Ik word wakker doordat ik iets aan mijn been voel. Versuft kijk ik rond. Ik lig op mijn bed. Er zit iemand aan mijn been. Ik kijk opzij. Het is onze goede oude huisdokter. Hij is bezig om mijn been in het verband te wikkelen.
‘Wat doe je?’ vraag ik versuft.
‘Je leven redden,’ krijg ik als antwoord.
‘Wat… Wat heb je gedaan?’ Ik Joris hem vragend aan.
‘Ik heb eerst het bloedden gestopt. De wond schoongemaakt en zo goed als het kan weer gerepareerd. In je arm heb je een paar hechtingen, want de snee was op een paar plaatsen dieper dan het op het eerste gezicht leek. In je bovenbeen heb je ook hechtingen en ik heb het nu net ingewikkeld met verband. Het is belangrijk dat je de komende vijf dagen heel veel rust. De wond moet de tijd krijgen te genezen. Begrepen?’ Joris kijkt me vragend aan.
‘Ja. Ik voel helemaal geen pijn meer.’ Ik kijk de Joris een beetje verward aan.
‘Dat klopt. Ik heb je wat tegen de pijn gegeven. Nico weet wat hij je wanneer moeten geven als je weer last krijgt.’
‘Waarom doe je dit? Ik bedoel, waarom help je Nico?’ Ik kijk hem vragend aan.
Joris lacht, schud zijn hoofd en klopt hij op mijn been. ‘Beterschap.’ Hij loopt de kamer uit.
Ik kijk naar mijn been. Hij zit in het verband gewikkeld. Ik zucht heel diep en bekijk de kamer. De scherven zijn opgeruimd. Op het kastje staan geen flesjes parfum en dergelijke meer. Het is helemaal leeg, op mijn boek na. Ik sluit mijn ogen. Ik ben nog steeds ontzettend moe en wens dat ik hier snel vandaan gehaald zal worden. Plots besef ik me dat ik Maya nooit meer vast kan houden. Daar heeft Nico voor gezorgd. Ik wil huilen, maar het lukt niet eens meer. Ik heb de afgelopen tijd zoveel gehuild dat mijn tranen op zijn. Ik voel alleen nog een enorme leegte vanbinnen.
Na een poosje hoor ik beneden ineens een hoop kabaal. Ik hoor snelle voetstappen en ben bang. Het klinkt niet goed. Zou Nico me nog een keer straffen voor mijn kreet om hulp aan de telefoon? Ik had mijn mond ook moeten houden, maar ik zag het als mijn laatste kans om te proberen hier weg te komen. Ik had niets meer te verliezen… Mijn ouders, Dennis, Tom en Maya zijn uit mijn leven gerukt en ik handelde uit wanhoop. Ik kan alleen maar hopen dat de rechercheur aan de andere kant van de lijn het gehoord heeft en er iets mee kan doen.
De voetstappen zijn inmiddels boven. Ik kruip diep onder de dekens en sluit mijn ogen, bang voor wat er komen gaat. De deur vliegt open en Nico begint tegen me schreeuwen. Ik durf niet onder de deken vandaan te komen. Trillend van angst trek ik de deken zo strak mogelijk tegen me aan.
’Stomme trut!’ schreeuwt Nico naar me en hij trekt de dekens van me af. Met zijn linker hand trekt hij me overeind. Ik kerm van de pijn, want mijn been wordt in een pijnlijke positie getrokken. In zijn andere hand ontdek ik zijn pistool. Hij trekt nog wat harder aan me, zodat ik van het bed af moet komen. Ik probeer mijn gewicht op mijn goede been te laten rusten, maar Nico sleurt me mee naar de hoek van de kamer en zet de loop van het pistool tegen mijn hoofd. Zijn andere arm klemt hij stevig om mijn nek. Ik krijg bijna geen lucht meer. Tevergeefs probeer ik me los te wringen, maar ik weet dat Nico vele malen sterker is dan ik en geef het al snel op. Ik heb de kracht niet meer om te vechten.
