De afgelopen drie dagen heb ik enorm veel gehuild. Ik blijf mezelf de schuld geven van wat er met Maya gebeurd is. Ik heb haar de dood in gejaagd. Ik had naar Nico moeten luisteren, dan was dit niet gebeurd.
Nico is de laatste dagen amper bij me geweest. Ik heb hem nog een paar keer gevraagd of het echt waar is, of Maya niet meer leeft, maar hij geeft geen antwoord. Sterker nog, hij heeft geen woord meer tegen me gezegd.
Ik hoor de deur opengaan en zie tot mijn verbazing dat het Joris is en ik vlieg hem gelijk aan. Joris had het blijkbaar niet verwacht, want hij schrikt van me. Ik raak hem met mijn vuist op zijn kaak en ik schop hem tegen zijn scheen, maar dat is ook alles. Voor ik het weet heeft hij me overmeesterd. Hij drukt me met mijn rug tegen de wand en vouwt zijn handen om mijn keel. Ik trek aan zijn armen, maar ik krijg er geen beweging in.
‘Wat bezielt jou?’ Joris kijkt me nijdig aan. Ik spuug in zijn gezicht. De greep om mijn nek word steviger. Joris kijkt me woedend aan. ‘Volgens mij moet ik je eens een lesje leren,’ zegt Joris terwijl hij zijn gezicht langs zijn schouder veegt en probeert de spuug uit zijn gezicht te vegen.
‘Wat heb je met Maya gedaan?’ Ik krijg de woorden maar moeizaam uit mijn mond nu mijn keel dichtgeknepen zit. Joris lijkt nu pas te beseffen waar dit om gaat. Hij trekt zijn linker mondhoek omhoog.
‘Ah, dus je hebt de video gezien? Mooi acteer werk, vind je niet?’ Joris kijkt me geamuseerd aan.
Ik begin het benauwd te krijgen en het lukt niet meer om te slikken. Ik probeer nogmaals zijn handen om mijn nek weg te trekken. Joris stapt mijn gebaar gelukkig en verslapt zijn greep een beetje. Ik snuif door mijn neus een teug lucht naar binnen. ‘Wat heb ik met Maya gedaan?’ Joris doet alsof hij nadenkt. Zijn handen glijden langzaam los van mijn nek. Ik haal diep adem. Joris zet een paar passen naar achteren en bekijkt me. Gespannen wacht ik op zijn antwoord.
‘Weet je?’ zegt hij als hij zijn handen in zijn broekzak steekt. ‘Dat gaat je helemaal niets aan.’
‘Alsjebl…’
‘Kop dicht!’ schreeuwt Joris. Geschrokken duw ik mezelf tegen de wand. ‘Houd godverdomme je mond dicht!’ Joris balt zijn vuisten. ‘Het enige dat ik zeg is dat dat zusje van jou veel minder stampij maakte dan jij. Ze was een stuk meegaander…’ Joris kijkt me onderzoekend aan. Langzaam loopt hij naar me toe. Als hij recht voor me staat pakt hij mijn kin vast en draait mijn hoofd een beetje. ‘Ik vraag me af of er veel verschil in zit,’ zegt hij meer tegen zichzelf dan tegen mij. ‘Je kunt wel zien dat jullie zusjes zijn. De vraag is: Wie van de twee is beter in bed?’ Een scheve grijns verschijnt op zijn gezicht. ‘Ik weet hoe Maya is… Nu jij nog…’
Mijn bloed kookt. Hij heeft ook nog met zijn vieze poten aan mijn zusje gezeten! Ik word zo ontzettend kwaad en geef hem een stomp in zijn kruis. Joris krimpt ineen. Ik ren de kubus uit, de trap op.
‘Eikel!’ schreeuw ik ondertussen. Zo snel als ik kan ren ik naar boven en smijt de deur van mijn kamer dicht. Ik laat me met mijn rug tegen de deur naar beneden zakken en barst in tranen uit. Ik wacht gespannen af tot ik Joris de trap op hoor komen rennen, maar het blijft stil, op mijn gehuil na. De minuten tikken voorbij. Ik denk aan Maya en ik kan alleen maar hopen dat het niet waar is wat Joris net zei. Dat hij het alleen maar zegt om me kwaad te maken.
Naarmate de minuten verstrijken en er geen spoor van Joris te bekennen is, ontspan ik een beetje. Ik kruip bij de deur vandaan en loopt naar het raam. Ik kijk naar Henri, terwijl de tranen over mijn wangen glijden. Ik druk mijn hand tegen het glas en zie dat er direct een rand met condens ontstaat.
