Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#26 Achter de bergen

Ik heb over Tom gedroomd. Ik kan het maar niet bevatten dat hij dood is. Hij is er niet meer. Zomaar ineens is hij weg. Nico heeft ervoor gezorgd dat hij nooit meer zal opstaan. Ik heb vannacht ook besloten dat ik zo snel mogelijk een manier ga vinden om hier weg te komen. Ik heb vaak aan het briefje gedacht met die naam en het telefoonnummer dat erop stond. Op de een of andere manier moet ik een telefoon in handen zien te krijgen en dat nummer bellen. E. Brunner zou wel eens mijn laatste hoop kunnen zijn.
Ik kijk op de klok. Bijna tien uur. Zo lang heb ik hier nog nooit in bed gelegen. Ik ga langzaam rechtop zitten en zucht diep. Het doet pijn. Alles doet pijn. Nico heeft me flink toegetakeld gisteren. Ik kijk naar de tafel met alle make-up, wrijf door mijn ogen en rek me uit. Moeizaam stap ik uit bed en loop ik naar de tafel.  Echt prettig voelt het niet om te bewegen. Ik schuif een paar flessen parfum aan de kant, pak het briefje en vouw het open.
‘E. Brunner. 0827-0102441,’ mompel ik. 
Ik moet het nummer uit mijn hoofd leren. Als ik ooit het blaadje kwijt raak, of het niet veilig is om hier te verstoppen, dan weet ik tenminste het nummer. Tom had me ook gezegd dat ik het uit mijn hoofd moest leren. Ik lees het nummer wel twintig keer achter elkaar, maar het blijft niet hangen. 
Ik hoor voetstappen de trap op komen en stop snel het briefje weer achter de tafel. Net als ik het laatste flesje weer neerzet, hoor ik de deur opengaan. Het is Nico.
‘Goede morgen,’ zegt hij opgewerkt.
‘Hoi,’ zeg ik met een zacht stemmetje. Meer krijg ik er niet uit.
‘Beetje geslapen?’ vraagt hij.
Ik haal mijn schouders op en loop naar het bed. Ik ga op de rand zitten en trek een pijnlijk gezicht. Elke spier in mijn lichaam doet pijn. Nico komt naast me zitten.
‘Dus jij wilt Tom begraven?’ zegt hij na een korte stilte.
‘Ja…’ Ik zie Tom in gedachten weer in het busje liggen.
‘Waar wilde je dat gaan doen?’
‘Ik weet het niet. Waar het van jou mag…’ Ik kijk Nico voorzichtig aan. Het lijkt erop dat wanneer ik me netjes en onderdanig gedraag, ik inderdaad beter behandeld word.
‘Wat dacht je van het bos hiervoor?’ Nico kijkt me vragend aan en knikt in de richting van het bos. Ik haal mijn schouders op en staar naar mijn voeten. Nico lacht even.
‘Het wordt tijd dat je de tuin eens goed bekijkt. Ik heb je lang genoeg binnen gehouden. Ik ga je vanaf nu meer vrijheid geven. Goed?’ Nico kijkt me vragend aan. Ik probeer niet te laten merken dat ik positief verrast ben door deze uitspraak. Meer vrijheid. ‘Kom mee, dan laat ik je de tuin zien.’ Nico steekt zijn hand naar me uit en ik pak hem voorzichtig vast. Samen lopen we de trap af. Nico blijft mijn hand stevig vasthouden, alsof hij bang is mij te verliezen. Beneden aan de trap stopt hij en geeft hij me mijn jas en mijn snowboots. Ik zie ze weer voor het eerst sinds ik met Joris naar de winkel moest en ben blij iets van mezelf in handen te hebben. 
‘Doe maar aan, want het is koud. Het heeft vannacht behoorlijk gesneeuwd.’ Ik stap in mijn snowboots en rits de jas dicht tot aan mijn kin. Nico leidt me naar de keuken en stopt bij een deur. Ik heb de deur vaker gezien en me geregeld afgevraagd waar hij naartoe zou leiden. Onverwachts drukt Nico me tegen de muur. Ik schrik.
‘Lara. Je moet wel weten dat je je ook buiten netjes moet gedragen. Dus geen gekke dingen uithalen, anders… Tja, dat weet je inmiddels wel.’ Nico opent de deur en ik doe een stap naar buiten. Rechts van me zie ik alleen maar sneeuw hoog boven me uittorenen. De helling waar het huis tegenaan ligt is behoorlijk steil. Ik kijk naar links. In de verte zie ik Henri en dat maakt blijkbaar zoveel bij me los dat er een traan over mijn wang stroomt. Er staat een heel bos voor Henri dat het zicht grotendeels blokkeert, maar het topje van Henri steekt nog net boven de bomen uit. Het is gek. Ik heb de berg al zo vaak bekeken, maar nog nooit vanuit buiten. Ik snuif de koude, frisse lucht op. 