‘Nico, alsjeblieft!’ smeek ik. Ik voel de tranen komen en begin te huilen als een klein kind. Mijn hoofd bonkt, mijn been klopt en mijn hart tikt sneller dan ooit tevoren. ‘Het spijt me! Ik zal me gedragen, echt waar! Alsjeblieft…’
‘Kop dicht!’ schreeuwt Nico en hij kijkt panisch naar de deur. Wat is er toch aan de hand? Ik snap er niks van. Het pistool drukt tegen mijn slaap. Nico blijft naar de deur staren en zegt niets. Zo staan we daar een tijdje. Het lijkt eeuwig te duren. Waar wachten we op? Wat is hij van plan? Is dit weer een van zijn belachelijke spelletjes? Probeert hij me bang te maken? Nou, het lukt hem nog ook. Het is doodstil, op mijn gesnik na. Ineens hoor ik nog meer voetstappen op de trap. Ik blijf maar huilen en ik word alleen maar banger van alle geluiden die ik hoor. Het zijn in elk geval niet Joris zijn voetstappen, die klinken anders.
‘Lara? Lara?’ Ik hoor een vrouwelijk stem. Toch? Of beeld ik het me nu in? Ben ik aan het hallucineren? Dat komt natuurlijk door die pijnstillers die ik heb gekregen. Ik hoor stemmen.
‘Hou je bek!’ fluistert Nico en hij drukt het pistool harder tegen me aan. Hij heeft het dus ook gehoord. Het is geen hallucinatie. Wie hoorde ik dan? Vanuit het niets komen er drie gewapende mannen de kamer binnen stormen. Ze dragen allemaal bivakmutsen en richtten hun pistool op Nico. Ik schrik en er ontsnapt een kleine gil uit mijn mond.
‘Nee! Help me! Niet schieten! Alsjeblieft. Help!’ zeg ik paniekerig.
‘Lara.’ Alweer die stem. ‘Rustig meisje. Het is goed. Ze horen bij mij. Er komt een vrij jonge vrouw met lang, bruin krullend haar, dat in een paardenstaart zit, de kamer binnen gelopen. Ze heeft ook een pistool vast. De vrouw laat haar pistool zakken, als ze ziet dat Nico mij onder schot houdt.
‘Lara. Ik ben het. Elena. Ik was aan de telefoon toen je om hulp riep.’ Langzaam komt ze naar me toe gelopen.
‘Blijf staan of ik knal haar kop eraf!’ schreeuwt Nico. De vrouw blijft staan en steekt haar handen omhoog. Ze kijkt ondertussen naar mijn been en arm en alle andere verwondingen.
‘Ik wil alleen maar zorgen dat Lara hier heelhuids vandaan komt, Nico. Laat haar gaan, alsjeblieft.’ De rechercheur loopt langzaam weer naar voren.
Mijn hele lijf trilt van alle spanning. Ik weet hoe volhardend Nico kan zijn en ik ben bang dat hij inderdaad mijn kop eraf knalt.
‘Staan blijven, zei ik!’ De greep om mijn nek wordt steviger. Ik krijg geen lucht meer en klop met mijn handen op zijn arm om duidelijk te maken dat hij me laat stikken. Nico laat me niet los. Ik probeer zijn arm los te trekken van mijn nek, maar het heeft geen zin. Hij is zo ongelofelijk sterk. Ik kijk de rechercheur met grote ogen aan.
‘Nico. Als je haar wurgt heb je niks. Dan hebben we je zo te pakken.’ De rechercheur knikt naar de mannen. Nico laat zijn greep wat verslappen en ik haal dankbaar adem.
‘Nico. Laat me alsjeblieft gaan,’ probeer ik, wetende dat het geen zin heeft.
‘Kop dicht!’ schreeuw hij in mijn oor. ‘Zeg dat je mannen hun pistool laten zakken! Als ik eraan ga, neem ik haar met me mee. Ze is van mij! Helemaal van mij!’ schreeuwt hij tegen de rechercheur. Een seconde later heeft de rechercheur de mannen een seintje en ze laten langzaam hun pistool zakken.
‘Mooi. Nu moeten ze de kamer uit. Alleen jij blijft hier.’ De rechercheur knikt naar de mannen en gehoorzaam lopen ze de kamer uit.
‘Luister Nico. We willen zorgen dat iedereen hier zonder kleerscheuren vandaan komt.’ Terwijl de rechercheur tegen Nico praat, zet ze een stap dichterbij.