Er valt sneeuw uit de grote, zware wolken. Ik denk aan Dennis. Arme Dennis. Nico had het recht niet. Ik was misschien wel kwaad om wat hij me geflikt heeft, maar dan nog. Nooit zou ik iemand vermoorden om zoiets. Nooit. In mijn gedachten speelt er zich een herinnering af van Dennis en mij. We zijn op vakantie en liggen op het strand. We hebben het over kinderen. Dennis heeft het over kinderen. Kinderen… terwijl hij – zo bleek dus later – al een hele poos een affaire had. Hoe kon ik zo blind zijn? En waarom heb ik me zo laten meevoeren met Nico? Waren het zijn charmes, of kwam het omdat ik Dennis op dat moment verafschuwde? En wat bedoelde Nico laatst met dat kinderen hier fijn kunnen opgroeien? Ik duw de palmen van mijn hand tegen mijn slapen om de stroom aan gedachten te stoppen. Ik sluit mijn ogen en haal een paar keer diep adem. Daarna kijk ik weer naar buiten. Ik kijk naar de dikke sneeuwvlokken die naar beneden vallen en zacht lijken neer te komen op de rest van de sneeuw. Zelfs al zou ik uit dit verdomde huis kunnen komen, ver kom ik niet in dit weer. Het is ijskoud en ik heb geen flauw idee waar ik heen moet. Mijn laatste ontsnappingspoging was gedoemd te mislukken. Als ik niet bij die auto was uitgekomen, was ik waarschijnlijk niet veel later onderkoeld geraakt…
Bovendien weet ik inmiddels dat Nico een zendertje onder mijn huid heeft geplaatste, maar ik heb geen flauw idee waar. Ik heb mijn lichaam uitvoerig bekeken en mijn huid afgetast, maar ik kan niets vinden. Wanneer hij een zendertje geplaatste heeft weet ik ook niet. Ik ben tenslotte een paar keer verdoofd, dus wat er toen gebeurd is weet ik niet. Het was wel een logische verklaring toen Nico het me vertelde. Het verklaarde dat hij precies wist dat ik op die plek uit het bos zou komen. Hij heeft me kunnen volgen.
Met de rug van mijn hand veeg ik mijn tranen weg en ik kijk nogmaals naar Henri. Wat ik er toch voor over zou hebben om bij hem te zijn.
Zou Nico Maya hebben laten lijden of zou het snel gegaan zijn? Plotseling vraag ik me af of Joris haar verkracht heeft of dat Maya misschien uit vrije wil met hem… Ik wil er niet aan denken en schud mijn hoofd hevig heen en weer. ‘Het spijt me,’ zeg ik hardop en ik kijk naar de bewolkte hemel. Zou ze me horen? Zou ze bij Tom zijn? Bij Dennis? Bij onze ouders? Zouden ze allemaal op me neerkijken? Wat zouden ze wel niet van me denken? Dankzij mij zijn er nu drie mensen dood. Nee! Het is eigenlijk onzin dat ik mezelf steeds de schuld geef. Ik heb het aan Nico te danken dat ik hier zit, niet aan mezelf. Ik loop naar het bed en ga op de rand van het bed zitten terwijl ik naar buiten blijf kijken. Ik bedenk me dat ik het briefje met het telefoonnummer nog verstopt heb. Ik sta op en haal het blaadje achter de make-up tafel vandaan. Ik moet het nummer uit mijn hoofd leren. Dat is mijn enige kans. Ik staar naar het blaadje en lees het nummer zachtjes voor mezelf op 0 8 2 7 0 1 0 2 4 4 1. En nog eens en nog eens. Als ik het nummer voor de vierde keer oplees met mijn ogen dicht, heb ik het goed! Ja! Ik probeer het nog eens. Ik knijp mijn ogen dicht en zie de nummers in gedachten voorbij komen. 0 8 2 7 0 1 0 2 4 4 1. Ik heb het weer goed! Ik glimlach even.
Ineens vliegt de slaapkamerdeur open. Daar staan Joris en Nico. Ik schrik en sta stokstijf te kijken. Nico’s blik gaat van mijn gezicht, direct naar het papiertje in mijn hand. Joris ziet het ook en loopt naar me toe. Hij gist het briefje uit mijn hand. Shit. Waarom heb ik het niet snel verstopt in mijn handpalm? Waarom heb ik ze niet aan horen komen? Joris overhandigt het briefje aan Nico. Mijn hart klopt in mijn keel, mijn handpalmen worden klam en ik voel het bloed in mijn oren suizen. Dit is niet goed.
Nico leest hardop voor wat er op geschreven staat. ‘E. Brunner 0 8 2 7 0 1 0 2 4 4 1.’ Hij kijkt me aan. Ik wend snel mijn blik af. ‘Hmm… Dit lijkt op een telefoonnummer,’ zegt hij luchtig. ‘Van wie zou dat nummer zijn?’ Nico kijkt me vragend aan.
‘Ik weet het niet!’ zeg ik vlug. ‘Echt niet! Ik heb het blaadje gevonden.’ Ik zet een stap naar achteren.