‘Kom, deze kant. Ik wil je iets laten zien,’ zegt Nico en hij trekt me aan mijn arm mee. Nico wijst naar de steile helling. ‘Omhoog.’ Hij wijst naar boven. 
Ik kijk hem vragend aan. ‘Moet ik klimmen?’ vraag ik verbaasd?
‘Vliegen kun je geloof ik niet, dus ja, je zult moeten klimmen.’ Nico kijkt me aan met een scheve glimlach.
‘Mijn hele lijf doet pijn… Ik kan het niet!’ 
‘Kom op, stel je niet aan, je kunt best wel bewegen. Dat is juist goed voor je. Dan wordt de pijn minder.’ Nico kijkt me strak aan. Tegenstribbelen durf ik niet. Ik zucht en zet een paar grote passen in de sneeuw. Met moeite klim ik omhoog. Nico volgt me. Af en toe glijd ik uit, maar dan zorgt Nico ervoor dat ik niet ver naar beneden val. Ik heb het inmiddels behoorlijk warm gekregen van het klimmen en draai me om naar Nico. ‘Is het nog ver?’
‘Nee, we zijn er bijna,’ zegt hij en hij wijst naar boven. ‘Zie je dat schuurtje daar?’ Ik volg zijn vinger en zie inderdaad een schuurtje. Ik knik. ‘Daar moeten we heen.’ Ik kijk nogmaals naar het schuurtje en klim verder. 

Niet veel later sta ik hijgend op de plek van bestemming. Dat was een behoorlijke klim en mijn conditie is bar slecht. Het werkt natuurlijk ook niet mee dat Nico me zo mishandeld heeft…
‘Mooi, is het niet?’ zegt Nico en hij knikt naar Henri. 
‘Ja,’ zeg ik terwijl ik me verwonder over het uitzicht. Het is bizar mooi. Een flink stuk onder ons zie ik Nico’s huis, half verscholen in de berg, liggen. Dan zie ik het bos dat voor zijn huis ligt. Tegenover ons staat Henri. Hij steekt trots zijn spitse top boven alle andere bergen uit. Hij ziet er gelukkig uit. Ik weet het… Het is een berg, maar toch. Om de een of andere reden wordt ik altijd blij en rustig als ik naar hem kijk.
‘Alles wat je ziet van hier,’ hij wijst naar de top van de berg waar we bijna op staan. ‘Tot daar beneden,’ Nico knikt naar het dal. ‘Is van mij.’ Hij kijkt me aan. Ik reageer niet. Alles? Hij bezit een berg? ‘Aan de linkerkant gaat mijn tuin tot daar,’ Nico wijst naar links. ‘Zie je die opening in het bos daar? Net voorbij die smalle boom?’ Ik kijk naar het gebeid dat Nico aanwijst en zie wat hij bedoelt. ‘En aan deze kant gaat mijn landgoed tot die berg daar.’ Nico wijst naar een berg die half achter deze berg wegvalt. Het is een immens groot gebied. Ik begin in te zien dat ik hier waarschijnlijk nooit gevonden wordt. 
‘Allemaal privéterrein, dus er zal hier niemand komen die hier niet hoort te zijn, dat beloof ik je.’ Nico grijnst. Ik voel een weeïg gevoel opkomen en begin te beseffen dat hij wel eens gelijk kon hebben. Dit gebied is zo belachelijk groot…
Ik kijk weer naar Henri. Meer dan ooit zou ik willen dat ik nu op zijn helling zou staan. Ver weg van hier. Ik zucht diep. Nico merkt het op.
‘Ik weet dat het lastig is, Lara. Ik weet dat je denkt dat ik een monster ben, maar ik beloof je dat als je je netjes gedraagt, je hier samen met mij een heerlijk leven kunt hebben. Kijk eens naar al die ruimte hier!’ Nico spreidt zijn armen open. ‘We kunnen hier samen mooie wandelingen maken. In de winter lekker in de sneeuw en in de zomer is het hier prachtig groen. Het is een mooi gebied voor kinderen om op te groeien en om samen oud te worden.’ Stokstijf blijf ik staan en houdt mijn adem in. Kinderen? Zei hij kinderen? Bedoelt hij dat… ‘Kom, ik wil je nog iets laten zien.’ Nico pakt mijn hand vast en trekt me naar het schuurtje. De zin die hij zojuist heel luchtig zei blijft in mijn gedachten zweven. Kinderen… Wil jij kinderen? Met mij? Nico haalt een sleutel uit zijn jas en maakt de houten deur open. Kinderen? Met hém? Hij is gek! Totaal verbijsterd kijk ik om me heen. Nico loopt naar binnen en lijkt zich niet bewust van wat zijn opmerking met mij doet. Ik sta buiten naast de schuur te wachten. Kinderen? Ik kijk naar Nico. Hij staat achter in de schuur. Ik zou de deur snel dicht kunnen smijten en wegrennen, maar waarheen? Bovendien kan ik de deur niet op slot maken, dus hij zou me zo te pakken hebben en blij is hij dan vast niet… Ik zet de gedachten om te ontsnappen uit mijn hoofd en wacht netjes naast het schuurtje. Kinderen? Verbaasd kijk ik naar wat Nico uit het schuurtje pakt. ‘Dit gaat sneller,’ zegt hij en hij laat een slee voor mijn voeten vallen. Met gefronste wenkbrauwen kijk ik hem aan. Nico gaat op de grote, houten slee zitten en gebaart dat ik ook moet gaan zitten. ‘Kom, jij mag voorop!’ zegt hij vrolijk. Deze situatie voelt extreem ongemakkelijk, maar ik heb weinig keus. Ik stap voorzichtig op de slee. Nico slaat zijn sterke armen om me heen. Ik kijk achterom. Nico knipoogt en houdt zijn hoofd naast dat van mij.