Nico lacht. ‘Iedereen? Lara bedoel je ja. Of ik hier levend vandaan kom boeit je niets,’ zegt Nico fel.
‘Dat is niet waar…’ zegt de rechercheur.
‘Ik laat haar niet gaan. Geen denken aan. Ze is van mij! Dit kreng heeft me al genoeg problemen bezorgd. Inclusief dit feestje hier.’ Terwijl Nico het zegt, trekt hij me mee richting het raam. Hij houdt me nog altijd onder schot. Ik strompel met hem mee, maar kan geen gewicht op mijn linkerbeen zetten.
‘Nico, wat wil je? Misschien kunnen we een deal maken?’ vraagt de rechercheur.
‘Pff, rot toch op met je deal. Jullie moeten weg hier, anders schiet ik haar neer!’ dreigt hij weer. Van beneden uit de gang komt ineens een hoop geschreeuw. Het is Joris. Hij klinkt kwaad.
‘LARA! Trut die je bent! Wacht maar Lara. Ik krijg je nog wel!’ schreeuwt Joris. Nico is even afgeleid door het geschreeuw en voordat hij het door heeft, klinkt er een knal en wordt hij geraakt in zijn arm. Ik schreeuw van de schrik. De rechercheur heeft hem geraakt. Nico kreunt van de pijn, maar wordt alleen maar kwader en schiet op de rechercheur. Ze weet nog net op tijd naar de gang te komen. Ik hang huilend in zijn arm.
‘Jij stomme, stomme trut! Dit heb JIJ op je geweten!’ gromt Nico in mijn oor en vervolgens schiet hij me op dezelfde plek door mijn been.
Ik schreeuw zo hard dat ik er keelpijn van krijg. Pijn. Heel veel pijn. Dit is niet te beschrijven. Ik zak in elkaar, maar Nico trekt me overeind. Ik ga bijna flauwvallen, ik voel het. Nico heeft me om mijn middel vast en sleept me naar de ander kant van de kamer. Daar laat hij me met een plof in de hoek vallen en haast zich naar het bed. Alsof het bed niets weegt, zet hij het op zijn kant om zo een soort barrière te vormen. Zoveel kracht en woedde heb ik nog niet bij hem gezien. En ik heb hem al vaak woedend gezien!
‘Dit is jouw schuld. Dit is niet meer goed te maken, hoor je me. Dit betekent het einde! Voor ons allebei, snap je me?’ Nico ziet er wanhopig uit. Het lijkt erop dat hij weet dat hij geen kant meer op kan. Alsof hij weet dat dit het einde is voor hem, maar iets in zijn blik zegt me ook dat hij zich niet zomaar gewonnen geeft. Ik probeer iets tegen hem te zeggen, maar ik heb zoveel pijn aan mijn been en ik voel me zo slap dat het me enorm veel moeite kost.
‘Nico…’ Ik probeer het. Ik moet met hem praten. Ik slik even en haal diep adem.
‘Nico, het is afgelopen. Geef je alsjeblieft over. Maak het niet erger dan het is…’ probeer ik. Nico kijkt me kwaad aan.
‘Ik zou je hier ter plekke neer moeten schieten, weet je dat? Je verdient het niet om te leven, na alles wat je me vandaag geflikt hebt! Je hebt me verraden! Stomme trut!’ Hij geeft me een klap in mijn gezicht, maar het doet me niets.
‘Nico, alsjeblieft… Ik blijf toch altijd je meisje, maar dit kan zo toch niet? Zo vermoord je ons allebei nog!’
‘Als je dat maar weet. Je bent MIJN meisje! Je komt hier niet weg. Je blijft bij me. Als dat betekent dat ze me hier neerknallen, dan spijt het me, maar je gaat met me mee. Dat zeg ik je. Zo makkelijk laat ik je niet van me afpakken. Ik heb je nog niet eens helemaal voor mezelf gehad, verdomme. Dat stond voor deze week op de planning. Ik heb er zo lang naar toe gewerkt en me ingehouden, deze week zou het dan eindelijk gebeuren. Je hebt het verpest! Je hebt het verpest, Lara!’ Nico is ontzettend kwaad.
Ik ben opgelucht dat het niet zo ver is gekomen. Hij wilde dus meer van me….
