als je het doet, mag je daarna gezellig gaan winkelen.’ Nico wijst weer met zijn vinger op zijn wang. Wat moet ik nu? Als ik het doe, mag ik gaan winkelen. Misschien dat ik dan kan ontsnappen of dat Tom geregeld heeft dat ik dan gered wordt? Bovendien heb ik een kans om hem een klap te verkopen, dat is wel het minste wat hij verdiend nadat hij mij heeft gemarteld in die stomme achterkamer. Als ik het niet doe, krijg ik ook klappen, omdat ik niet luister en ik mag niet weg. Er even vanuitgaande dat het waar is wat hij zegt. Dat ik echt boodschappen mag gaan doen.
‘Oké…’ zeg ik langzaam en ik kijk hem angstig aan, bang voor wat er gaat komen.
‘Goed zo.’ Nico lacht. ‘Je kunt dus wel luisteren…’ Nico zet een stap naar achter. ‘Kom maar. Sla zo hard als je kunt.’ Hij draait zijn wang naar me toe en wijst ernaar. Ik kijk aarzelend naar Tom, die vol spanning toekijkt. Ik wrijf de tranen van mijn wang en adem zo rustig mogelijk in. En dan, met alle kracht, haal ik uit naar Nico’s wang, maar net voordat mijn hand zijn wang raakt, pakt hij mijn arm vast en duwt hij me ruw van hem weg. Ik vlieg met een behoorlijke vaart tegen wand van de kubus en stoot mijn hoofd. Ik zak langzaam op de grond. Het ging zo snel! Ik heb hem niet eens geraakt. Mijn hoofd bonkt van de pijn. Snikkend kijk op naar Nico. Met zijn armen over elkaar geslagen en zijn benen gespreid kijkt hij op me neer.
‘Goed zo Lara. Je hebt geluisterd. Ondanks dat je wist dat ik je pijn ging doen heb je gedaan wat ik van je vroeg. Nou ja, gedaan… Je hebt het in elk geval geprobeerd.’ Hij lacht gemeen, gaat op zijn hurken zitten en pakt me onder mijn kin vast. Hij tilt mijn hoofd omhoog, waardoor ik hem wel moet aankijken.
‘Je gaat zo meteen met Joris de stad in. Je gaat een aantal spullen kopen en daarna kom je weer terug naar huis en gaan we gezellig met z’n allen eten. Goed?’ Nico kijkt me vragend aan. Ik slik moeizaam en knik. ‘Mooi. Ik zie je straks weer.’ Hij geeft me een kus op mijn voorhoofd, staat op en loopt weg. ‘Ow, en dat staat je goed, dat nieuwe kapsel!’ zegt hij nog voordat hij verdwijnt. Tom kijkt me met vragende ogen aan. Ik sla mijn ogen neer. Joris komt naar me toe en trekt me overeind.
‘Let’s go,’ zegt hij en hij duwt me richting de trap. Tom loopt achter ons aan de trap op. Ik kijk even over mijn schouder, maar Tom ziet het niet. Hij kijkt naar de treden. Buiten staat het busje dat ik eerder had zien staan. Ik kijk naar de glimmende bumper. Tom stapt erin en rijdt weg. Er staat nog een auto. Een donkerblauwe. Een Opel. Joris gebaart dat ik in moet stappen en stapt zelf ook in. Op het dashboard staat een doosje. Joris wijst ernaar.
‘Maak je zelf toonbaar. Werk die blauwe plekken weg, daarna gaan we pas.’ Met bibberende handen pak ik het doosje en maak het open. Er zit een heel scenario make-up in. Ik kijk wat ik moet hebben en begin me zo goed en zo kwaad als het kan op te maken. De blauwe plekken werk ik weg met een dikke laag foundation. Ik doe wat oogschaduw op en mascara. Als laatste een beetje blush op mijn wangen. Tenminste, langs de snee die toch echt wel zichtbaar blijft. Ik ben klaar, klap het doosje dicht en geef het aan Joris. Hij bekijkt me even en knikt goedkeurend. Dan start hij de auto en rijden we weg.
‘We gaan dus boodschappen doen. Ik zou geen geintjes uithalen. Nico heeft me gevraagd je te melden, dat als je ook maar iets van plan bent, hij zorgt dat je lieve zusje een heel vervelend ongeluk krijgt.’ Ik kijk Joris verschrikt aan. ‘Een ongeluk dat ze deze keer niet zal overleven…’
‘Maya? Hij mag haar niets doen!’ zeg ik geschrokken.
‘Dan moet je je gedragen. Zolang je doet wat ik zeg is er niets aan de hand en zullen we je zusje met rust laten. Probeer je te ontsnappen of iemand te waarschuwen, dan gaat Maya eraan. Begrepen?’ Ik knik. Ze mogen Maya absoluut niets aandoen. Ik zal me heel goed gedragen.
‘Je houdt zoveel mogelijk je mond dicht, maar mocht iemand iets vragen, je bent mijn vriendin. Dan weet je dat.’ Joris kijkt met een scheve blik opzij.
‘Oké,’ is alles wat ik zeg. Ik kijk naar buiten. Zo te zien heeft het recent weer gesneeuwd.
We rijden een hele poos over slingerwegen die tussen bossen doorgaan. Ik heb een raar gevoel. Het idee dat ik een soort van vrij zal zijn zometeen, maar toch ook weer niet zorgt voor een rare kriebel in mijn lichaam. Ondanks dat Nico er niet bij is, heeft hij mij nog volledig in zijn macht.
Na een tijdje komen we bij de rand van een dorp. Ik kijk naar de mensen en voel me machteloos. Iedereen leeft zijn eigen leven. Iedereen doet wat hij elke dag doet. Niemand die in de gaten heeft dat ik tegen mijn wil vastgehouden wordt. Niemand. Er rolt een traan over mijn wang. Ik proef de zoute smaak als hij op mijn lip terecht komt. Ik kan dit. Ik kan doen wat van me verwacht wordt. Ik hoef helemaal niets te doen, dan alleen maar mee te spelen. Ik denk aan Maya. Ik mag dit niet verprutsen. Ik doe dit voor haar.