Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#31 Achter de bergen

Dit moet een droom zijn. Ik word gek. Ik voel een hand mijn rechterpols vast pakken en ik word omhoog getrokken. Ik mompel iets tegen mezelf dat ik zelf niet kan verstaan. Ik sla wartaal uit. Ik ben helemaal van het padje af. Hoe kan dit?
‘Lara. Heb je me gemist?’ fluistert Nico. Met grof geweld word ik met mijn rug tegen de geparkeerde auto aan gesmeten. Eén hand grijpt naar mijn keel en er wordt iets in mijn oor gefluisterd. De andere hand drukt mijn arm stevig tegen de auto aan. Huilend kijk ik Nico aan. Dit kan niet! 
‘Oh Lara, je moest eens weten hoe opgewonden ik van je word, elke keer weer als je iets doet wat niet mag. Elke keer als ik je mag straffen.’ Hij snuift in mijn nek. De rillingen lopen over mijn lijf. Nico’s greep om mijn nek verslapt en uiteindelijk laat hij zijn hand los. Met zijn vingertoppen streelt hij mijn nek. Ik huiver. 
Nico doet een klein stapje achteruit. ‘Nee,’ zegt Nico. Hij snuift even. ‘Nog niet.’ Een smerige grijns verschijnt om zijn mond.
De tranen blijven over mijn wangen rollen. Nog nooit, sinds ik ontvoerd ben, ben ik zó bang geweest voor Nico als nu. Sterker nog. Ik ben überhaupt nog nooit in mijn leven zó bang geweest. Telkens als ik denk dat het niet erger kan, wordt het erger. Telkens als ik denk dat ik niet banger kan worden, word ik banger. Telkens als ik denk dat het niet meer pijn kan doen, doet het meer pijn. Ik heb gerend voor mijn leven, maar ik rende recht in de armen van Nico. Hoe kan hij hier nu zijn? Hoe wist hij dat ik hier zou zijn? Ik moet bijna overgeven, zo misselijk ben ik. 
Nico praat tegen me, maar geen enkel woord dringt tot me door. Het is alsof ik er niet meer ben. Alsof ik mijn lichaam verlaten heb. Het is alsof ik niet meer besta. Ik zie Nico wel tegen me schreeuwen, maar ik hoor het niet. Ik zie dat hij me een klap in mijn gezicht geeft, maar ik voel het niet. Lara is er niet meer. Ik voel niks meer. Ik hoor niks meer. Verloren hoop, meer is deze ontsnapping niet geweest. Ik zak in elkaar, als een zielig hoopje. Nico tilt me op en smijt me hardhandig op de achterbank. Dit belooft allesbehalve iets goeds. Nu heb ik het écht verknald. Ik kan het vergeten. Ik weet niet wat hij me nu aan gaat doen, maar ik weet dat ik het niet leuk ga vinden en dat het pijn gaat doen. Was ik maar binnen gebleven. Was ik maar gewoon netjes op die stomme bank blijven zitten. Wat ben ik toch dom! 

De hele rit in de auto kan ik alleen maar huilen. Ik lig te jammeren en snikken. Dikke tranen rollen over mijn wangen. De achterbank is helemaal vochtig geworden van al die tranen. Waarom moest dit gebeuren? Was dit al de hele tijd Nico’s plan? Wilde hij míjn loyaliteit testen en niet de van Joris? Dit is gewoon weer een nieuw spelletje en ik ben er ingetrapt. Hij heeft me te pakken. Nico heeft gewonnen. Alles is voor niks geweest. Tom is dood zonder dat hij hulp in heeft kunnen schakelen. Ik ben ontsnapt, maar weer recht in Nico’s armen gelopen en nu kan ik het vergeten. Ik zal Maya nooit meer zien. Ik zal niemand meer zien dan alleen nog Nico en Joris. 
Ik ben inmiddels gestopt met huilen en voel me leeg en moe. De auto stopt en Nico stapt uit. Hij maakt de deur open en trekt me aan mijn enkels de auto uit. Ik kom met mijn hoofd op de rand van de auto terecht en val ik met een plof in de koude sneeuw. Ik word op mijn buik gedraaid en Nico komt boven op me zitten. Hij pakt allebei mijn armen en houdt ze vast op mijn rug. Heel erg strak.
‘Zo, wijffie. Deze is voor jou, die heb je nu wel verdiend!’  Ik kan niet zien wat hij van plan is, maar voel plots een prik in mijn nek.
