Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#21 Achter de bergen

Joris parkeert op een parkeerplaats en gebaart dat ik uit moet stappen. Ik inhaaleer de koude lucht en sluit mijn ogen. Joris komt naast me staan, pakt mijn hand stevig vast en knipoogt naar me.
‘Je bent mijn vriendin, weet je nog?’ Ik knik en kijk naar zijn hand die de mijne omklemt. Het voelt heel vreemd.
‘Niet te snel alsjeblieft?’ Ik kijk Joris vragend aan. ‘Het doet nog allemaal pijn.’ Joris knikt zonder iets te zeggen en we lopen hand in hand naar de ingang van een grote supermarkt.
Zou niemand mij herkennen? Ik bedenk me ineens weer dat ik helemaal niet meer op mezelf lijk. Pien zou me niet eens herkennen, laat staan dat een vreemd iemand mij van een foto zou herkennen. Bovendien is er een zwelling onder mijn oog te zien. Zou niemand het opmerken? Zou niemand zich afvragen hoe dat gebeurd is? Ik zucht. Niemand lijkt überhaupt te zien dat ik hier tegen mijn wil ben, dat ik een spel mee moet spelen met een stel idioten en dat ik gedwongen word me zo te gedragen als ik nu doe. Niemand ziet me. Niemand let op me. Iedereen heeft het druk met zichzelf, hun mobiele telefoon of met elkaar. Ik lijk wel onzichtbaar. We lopen de supermarkt binnen en Joris pakt een winkelwagen. Hij geeft me een briefje. 
‘Hier, pak deze spullen en leg ze in de winkelwagen,’ beveelt hij. Hij laat mijn hand los. Een vreemd gevoel  giert door mijn lijf. Joris loopt een gangpad in en verdwijnt uit mijn zicht. Ik zou nu weg kunnen rennen, maar ik denk aan Maya. Ik zucht en loop het eerste gangpad in. Ik kom een vrouw tegen die me heel even vragend aankijkt. In mijn achterhoofd weet ik dat ik nu geen geintjes uit moet halen en dus lach ik vriendelijk naar haar. Ze wend haar blik af en ik pak de spullen die op het lijstje staan en leg ze in het wagentje. Joris heeft ook enkele boodschappen die hij erin doet. Het voelt zó vreemd om vrij te zijn, maar toch ook weer niet. Ik zit niet opgesloten of vastgeketend, ik ben gewoon buiten tussen de mensen, maar ik kan niks. Ik kan niet ontsnappen, hoe graag elke vezel in mijn lijf dat ook wil. Het kán gewoon niet, want dan doet Nico Maya wat aan. Zo machteloos als nu heb ik me nog nooit gevoeld. Na een paar minuten heeft Joris alles wat hij moet hebben en lopen we naar de kassa. Joris gebaart dat ik de boodschappen op de band moet laden en kijkt toe hoe ik alles netjes op volgorde op de band zet. Als ik ergens niet tegen kan, is het wel dat sommige mensen altijd alles zomaar op die band kwakken. Het liefst nog de aardappelen op het brood. Ik erger me daar altijd rot aan en zet daarom altijd alles netjes in volgorde van zwaar naar licht op de band. Zo kan ik het ook makkelijk inpakken.
‘Schat, laad even de boodschappen in en betaal gelijk even, wil je?’ zegt Joris, die achter het karretje staat en hij geeft me een portemonnee. Ik doe wat hij zegt. Het meisje achter de kassa groet me en kijkt even vragend naar me. Ze ziet die zwelling vast ook! Zou ze me kunnen helpen? Misschien kan ik seinen? Mijn brein draait op volle toeren om een manier te vinden om duidelijk te maken dat ik ben ontvoerd, maar ik weet niets. Bovendien staat Joris te dichtbij. Teneergeslagen laad ik de boodschappen in het karretje. Als ik de portemonnee open maak om te betalen, zie ik er zeker tien biljetten van honderd euro in zitten. Nog een paar van vijftig en nog wat kleingeld. Ik schrik ervan. Het meisje aan de kassa kijkt me afwachtend aan. Ik betaal met een briefje van vijftig. Ik zou het op een lopen kunnen zetten en om hulp kunnen schreeuwen. Het karretje tussen Joris en mij in, zou me een voorsprong moeten geven. Bovendien is het best druk en zou het opvallen als hij me ineens achterna kwam… Ik pak het wisselgeld aan van het meisje achter de kassa. Nee, ik durf het niet. Ik kan het echt niet riskeren om Maya in gevaar te brengen. Bovendien is mijn lichaam niet echt in de meest optimale staat om een stuk te rennen. Ik ben eerlijk gezegd blij als ik dadelijk weer in de auto zit.