‘Hoe kom je hier aan?’ Nico kijkt me vragend, maar dwingend aan. Zal ik de waarheid vertellen? Dat is misschien wel het beste.
‘Ik… Ik zag het blaadje zitten toen…’ Ik ben even stil en kijk naar de grond. Nico heeft geen geduld.
‘Toen wat? Zeg het!’ Hij wordt kwaad.
‘Toen je Tom… Toen je hem hebt neergeschoten.’ Ik staar nog steeds naar de grond, bang om Nico of Joris aan te kijken.
‘Had Tom dit briefje bij zich?’ Nico komt dichterbij. ‘Kijk me aan als ik tegen je praat!’
‘Ja,’ zeg ik en ik kijk Nico schuchter aan. ‘Ik zag het zitten toen hij achter in het busje lag.’ Angstig kijk ik naar het gespannen gezicht van Nico. Hij kan elk moment ontploffen en dan krijg ik ervan langs, dat weet ik honderd procent zeker.
‘Waarom heb je dit briefje niet aan ons gegeven? Wat was je van plan hier mee te doen? Weet je wie E. Brunner is?’ vraagt Nico geïrriteerd.
‘Nee,’ zeg ik terwijl ik mijn hoofd schud. ‘Ik weet het niet. Ik weet niet waarom ik het niet gegeven heb en ik weet niet wie het is en wat ik er mee moet. Ik was al vergeten dat ik het had gevonden. Ik zag hem net pas weer liggen en ik… Sorry Nico. Echt waar. Ik wist niet dat je het zo erg zou vinden?’ Ik kijk hem zo onschuldig mogelijk aan. Nico wrijft over zijn kin en pakt zijn telefoon.
‘Dan zullen we eens kijken wie E. Brunner is.’ Hij tikt het nummer in en zet de telefoon op speaker. Met grote ogen kijk ik toe. Ik hoor de telefoon over gaan en krijg kippenvel over mijn hele lijf. Dadelijk ontdekt hij wie het is. Laat er alsjeblieft niemand opnemen…
‘Eén woord en het is gedaan met je!’ Nico kijk me doordringend aan. Ik knik en kijk gespannen naar de telefoon. Mijn hart klopt in mijn keel. De telefoon gaat nog eens over. En nog eens.
‘Goedendag. Rechercheur Elena Brunner. Waarmee kan ik helpen?’ zegt een vrouwenstem. Joris en Nico kijken elkaar aan en ik bedenk me geen seconden.
‘Help! Ik ben Lara. Ik ben ontvoerd. Tom is…’ Nico hangt op en Joris geeft me zo’n enorme knal dat ik tegen het tafeltje achter me vlieg. Het tafeltje met geurtjes valt om. Alles klettert kapot op de grond en ik val boven op de scherven. Alsof dat nog niet erg genoeg is, kiept de spiegel die op het tafeltje staat om en valt boven op mijn hoofd. Hij spat uiteen in duizend stukken. Joris sleurt me overeind en geeft me een stomp in mijn zij en ik krijg nog een klap in mijn gezicht. Met zijn gespierde armen pakt hij me op, om me vervolgens hardhandig tegen het bed aan te smijten. Ik klap met mijn hoofd tegen de zijkant van het bed en lig op de grond. Mijn hoofd bonkt en ik heb een stekende pijn in mijn arm. Ik kijk naar mijn arm. Er steekt een stuk glas in. Nico ziet het en pakt mijn arm stevig vast. Ik kijk hem angstig aan. Met een ruk trekt hij het stuk glas uit mijn arm. Maar niet recht omhoog. Nee, hij snijdt met het stuk glas langs mijn hele onderarm.
Ik schreeuw het uit van de pijn. Ik voel het warme bloed langs mijn arm glijden. Ondertussen is Nico boven op me komen zitten.
‘Jij stomme trut!’ Zijn hoofd nadert het mijne. ‘Nu is het tijd. Je hebt mijn vertrouwen al verloren, mijn zelfbeheersing had ik nog redelijk onder controle, maar wat je me nu flikt meisje…’ Hij klakt met zijn tong. ‘Dit is de druppel. Het is gedaan met je, Lara. Het is over,’ schreeuwt hij en terwijl hij het woord “over” uitspreekt, spuugt hij op me en staat hij op. ‘Ik dacht dat we samen wat moois op konden bouwen, verdomme! Dat je me zou vertrouwen, maar nee, dat heb je allemaal verpest.’ Nico schudt met zijn hoofd.
