Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#25 Achter de bergen

Verdoofd staar ik voor me uit. In gedachten zie ik Toms blik toen Nico hem had neergeschoten. Verbazing met pijn, maar ook een soort rust leek het wel. Het was een hele rare gewaarwording.
‘Waar brengen jullie hem heen?’ Ik kijk Joris vragend aan. ‘Jullie gaan hem toch niet ergens dumpen? Ik wil hem begraven.’
‘Dat moet je aan Nico vragen. Voor nu gaat hij mee naar huis. Vraag het Nico maar als we thuis zijn.’
Ik laat mijn hoofd weer zakken en kijk naar de plek waar Tom net nog lag. Er ligt een plas bloed. Joris duwt me vooruit en ik loop zonder tegen te werken mee. Ik heb de kracht niet meer om te vechten. Ik ben met mijn gedachten bij Tom. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
‘Hup, ga zitten!’ beveelt Joris als hij de deuren van het busje opent. Ik kijk naar het levenloze lichaam van Tom dat al in het busje ligt en slik. ‘Schiet op!’ Joris geeft me een duwtje en ik stap aarzelend in. Dat gaat nog niet zo gemakkelijk met deze jurk, ook al is hij gescheurd. Met een harde klap smijt Joris de deuren dicht. Ik kijk naar Tom. Hij ligt erbij alsof hij elk moment weer op zou kunnen staan, maar ik weet dat de werkelijkheid anders is. Zijn ogen zullen voor altijd gesloten blijven. Ik voel een traan over mijn wang rollen en moet mezelf tegenhouden als Joris optrekt. Toms lijf schudt heen en weer wanneer we over de hobbelige weg rijden. Snikkend zit ik naast hem. Ik heb zijn hand vast gepakt en streel die met mijn duim, alsof het hem misschien op magische wijze tot leven zal brengen. Langzaam bekijk ik zijn hele lichaam. Zijn gezicht, zijn hals, zijn torso en zijn handen. Mijn blik blijft hangen op een stukje papier dat uit zijn broekzak steekt. Het papiertje waar hij het over had! Ik was het helemaal vergeten. Ik pak het voorzichtig uit zijn broek en vouw het open. Er staat een telefoonnummer op en een naam. Ik vouw het blaadje snel weer dicht en steek het tussen mijn bh. Ik weet bijna zeker dat Nico of Joris het daar niet zal vinden. Het busje stopt en ik probeer me zo normaal mogelijk te gedragen, al weet ik op dit moment niet echt meer wat normaal is.
Joris wenkt dat ik uit moet stappen. Ik kijk nog even naar Tom en geef hem een kus op zijn voorhoofd.
‘Rust zacht,’ fluister ik. Ik heb zo’n gevoel dat dit de laatste keer is dat ik hem zal zien.
Joris brengt me naar binnen en stuurt me meteen naar boven. Enigszins opgelucht loop ik de trap op en ga naar mijn kamer. Ik doe de deur achter me dicht en laat me op bed vallen. Ik begin te huilen. Ik zie Tom in gedachten liggen, neergeschoten door Nico. Zomaar, zonder te twijfelen had hij Tom neergeschoten. Heeft hij dan geen gevoel? De tranen lijken niet meer te stoppen. Ik heb nog nooit zo hard en zo veel gehuild. Ik mis Tom nu al. Hij was een klein lichtpuntje in mijn donkere hel. Hij zou me gaan redden. Hij zou me hier vandaan halen. Nu is hij dood. Al mijn hoop is verloren.

Ineens denk ik aan het briefje. Ik veeg de tranen uit mijn ogen en haal het briefje tevoorschijn. E. Brunner en een telefoonnummer. Ik moet dat nummer bellen, maar hoe? Ik heb hier nog nergens een telefoon gezien en Nico en Joris laten hun mobiel geen moment onbeheerd achter.
Ik hoor voetstappen de trap op komen. Snel stop ik het briefje weer terug in mijn bh. 
Joris komt binnen. Hij gaat naast me op bed zitten. 
‘Sorry van je buddy, maar zo gaat het in dit wereldje. Als je je maten verraad ben je dood. Zo is het en niet anders. Vandaag heb je dit helaas in praktijk moeten meemaken, maar nu weet je dus dat het echt menens is. Dit is geen spelletje. Ik hoop dat je dat nu geleerd hebt.’ Joris kijkt me vragend aan. Ik weet niet wat ik hierop moet antwoorden en staar naar mijn vingers die zenuwachtig om elkaar heen friemelen. Mijn gebroken pink steekt stijf vooruit in het smerige verband. ‘Sterkte ermee en probeer je te gedragen,’ Joris staat op. ‘Voor je eigen bestwil,’ zegt hij voordat hij weer naar de deur loopt. 
Waarom zou hij me dit zijn komen vertellen? Heeft hij soms medelijden met me? Of was hij soms stiekem goed bevriend geraakt met Tom? ‘Als je Nico nog wilt spreken over Tom, dan zou ik dat nu doen, want hij gaat zo weg en is pas laat terug.’ Ik knik en sta op. Langzaam loop ik achter Joris aan naar beneden. In de keuken zit Nico aan tafel met een fles bier. Hij kijkt even op als ik binnen kom. Ik kijk weg en durf hem niet aan te kijken. Hij heeft Tom net vermoord.