‘Goed gedaan, schat,’ zegt Joris als we samen de winkel uitlopen. ‘Ik ben trots op je. Nico zal het fijn vinden als hij hoort dat je je zo goed hebt gedragen.’ Hij knipoogt naar me en slaat een arm om me heen, alsof we een echt stelletje zijn. We laden de boodschappen in en ik moet het karretje terugzetten van Joris. Ik loop naar de rij winkelwagens die op de parkeerplaats staan en parkeer mijn karretje. Als ik me omdraai, staat er een jong meisje voor me. Ik denk dat ze een jaar of zestien is. Ze lacht naar me.
‘Hoi!’ zegt ze, alsof ze me al jaren kent.
‘Eh, hoi,’ zeg ik ongemakkelijk. Ik kijk naar Joris. Hij houdt me in de gaten. Ik moet niets stoms doen nu.
‘Ben je gevallen?’ vraagt het meisje en ze knikt naar de zwelling onder mijn ook.
‘Ja!’ zeg ik snel en ik pers er een glimlach uit. ‘Maar het doet geen pijn meer hoor,’ lieg ik. Joris start de auto en kijkt me ondertussen vuil aan. Snel loop ik bij het meisje vandaan en stap in de auto.
‘Wat was dat verdomme?’ zegt Joris als ik instap. Hij kijkt me kwaad aan.
‘Ik, eh… ik weet het niet. Niks!’ Joris rijdt de parkeerplaats af. ‘Ze zei alleen hoi en vroeg of ik gevallen was. Ik zei hoi terug en zei dat ik inderdaad gevallen was maar dat het geen pijn meer doet.’
Joris gaat langzamer rijden en parkeert de auto langs de kant van de weg. Hij draait zich naar me toe en kijkt me aan. Ik durf niet weg te kijken.
‘Ik zweer het! Dat is alles! Ik heb verder niets gezegd, ik ken haar niet en ze zei verder niets!’
Joris heft zijn hand en automatisch duik ik weg, bang voor een klap in mijn gezicht. 
‘En ik moet je geloven?’ Zijn hand zweeft nog steeds in de lucht, klaar om een klap uit te delen.
‘Ja, Joris! Je moet me geloven! Echt waar. Alsjeblieft. Je moet me geloven,’ probeer ik. ‘En ik zou ook écht niets proberen uit te halen. Echt waar, Joris. Geloof me nou!’ Ik kijk hem smekend aan.
‘Je kunt maar beter de waarheid vertellen,’ zegt hij nors.
‘Ik weet toch wat er anders zal gebeuren,’ zeg ik en ik sla mijn ogen neer. ‘Ik wil Maya erbuiten laten. Joris, toe nou. Alsjeblieft.’ Joris snuift een keer, laat zijn hand zakken en rijdt verder. De rest van de rit zwijgen we allebei. Zou hij me geloven? 

Nadat we een hele tijd hebben gereden herken ik een punt waar we op de heenweg ook langs zijn gekomen. Het is een omgevallen boom, die een beetje op liggende giraf lijkt, daarom herken ik het punt. 
‘Vanaf hier is het privé terrein,’ zegt Joris een paar minuten later en hij knikt naar een bordje naast de weg. Dus dit hele stuk is Nico’s eigendom?
Ik begin te begrijpen dat ik me inderdaad in niemandsland bevindt, aangezien we nadat we het bordje  zijn gepasseerd nog zeker twintig minuten hebben gereden. We zijn weer over veel kleine, slingerende wegen gereden en in de verte zie ik iets geks. Ineens begrijp ik het. Het is Nico’s huis! Het ligt zo goed gecamoufleerd tussen de bomen en in de sneeuw dat het bijna niet opvalt! 
Joris parkeert de auto en zegt dat ik uit moet stappen. Hij duwt me een beetje hardhandig naar binnen.
‘Zo, daar is mijn meisje weer.’ Nico staat met open armen in de keuken. Alsof ik zomaar in zijn armen zou rennen. Dus niet. Vergeet het maar. Hij laat zijn armen weer zakken. Tom komt net de keuken binnen lopen vanuit de woonkamer. Hij wil vast weten hoe het gegaan is.