‘Ach hou toch op! Alsof ik óóit “iets moois” met jou zou kunnen hebben? Je hebt me ontvoerd, opengesneden, gemarteld, gekleineerd en mishandeld. Je hebt Dennis, Tom en Maya vermoord! Wat denk je dat ik in hemelsnaam voor een relatie met jou zou moeten opbouwen? Je bent gek! Helemaal gek! Jullie allebei‘ Ik wijs naar Joris. ‘Jullie horen in het gekkenhuis te zitten! Jullie worden nog wel gepakt, wacht maar!’ Ik ratel maar door. Er komt geen einde meer aan. Nico loopt naar de deur en seint iets naar Joris. Ik zie niet goed wat. Ik ben te kwaad en te druk met Nico de huid vol te schelden en word alleen maar kwader als ik zie dat hij weg wil lopen.
‘NICO BLIJF HIER!’ schreeuw ik hysterisch. Nico stopt met lopen. Hij draait zich heel langzaam om en kijkt me heel diep in mijn ogen. Daar is die blik weer. ‘Blijf hier lafaard! Keer me niet de rug toe! Luister voor de verandering eens naar mij! Je bent de domste idioot die ik ken! Je bent een eikel! Een viespeuk! Je bent…’ Ik stop acuut met praten als Nico plots achter zijn rug een pistool tevoorschijn haalt en het op mij richt. Hij komt langzaam dichterbij met het pistool is nog steeds op mij gericht.
‘Ik ben wat? Hè?’ Nico houdt zijn hoofd scheef en kijkt me strak aan. Zijn ogen zijn zo donker dat ze wel zwart lijken. Zijn kaak is gespannen. Zijn wenkbrauwen strakgetrokken. Hij lijkt niet meer op zichzelf. Hij lijkt op… een monster! Nico hurkt voor me neer en richt het pistool op mijn hoofd. Langzaam laat hij het zakken en richt op mijn borstkast. ‘Was het dat?’ vraagt hij plagerig. Het pistool wijst verder naar beneden. Hij duwt het in mijn buik en dan volgt het zijn weg naar beneden, totdat hij de loop op mijn bovenbeen laat leunen. Mijn hart klopt in mijn keel. Hij meent het deze keer écht. Ik zie het aan hem. Het monster in hem is opgedoken. Hij heeft zijn geduld verloren. Het was alsof er iets in hem knapte toen hij hoorde wie de telefoon opnam.
‘Zeg het dan! Verdomme, is het nu afgelopen? Ben je klaar? Hè?’ briest Nico. Zijn hoofd is rood aangelopen en ik zie de aders in zijn nek opzwellen.
‘Ja. Ik ben…’ begin ik. Een oorverdovend geluid klinkt door de kamer en een onbeschrijflijke pijn schiet door mijn been. Kreunend van de pijn lig ik op de grond. Ik duw mijn hand op mijn bovenbeen.
‘Alleen “ja” was genoeg geweest.’ Nico grijpt me bij mijn haar. ‘Ik vroeg niet om meer. Alleen “ja” was genoeg, Lara.’ Nico laat mijn haar los. ‘Nu ren je tenminste niet meer weg.’
Joris en Nico praten met elkaar, maar ik krijg er niks van mee. Ik heb zo’n enorme pijn aan mijn been.
‘Nico, Nico! Mijn been…’ jammer ik. Ik verga van de pijn. Nico staat op en loopt weg. Ik blijf achter met Joris. Ik kijk hem hulpeloos aan.
‘Joris, help me alsjeblieft. Help me!’ smeek ik. Hij kan dit oplossen! Hij is toch een arts? Dit kan hij ook fixen toch? Joris lacht en schudt met zijn hoofd.
‘Helpen? Jou? Lara, daarstraks viel je me nog aan en nu zou ik je helpen? Laat me niet lachen!’ Joris loopt ook weg.
‘Ga maar weg ja! Rot maar op!’ roep ik hem na. Bij de deur draait hij zich nog even om hij knipoogt naar me.
Daar lig ik dan. Tussen de scherven met een kogel in mijn been. En nu? Ik bloed hier dadelijk dood. Ik kijk naar de haal op mijn arm. Het is een flinke haal en er komt nog steeds bloed uit. Laat hij me echt doodbloeden? Langzaam til ik mijn hand van mijn been om te kijken hoe de wond eruit ziet. Het doet ontzettend veel pijn. Er zit een gat in mijn been en alles zit onder het bloed. Ik durf eigenlijk niet goed te kijken. Ik wil opstaan om mezelf op het bed te hijsen, maar het lukt me niet. Zodra ik ook maar een centimeter beweeg, zak ik in elkaar van de pijn. Heel langzaam, met zo min mogelijk beweging, ga ik plat op de grond liggen. Ik kijk naar het plafond. Het is hier ineens koud. Ik ril helemaal. En ik ben zo ontzettend moe. Ik sluit mijn ogen. Een paar seconden later schrik ik wakker. Ik ben even ingedommeld. Ik moet wakker blijven. Straks bloed ik nog dood! Ik sluit mijn ogen weer en val in slaap.