‘Vertrouw je me?’ fluistert hij in mijn oor. Ik slik. Vertrouw ik hem? Totaal niet, maar heb ik een keus? Ik knik bevestigend. ‘Mooi. Houd je vast, want hier gaan we!’ Nico zet zich af en ik voel de slee naar voren hellen. Eerst gaan we nog redelijk rustig, maar al snel sjezen we met hoge snelheid de helling af. Ik vind het eng en – gek genoeg – leuk tegelijk. Ik denk terug aan de eerste dag hier in Zwitserland. Ik was samen met Pien met de slee van de helling gegaan toen de rest nog een keer opnieuw de berg af wilde skiën. Wat hadden we een lol!
We sjezen langs het huis van Nico en komen net voor het bos tot stilstand. Nico slaakt een kreet van blijdschap en staat op. ‘Zie je! We kunnen samen leuke dingen doen!’ zegt hij trots. Hij heeft er duidelijk van genoten. Ik wil het helemaal niet, maar om de een of andere reden staat er een echte glimlach om mijn mond. Geen gemaakte, maar een echte, maar zodra ik me dat realiseer trekt mijn mond weer recht. Ik mag geen plezier hebben. Ik ben hier niet voor mijn plezier!
‘Wat zit je daar nu beteuterd te kijken!’ Nico kijkt me vragend aan. ‘Vond je het niet leuk?’
‘Jawel, maar…’ Ik probeer te bedenken hoe ik dit moet zeggen. ‘Ik…’
‘Je bent bang om plezier te maken?’ Nico kijkt me doordringend aan. Ik sla mijn ogen neer en knik. ‘Meisje toch…’ Nico laat zich op zijn knieën naast me in de sneeuw vallen. ‘Luister eens…’ Nico pakt allebei mijn handen vast. ‘Ik snap je wel. Geloof het of niet, ik begrijp hoe je je voelt. Echt waar, maar als ik zeg dat ik geen monster ben, dan meen ik dat. Ik weet dat ik je af en toe pijn doe, maar ik kan ook leuke dingen met je doen, zoals dit.’ Nico knikt met zijn hoofd naar de helling. ‘Mijn doel is om jou zoveel mogelijk vrij te laten in en om het huis, maar wel binnen bepaalde grenzen. Ik denk dat je je lesje wel geleerd hebt in de achterkamer’ Nico kijkt me vragend aan en ik knik bevestigend. ‘Je bent van mij Lara, maar je kunt best wel een leuke tijd met me hebben…’ Ik kijk zwijgend aan. ‘Je vond het die eerste avond toch gezellig?’ vraagt hij. Ik kijk naar mijn handen die zo klein lijken in de zijne. ‘Ben eens eerlijk,’ zegt Nico en hij tilt mijn kin op zodat ik hem aan moet kijken. 
‘Ja…’ zeg ik zacht en ik haal mijn schouders op. ‘Toen wist ik alleen nog niet dat…’ Mijn stem begint te trillen. ‘Dat je zo zou zijn… Dat je me zou ontvoeren…’ Ik slik een brok in mijn keel weg. ‘Dat je me pijn zou doen en dat je…’ Er rolt een traan over mijn wang. ‘Dat je Dennis en Tom zou vermoorden.’ Mijn stem sterft weg en ik begin te snikken.
Nico schud met zijn hoofd. ‘Eigenlijk is dat je eigen schuld,’ zegt hij mat. 
Ik kijk geschrokken op. ’Hoezo?’
‘Jij vertelde me over Dennis… Je haatte hem.’
‘Ja en? Dat is nog geen reden om hem te vermoorden!’ roep ik verbaasd. Nico haalt zijn schouders op. Hij laat even een stilte vallen en staat op. 