Oh nee. Het is die spuit weer!  Ik moet… Ik moet wakker blijven… Ik moet… Ik voel mijn lichaam tintelen.
Ik val in slaap.

‘Nee! Nee! Nico, niet doen!’ Ik word schreeuwend en bezweet wakker en kijk geschrokken om me heen. Mijn ademhaling is versneld en ik voel mijn hart bonzen. Ik kijk nog eens om me heen. Ik ben in de kubus. Ik ga langzaam rechtop zitten en houd mijn hoofd tussen mijn handen. Wat heb ik een hoofdpijn! Langzaam komen de herinneringen van het hele scenario van mijn ontsnapping terug. Ik had nooit moeten proberen om te ontsnappen. Nu zit ik hier weer in die stomme kubus. Ik kijk nog eens rond. Mijn blik blijft hangen op de beweging voor me. Het was me nog helemaal niet opgevallen, maar Nico is aan het sporten. Zijn ontblote bovenlijf glimt van het zweet. Gelukkig staat hij met zijn rug naar me toe en heeft hij niet in de gaten dat ik wakker ben. 
Ik zucht diep en kijk naar het tafeltje waar een glas water op staat. Ik loop erheen en wil het pakken, maar zie een briefje liggen met een pijltje. Ik volg het pijltje met mijn ogen. Het wijst naar een paracetamol.
Deze is voor de hoofdpijn die je nu waarschijnlijk hebt. Z.o.z. Ik draai het blaadje om en lees verder. En voor alles wat nog komen gaat… 
Mijn handen trillen en ik laat het briefje vallen. Het dwarrelt langzaam naar beneden en valt op de grond. Ik kijk ernaar en krijg het benauwd. Met bibberende handen pak ik het pilletje slik het door met het grote slok water.
‘Wijs besluit,’ hoor ik Nico’s zware stem zeggen en ik verslik me bijna. Nico staat tegen het glas geleund naar me te kijken met een glimlach om zijn mond.
Ik durf niets te zeggen. Om eerlijk te zijn weet ook niet wat ik zou moeten zeggen. Ik heb het verprutst, dat weet ik wel, maar het kan toch niet nóg erger worden dan alles dat ik al meegemaakt heb? 
Ik ben boos op mezelf, maar ook op Nico. Verslagen ga ik op mijn matrasje zitten en sla de deken om me heen. Ik kijk naar Nico. ‘Is het waar?’ vraag ik tenslotte. 
Nico verplaatst zijn gewicht naar zijn andere been. ‘Is wat waar?’ Nico kijkt me vragend aan. Ik sta langzaam op en loop, met de deken nog om me heengeslagen, naar hem toe. Aan de andere kant van het glas blijf ik staan en ik kijk hem aan.
‘Het dagboek… Is het waar?’ zeg ik. Nico’s blik veranderd een fractie van een seconden, maar hij zegt niets. Hij draait zijn hoofd een beetje scheef en bijt op zijn onderlip, dan wendt hij zijn blik even af en kijkt naar zijn voeten. Hij wiebelt ermee. Op de plek waar zijn schouder het glas raakt is condens ontstaan door de lichaamswarmte die hij afgeeft. Ik bekijk zijn gespierde bovenarmen en torso en ontdek iets vreemds. Ik frons mijn wenkbrauwen en probeer er geconcentreerd naar te kijken. Ik kijk opnieuw naar zijn arm. Met grote ogen kijk ik hem aan. Ik zie het goed! Ineens begrijp ik het.
‘Hij heeft dit ook bij jou gedaan, is het niet?’ vraag ik. Nico kijkt op en kijkt me strak aan. Zijn blik is ijskoud en donker, zijn  mond recht. ‘Je vader heeft je mishandeld. Hij heeft je op dezelfde plekken pijn gedaan als jij mij, klopt dat?’ Ik vraag het voorzichtig, maar eigenlijk ben ik vrij zeker van mijn zaak. Ik zag het litteken op zijn buik als eerst. Daarna zag ik die op zijn arm. Ze zijn al jaren oud en dus niet zo zichtbaar meer, maar ze zijn er wel.
Nico snuift luid. Zijn blik veranderd weer. Hij wordt iets zachter. Nico steekt zijn hand in zijn zak en pakt het pasje van de deur eruit. Hij maakt de deur open. Ik zet automatisch een stap naar achteren. Mijn hart klopt snel en ik krijg het warm.