‘En, heeft ze zich gedragen?’ vraagt Nico aan Joris. Ik kijk naar Joris en Joris kijkt naar mij. 
‘Op zich wel. Maar ze heeft met iemand gepraat.’ Nico kijkt naar me.
‘Ik ken haar niet! En ik heb niet gepraat! Ze zei alleen hallo en ze vroeg of ik gevalen was!’ zeg ik snel. Joris kijkt naar me. Nico kijkt me met samengeknepen ogen aan en komt heel dicht bij me staan. ’Echt waar Nico!’ zeg ik vastberaden. Nico houdt zijn hoofd scheef. ‘Het was iemand van zestien jaar of zo. Ik heb niets gezegd! Ik zweer het! Joris heeft het gezien!’ Radeloos kijk ik van Joris naar Nico.
‘Wat denk jij ervan?’ vraagt Nico aan Joris.
‘Ik denk dat ze de waarheid spreekt. Het waren maar een paar seconde, het was een vrij jong iemand. Bovendien weet ze dat als ze iets uit zou halen ze daar haar zusje geen plezier mee doet.’ Joris kijkt me strak aan. Godzijdank, hij gelooft me!
‘Goed. Mooi zo. Dan kunnen we dus zeggen dat deze missie geslaagd is!’ Nico wrijft in zijn handen. ‘Ik ben trots op je, Lara.’ Hij geeft me een zoen op m’n hoofd.
‘Ik ga koken. Ga jij maar even tv kijken of zo.’ Hij knikt dat ik naar de kamer moet lopen. Joris en Tom blijven in de keuken. Ik loop naar de grote bank, laat me erin zakken en zucht opgelucht dat er geen gekke dingen gebeurd zijn. Ik pak de afstandsbediening die naast me ligt en ik zap. Ik stop bij Dr. Phill. Dat keek ik vroeger vaker. Vandaag gaat het over Amerikaanse tieners die zelfmoord wilde plegen. Ik kijk een paar minuten, maar ik voel me steeds depressiever worden. Ik zap verder. Een tekenfilm. Reclame. Het nieuws. Een komedie. Ik laat de komedie op staan. Ik kijk wel naar het beeld, maar ik krijg niet mee wat er zich afspeelt op tv. In gedachten blijf ik mijn uitstapje herhalen. Ik blijf zoeken naar punten waar ik misschien wel had kunnen ontsnappen, of iemand had kunnen zeggen dat ik in gevaar was. Tussen die beelden door flitsen flarden van Maya, vastgehouden door Nico. Ik wil er niet aan denken, maar het gaat vanzelf. Ik wil hier zo graag weg, maar ik kan het niet maken om Maya’s leven op het spel te zetten.
Op tv wordt gelachen. Tom komt de kamer binnen lopen en werpt een snelle blik over zijn schouder om te kijken of de kust veilig is. Hij gaat naast me zitten. Hij gaat zo zitten, dat hij de keuken in de gaten kan houden. Hij vraagt of alles goed gegaan is.
‘Waar hebben jullie het over?’ vraagt Nico als hij de kamer binnen komt lopen. Ik kijk geschrokken op. Shit, ik moet me niet zo betrapt gedragen, anders valt het nog op. Ik zwijg en kijk naar Tom.
‘Lara vertelde me net dat ze – toen Joris even niet oplette – ze het meisje achter de kassa gewaarschuwd heeft.’ Wat? Ik kijk Tom geschrokken aan. Dat zei ik helemaal niet! Wat is dit? Waarom zegt hij dit? Dadelijk gaan ze Maya pijn doen, omdat ze denken dat ik tegen ze gelogen heb.
‘Tom! Eikel! Je liegt!’ Ik word kwaad op hem. Ze mogen Maya niets doen. Ik spring op en haal uit naar Tom. Ik raak hem op zijn arm. Niet veel later heeft hij me overmeesterd. Ik kijk hem niet-begrijpend aan. Waarom? Waarom? Dat is alles wat ik kan denken. Tom heeft me verraden. Alweer! De wanhoop slaat toe en ik begin hevig te snikken. Is hij dan toch geen agent? Is dit dan toch een spelletje? Ik richt me tot Nico.
‘Het is niet waar! Echt niet! Tom liegt!’ zeg ik tegen hem. Mijn tranen blijven stromen. Ik richt me weer op Tom.