‘Lara. Je denkt toch niet serieus dat ik Tom op mijn grondgebied ga begraven?’ Nico ziet mijn verwarde blik en lacht. ‘Meisje toch…’ Nico schudt met zijn hoofd. ‘Tom is al lang weg. Daar heeft Joris al voor gezorgd.’
Een afschuwelijk beeld van Joris die Tom ergens in een ravijn dumpt doemt in gedachten op.
‘Je had het beloofd, Nico! Wat heb je met hem gedaan? Waar is Tom?’ Ik bal mijn handen tot vuisten en de tranen prikken achter mijn ogen bij de gedachten dat ze hem misschien zomaar ergens gedumpt hebben. Dat mag niet. Dat verdient hij niet. Tom verdient op zijn minst een begrafenis. 
‘Rustig maar. Ik heb het geregeld. Niemand zal hem vinden. Geen zorgen.’ Nico lijkt te genieten van dit spelletje. Ik mag hem niet laten winnen. Hij wil juist dat ik kwaad word en de controle verlies, zodat hij me daarna weer kan mishandelen. Ik ontspan mijn vuisten en ik zie dat Nico een beetje verbaasd opkijkt. Zie je wel, ik heb gelijk.
‘Oké. Wat jij wil. Ik had eigenlijk ook niet anders van je verwacht,’ zeg ik teleurgesteld en ik draai me om. Vanbinnen kook ik van woede, maar ik mag het absoluut niet laten blijken. Ik moet slimmer zijn dan hem en dit spel meespelen. Ik moet zorgen dat hij me wat vrijer gaat laten, zoals hij zei, zodat ik misschien op die manier een keer de kans krijg om een telefoon in handen te krijgen. Dat is de enige manier. Ik moet extra sterk zijn. Niet nadenken, gewoon doen. Nico geeft me een schouderklopje terwijl hij langs me loopt. Mijn maag rommelt en Nico hoort het. ‘Honger?’ vraagt hij luchtig.
‘Mag ik iets eten?’ Ik kijk Nico vragend aan.
‘Natuurlijk. Doe maar alsof je thuis bent. Dat ben je tenslotte ook.’ Nico knipoogt naar me. We lopen naar binnen en ik doe mijn jas en snowboots uit. Nico bergt ze op in een kast in de gang die me nog nooit opgevallen was.
Ik loop aarzelend naar de keuken, smeer een boterham, schenk een glas melk in en ga aan de keukentafel zitten. Ik eet mijn boterham langzaam op, met Tom in mijn gedachten. Nico zit tegenover me door een stapel papieren te bladeren.
‘Nico?’ Nico kijkt op van zijn papieren. 
‘Als ik hier toch moet blijven, hoe zit het dan? Ik bedoel, hoe gaat het in zijn werk? Wat moet ik de hele dag doen?’ Ik kijk hem met een vragende blik aan. Nico schuift zijn papierwerk op een stapeltje en legt het een stukje verder op de tafel neer.
‘Nou, je doet gewoon net zoals thuis. Beetje tv kijken. De krant lezen. Afwassen. Poetsen. Koken doe ik zelf, dus dat hoef je niet te doen. Gewoon. Wat je normaal ook doet.’
‘Hoef ik niet meer in de kubus?’ vraag ik voorzichtig. Mijn hart klopt sneller dan gewoonlijk.
Nico houdt zijn hoofd een beetje scheef en kijkt me een paar seconden aan. ‘Dat hangt er vanaf… Als je je gedraag niet. Dan kun je op je kamer slapen, maar als je geintjes gaat uithalen dan sluit ik je weer op in de kubus.’ 
‘Mag ik overal komen?’ Ik ruim ondertussen mijn bord en beker op.
‘Je mag overal komen, behalve op mijn kamer. Daar kom je alleen als ik het zeg.’ Nico kijkt me strak aan. Ik knik. 
‘Mag ik dan ook naar buiten?’ vraag ik aarzelend.
‘Ja, maar niet alleen.’ Nico grijnst. ‘Zo goed vertrouw ik je nog niet, schat. Dat vertrouwen zal moeten groeien. Je zult je moeten bewijzen.’
‘Oké,’ zeg ik zacht. 
‘Ga nu maar, ik heb werk te doen,’ zegt Nico en hij wuift dat ik de keuken moet verlaten. Ik besluit naar de woonkamer te gaan. Het is vreemd om gewoon te gaan en staan waar ik wil zonder dat Nico of Joris zich ermee bemoeit. Ik besluit om maar een beetje tv te gaan kijken en zet het scherm aan. Het weerbericht. Het zou een mooie dag worden vandaag met een lekker zonnetje. In gedachten zie ik Tom samen met mij in het bos wandelen. Vrij. De zon schijnt op onze gezichten. Heerlijk. Tom is dood. Het begint te regenen.