Ja,’ zegt hij terwijl hij me strak aankijkt. ‘Mijn vader heeft me mishandeld. Jarenlang. En toen vermoorde hij mijn moeder…’
‘Maar…’ 
‘Kop dicht,’ Nico knijpt zijn ogen samen en ik zie dat zijn kaakspieren aanspannen. Zo staan we elkaar zwijgend aan te kijken. Ik heb honderden vragen, maar durf niets te zeggen. De blik in zijn ogen zegt genoeg. 
Toch begrijp ik het niet… Hoe kan hij – die weet hoeveel pijn het doet, hoe het voelt om vernederd te worden en weet wat dit op mentaal vlak met je doet, na alles wat hij blijkbaar heeft meegemaakt – mij dit aandoen? Waarom geniet hij ervan om anderen pijn te doen? Hij zou het toch moeten verafschuwen? 
‘Jij had met je vuile poten van mijn spullen af moeten blijven, Lara,’ zegt hij terwijl met zijn wijsvinger naar me zwaait en mij doordringend aankijkt. 
‘Dan had je dat stomme spel maar niet met me moeten spelen en op z’n minst je deur dicht moeten doen!’ kaats ik terug. Nico haalt uit, maar ik duik voor de verandering op tijd weg en Nico’s vuist komt met een klap tegen de glazen wand. Aan zijn reactie te zien doet het pijn. Meteen gaan in mijn hoofd alle alarmbellen af. 
Nico loopt vloekend met zijn vuist in zijn andere hand gedrukt heen en weer. Zijn ogen zijn donker en zijn rechter mondhoek trekt op een vreemde manier omhoog. Hij grijnst op een manier die ik nog niet eerder gezien heb. Het bezorgt me een sneller hartslag dan ik al had en ik krijg een vreemd gevoel in mijn maag.
‘Lara, Lara toch. Je gaat wat beleven straks,’ zegt hij met zijn zware stem. Hij schudt zijn hoofd, lacht snuivend en draait zich om. Met een knal gooit hij de deur dicht. Ik schrik ervan en kijk hem na. Hij loopt naar de loopband en pakt zijn handdoek. Die hangt hij om zijn nek en hij start zijn training. 

Ik ga terug op mijn bed zitten en kijk naar Nico. Ik bekijk zijn rugspieren die zich aanspannen en zijn voeten die ritmisch op de band neerkomen. Af en toe grijpt hij naar zijn bidon en drinkt hij water. Het zweet op zijn rug wordt steeds meer. Zijn rug glimt, alsof hij zich met olie heeft ingesmeerd. Hij is al zeker een kwartier aan het rennen. Misschien al wel langer. Het is lastig om de tijd bij te houden zonder klok. 
Ik zucht en laat mijn hoofd achterover tegen het glas leunen. Ik bekijk de kubus aandachtig. Hoe heeft hij dit ding in hemelsnaam opgebouwd? Het zit verdomd goed in elkaar. En hoe heeft hij zo’n grote stukken glas in deze ruimte gekregen? De ruimte is hoger dan gemiddeld, maar de deuren zijn niet speciaal groot. 
Het is ook erg goed geluiddicht. Ik kan Nico alleen horen als hij bij het praatgedeelte staat. 
Zou zijn vader hem vaak in de kelder hebben gestopt? En zou zijn vader ook met een mes zijn lichaam verminkt hebben? Hoe kan een vader zijn eigen kind nu pijn doen? Dat kan toch niet? Dat is toch niet normaal? Hij is degene die ervoor gezorgd heeft dat Nico geworden is wie hij is. Dat moet wel. Niemand wordt slecht geboren. Niemand. Het is de opvoeding. De vrienden. De omgeving. Ik denk terug aan het stuk dat ik las in het dagboek en ik kan er niets aan doen, maar op de een of andere manier heb ik, hoe erg ik hem ook haat, toch medelijden met Nico. Hij heeft het zelf nooit gewild. Als hij nooit mishandeld was, was hij nooit zo geworden en zou ik nooit opgesloten zitten in een glazen kubus die zich bevind in een soort gevangenis midden in de Zwitserse bergen in the middle of nowhere… 
Ik sluit mijn ogen en probeer na te denken. In mijn hoofd speelt het filmpje van mijn ontsnapping zich af. Ik zie mezelf door het bos rennen. De ijskoude wind op mijn huid, maar ik was vastberaden te ontsnappen en hulp in te roepen. Die hulp had ik gevonden… Hoe kon hij in hemelsnaam weten dat ik daar zou zijn? Hij kon toch niet weten waar ik heen zou gaan als ik zou ontsnappen?