‘Je liegt! Zeg Nico dat je liegt!’ smeek ik. Tom kijkt me aan. In alle opwinding spuug ik in zijn gezicht. Nu heb ik Tom kwaad gemaakt. Ik zie zijn hand boven zijn hoofd verschijnen en voel dan de klap die hij met zijn platte hand tegen mijn wang geeft. Hard. Heel hard. Nog meer tranen stromen over mijn wangen. Niet zo zeer van de klap die hij me gegeven heeft, maar meer omdat ik me weer verraden voel. Ik dacht dat ik hem kon vertrouwen. Ik dacht dat hij me hier weg ging halen. Tom was mijn enige hoop…
‘Tom! Waarom? Ik dacht dat…’ Voordat ik mijn zin af kan maken drukt hij zijn hand op mijn mond. Ik mompel kwaad verder. 
‘Hou je kop. Je moet niet denken, schat! Laat dat maar aan ons over!’ Hij kijkt me aan en knipoogt. Ik kijk hem confuus aan. Moet ik hem toch vertrouwen?
‘Dus …’ Nico komt langzaam onze kant uit. Tom haalt de hand voor mijn mond weg.
‘Ik wil Maya toch niet in gevaar brengen? Nico, denk alsjeblieft goed na. Tom liegt.’  Ik kijk snel naar Tom en dan weer naar Nico. Het is stil. Muisstil. Ik voel mijn hart in mijn keel bonzen en mijn wang gloeien van de klap die Tom me gegeven had. ‘Alsjeblieft?’ smeek ik nog eens.
Plotseling barst Nico in lachen uit. Tom en Joris volgen. Ik kijk ze alle drie om beurten niet-begrijpend aan. Wat is er aan de hand? 
‘We zitten maar wat met je te dollen!’ zegt  Nico lachend. Hij draait zich . ‘Kom op. We gaan eten!’ zegt hij en hij seint dat we hem moeten volgen. Ik kijk Tom verbaasd aan. Hij knikt en wacht tot Nico en Joris op veilige afstand zijn.
‘Sorry, Nico zei dat ik dit moest zeggen. Hij wilde het even spannend voor je maken. Het spijt me…’ Tom wrijft snel met zijn hand over mijn wang. ‘Doet het erg pijn?’ vraagt hij zachtjes? Ik haal mijn schouders op. ‘Lara, ik ga je hier echt weghalen. Ik heb het je beloofd,’ zegt hij zo zacht mogelijk. Hij steekt zijn hand uit en trekt me overeind. Ik knik. We lopen de keuken in.
‘Zitten!’ commandeert Tom en hij duwt me op de stoel.
‘Slecht geslapen vannacht, Tom? Je bent zo agressief vandaag,’ zegt Nico tegen hem. Tom en Joris lachen. ‘Kom, laten we genieten van deze maaltijd,’ zegt Nico en hij knikt naar het eten op tafel. Iedereen schept op. Nico schept voor mij op. Gelukkig is het niet zoveel als de eerste keer dat ik in deze keuken at. Er ligt een gehaktbal op mijn bord en twee scheppen wortelstamppot. Echte Hollandse kost.
Tijdens het eten is het ongemakkelijk stil. Niemand zegt iets. Ik hoor alleen het bestek over de borden schrapen. Ik kijk naar Joris. Hij is met zijn mobiel aan het spelen en schrokt het eten naar binnen alsof hij al in weken niet meer gegeten heeft. Ik kijk naar Tom. Hij staart voor zich uit en eet zijn bord netjes leeg. Ik kijk naar Nico en schrik. Hij is me in de gaten aan het houden en snel sla mijn ogen neer. Nico lacht. Hapje voor hapje eet ik mijn bord leeg. Niemand zegt iets. Het is muisstil. Toch heb ik het gevoel dat er nog iets komen gaat. Ik weet het niet, maar het is niet goed. Na het eten word door Nico naar de kubus gebracht. Ze laten me de rest van de avond gelukkig met rust. 
Ik lig op bed te huilen. Ik huil om de pijn die ik heb gevoeld tijdens die afschuwelijke mishandeling daar in die stomme achterkamer, om het gemis van Maya, om mijn vrienden, om de dood van Dennis. Ik huil om alles. Dit kan toch niet mijn toekomst zijn? Leven bij dit monster? Ik moet er op vertrouwen dat Tom me hier weg krijgt. Het moet gewoon!  Ik huil mezelf in slaap, doodmoe van alle ellende van vandaag.