‘Ja?’ vraagt Nico, alsof er niks gebeurd is. Ik verzamel al mijn moed en stel mijn vraag.
‘Ik eh, wil eigenlijk vragen of ik Tom misschien mag begraven? Ik zou het fijn vinden als hij niet ergens gedumpt wordt…’ Mijn stem trilt en ik merk dat er een eenzame traan over mijn wang rolt. ‘Alsjeblieft?
‘Goed.’ Nico draait met zijn flesje bier. ‘Als je dat wilt, maar je begraaft hem zelf.’ Nico knikt richting buiten. 
‘Dank je.’ Ik veeg de traan weg en draai me weer om.
‘Lara?’ Nico’s stem klinkt zwaar.
Als bevroren blijf ik in de deuropening staan en houd mijn adem in. ‘Ja?’ Het lukt me niet om me om te draaien en hem aan te kijken. Ik kan het gewoon niet.
‘Je begrijpt toch wel dat dit noodzakelijk was? Hij stond op het punt om mij in de val te laten lopen.’ Nico snuift. ‘Dat kan ik niet laten gebeuren. Als ik hem had laten lopen was ik waarschijnlijk al ontdekt. Ik kan zo’n groot risico niet nemen.’ Ik hoor de stoel verschuiven en ik huiver, want ik weet dat hij naar me toe komt.
‘Ja, ik weet het. Maar…’ Ik maak mijn zin niet af. Weer voel ik een traan rollen. Ik voel Nico’s hand op mijn schouder. Hij drukt ertegen en draait me om. Dan slaat hij zijn armen om me heen en drukt me stevig, maar niet te hard, tegen zich aan. De tranen komen en ik kan het niet meer tegenhouden. 
‘Laat maar lopen, meisje. Ik snap het wel.’ Nico aait over mijn hoofd en maakt sussende geluiden. Ik wil het helemaal niet, maar ik huil uit bij Nico, dezelfde persoon die mij mishandelt, kleineert en martelt. Ook de persoon die Tom heeft neergeschoten. De tranen komen en komen. Ik kan ze niet stoppen. Nico blijft rustig tegen me praten en mijn haar aaien, alsof ik een klein kind ben. Net als toen Joris me had besprongen. Ik durf het bijna niet toe te geven, maar op dit moment voel ik me een soort van veilig in Nico’s armen. Ik voel de Nico uit de kroeg. De Nico die ik heb leren kennen op de eerste avond dat ik op skivakantie was. De Nico die met me had geflirt. De Nico die ervoor gezorgd heeft dat Dennis én Tom dood zijn. Deze Nico is voor heel even gewoon een mens en geen monster. Langzaam wik ik me los uit zijn omhelzing en stap naar achteren. 
‘Mag ik nog iets vragen?’ zeg ik zacht. Nico veegt de tranen van mijn wangen en houdt mijn hoofd vast.
‘Natuurlijk schat. Wat is het?’ Hij kijkt me vragend aan.
Ik slik en kijk hem door mijn waterige ogen aan. ‘Wil je alsjeblieft nooit meer aan me vragen om iemand neer te schieten? Nooit meer. Alsjeblieft?’ Ik voel alweer een traan gaan. 
Nico glimlacht en veegt hem weg met zijn duim. ‘Ik zal het je nooit meer vragen. Ik beloof het.’ Nico geeft me een kus op mijn voorhoofd en laat me los.
Ik knik dankbaar, zet een stap terug, draai me om en loop terug naar mijn kamer. Daar haal ik het blaadje uit mijn bh en verstop het achter de kast waar alle make-up op staat. Ik pak schone kleren en loop naar de badkamer. Ik besluit om even in bad te gaan liggen. Het kan me niet schelen als er iemand zou binnenkomen. Nico heeft gezegd dat ik thuis in bad mocht zonder dat ik nog gestoord werd vandaag. Thuis… Dit is helemaal niet mijn thuis. Toch had ik direct geweten wat hij bedoelde toen hij het woordje thuis zei. Ik zucht en kijk naar hoe het bad langzaam vol loopt. Als het bad tot halverwege gevuld is met water, stap ik erin. Ik voel mijn voeten tintelen als het warme water mijn huid raakt. Langzaam laat ik mezelf zakken. Als ik zit haal ik diep adem. Langzaam ga ik liggen, sluit mijn ogen en probeer ik een beetje te ontspannen. De beelden van Tom blijven door mijn hoofd flitsen. De oorverdovende knal die door de ruimte galmde toen Nico Tom had neergeschoten blijft zich herhalen in mijn hoofd. Ik hoor hem telkens weer opnieuw. Daarna zie ik Tom liggen, bloed stroomt uit zijn mond. Ik hoor zijn laatste woorden en zie zijn glimlach voor me. Hij is gestorven met een glimlach. Hij is gestorven in mijn armen. Ik ben blij dat ik bij hem kon zijn de laatste momenten van zijn leven, al had ik hem liever hier bij me gehad. 
De gedachten blijven komen en na een poos laat ik het bad weer leeglopen. Op de automatische piloot droog ik me af en ga in bed liggen. Ik denk alleen nog maar aan Tom. Af en toe komt er een huilbui opzetten en langzaam verdwijnt deze weer, wachtend op de volgende.