Twee dagen laat Nico me in de kubus zitten. Ik wacht nog steeds op de straf die ik nog zou gaan krijgen en naar mate het langer duurt, wordt ik steeds zenuwachtiger. Nico heeft niets meer tegen me gezegd de afgelopen twee dagen. Ik heb hem alleen gezien als hij het eten kwam brengen. Als hij ging sporten negeerde hij me totaal. Ik heb een aantal keer op de kubus gebonkt om zijn aandacht te trekken, maar het werkte niet. Hij negeerde me compleet en juist dat maakt me angstig.
Ik wordt uit mijn gedachten getrokken als ik de deur open hoor gaan. Geschrokken kijk ik op. Het is Nico. Hij heeft een tablet in zijn hand. Hij tikt iets op het scherm en glimlacht om iets dat hij op het scherm ziet. 
‘Lara, meisje. Ik hou echt van je…’ Hij lacht en schudt met zijn hoofd. ‘Maar die ontsnappingspoging van twee dagen geleden moet ik echt afstraffen, schat. Dat was zo ongeveer het ergste wat je kon doen.’ Hij kijkt over het scherm naar me. ‘Het was wel mooi om te zien. Je had je eigen gezicht moeten zien, Lara. Onbetaalbaar! Echt waar! Eerst het wanhopig hulpgeroep, de paniek in je ogen en toen de verbazing toen je zag dat ík daar stond en niet je redder in nood. De geschrokken blik waarmee je me aan keek… Prachtig! Je bent echt geweldig.’
Nico is inmiddels voor me gaan staan en hurkt voor me neer. Ik schaam me omdat ik niet ontsnapt ben. Ik heb verloren. Ik durf Nico niet aan te kijken. 
‘Ik heb even moeten nadenken over een passende straf, want Lara, dit gaat je iets kosten…’ Zijn hand streelt langs mijn gezicht. Ik huiver. ‘Ik dacht dus: wat zou het ergste zijn dat Lara mee zou kunnen maken? Pijn? Nee, daar kom je overheen. Toen dacht ik aan Tom. Je smeekte voor zijn leven en je kende hem nog maar net…’ Nico strijkt het haar uit mijn gezicht. Hij wrijft met zijn duim over mijn wang en duwt langzaam mijn kin omhoog zodat ik hem aan moet kijken. Zijn gezicht is dicht bij dat van mij en zijn ogen kijken me strak aan. Ze kijken dwars door me heen. Ik durf niet meer weg te kijken. In mijn buik voel ik een weeïg gevoel opkomen. Het is angst. Pure angst. Mijn hart klopt in mijn keel en mijn ademhaling versnelt. Een scheve glimlach staat op Nico’s mond. Ik heb het gevoel dat ik flauw ga vallen en er gebeurt nog niet eens iets. Hij kijk me alleen maar aan, dat is al genoeg. Het is alsof ik hem begrijp zonder dat hij iets hoeft te zeggen. De boodschap is duidelijk. Nico ziet in mijn ogen dat ik me helemaal heb overgegeven en laat me los. Ik sla mijn ogen neer. Dit is het moment dat ik al zó lang probeer te voorkomen… Zo voelt het om alle hoop verliezen, je over te geven. 
‘Maya…’ is alles wat hij zegt. Ik voel mijn hart overslaan, de brok in mijn keel wordt nog groter en ik kijk hem met grote ogen aan.
‘Nee! Alsjeblieft!’ De tranen springen in mijn ogen en ik voel ze binnen een paar seconden al over mijn wangen lopen. ‘Laat haar alsjeblieft met rust!’ smeek ik. ‘Ik doe alles voor je!’
Nico lacht en staat op. Hij kijkt naar de tablet en komt naast me op het bed zitten. 
‘Nico… Alsjeblieft. Laat Maya er buiten.’
‘Lara, aangezien jij je niet aan de afspraak hebt gehouden en ik duidelijk ben geweest over wat de gevolgen zijn als je niet naar me luistert…’ Nico tikt op het scherm en er komt een filmpje in beeld. Hij zet het op pauze en hij kijkt me aan. ‘Nou, dit is dus het gevolg…’ Nico tikt nogmaals op het scherm en het filmpje begint te spelen.