‘Nico, ik… Ik weet dat ik je verraden heb, ik weet het en het spijt me. Ik wilde helemaal niks zeggen, maar toen ik hoorde dat er een rechercheur aan de telefoon was, kón ik niet anders. Het ging vanzelf, het spijt me. Het spijt me echt, maar dit kan zo toch niet langer? Ik kan dit niet meer aan. Dit spelletje wat je met me speelt. Ik kan het niet meer. Je kunt kiezen, je geeft je over, of ik maak er zelf een eind aan.’ Dat laatste heb ik net pas bedacht en ik ben het helemaal niet van plan, maar ik wil kijken hoe het uitpakt.
‘Nico?’ hoor ik de rechercheur vanuit de gang roepen. ‘Nico, laat haar gaan en dan kunnen we een deal maken,’ probeert ze.
‘Flikker op! Ze is van mij! Niemand komt bij Lara of mij in de buurt, anders gaat de volgende kogel niet door haar been, maar door haar kop. Begrepen?’ schreeuwt Nico terug en hij richt het pistool op mijn hoofd. Hij duwt de loop van het pistool tegen het midden van mijn voorhoofd. Tranen stromen over mijn wangen. Ik denk aan Maya, Tom en Dennis. Zou ik ze zien als ik dood ga? Zouden we dan weer bij elkaar zijn? Zou ik mijn ouders weer zien? Misschien is het zo slecht nog niet…
‘Oké, ik begrijp het,’ zegt de rechercheur. ‘Ze is van jou. Is er iets wat we voor je kunnen doen, Nico?’ vraagt de rechercheur rustig. Aan zijn houding te zien weet Nico niet wat hij met die vraag moet. Ik kijk naar het raam schuin achter me en staar naar de lucht. Ik kan hem niet zien, maar ik weet dat Henri er is en dat geeft me gek genoeg een soort rust. Zouden dit de laatste momenten van mijn leven zijn? Ik ben op. Ik kan echt niet meer en ik verga van de pijn. Plots verschijnt er een man met een bivakmuts voor het raam. Ik schrik. Het is één van de mensen van de rechercheur. Hij drukt zijn wijsvinger tegen zijn lippen, gebaart dat ik geen geluid moet maken en knikt naar Nico. Hij heeft niets in de gaten. Hij zit met zijn rug naar het raam. Ik knik.
‘Ik eis dat jij en die klote ventjes van je nú mijn huis uit gaan, hoor je me. NU!’ schreeuwt Nico.
‘Oké, ik hoor je. Je moet me even de tijd geven om iedereen bij elkaar te krijgen, goed?’ antwoordt de rechercheur.
‘Schiet op! Anders loopt het niet goed af, dat zeg ik je!’ dreigt Nico. Ik hoor de voetstappen van de rechercheur steeds minder goed. Ze loopt weg. Dan hoor ook voetstappen de trap af lopen. Zou ze echt gegaan zijn? Zou ze mij hier alleen achterlaten met Nico? Was het zo makkelijk? Laat ze mij achter? Bij Nico?Bij een razende Nico. Bij een razende Nico met een pistool. Ze zal toch nog wel terugkomen?
Ik hoor een enorm kabaal, een knal en een klap. Ik gil. De man met de bivakmuts is dwars door de ruit heen gesprongen en zit boven op Nico die naast me op de grond ligt. Hij kreunt pijnlijk en kijkt me aan. Heel even staat de tijd stil en hoor ik niets dan alleen zijn ademhaling. Zwaar en snel. Hij heeft pijn.
‘Je was voor mij, Lara. Voor mij,’ zegt hij zacht. ‘Helemaal voor mij.’ Er staat een vreemde frons op zijn gezicht.
‘Nee Nico,’ snik ik. ‘Ik was nooit van jou. Dat zal ik nooit zijn.’ De tranen rollen over mijn wangen. Ik huil van angst, van blijdschap en van ellende. De man met de bivakmuts draait Nico op zijn buik. Hij wordt in de boeien geslagen. Inmiddels komen er meer mannen met bivakmutsen naar binnen en na een paar seconden hoor ik de vrouwenstem weer in de kamer. Mijn blik kruist die van Nico als hij overeind wordt gehesen. Ik slik even en wendt mijn blik van hem af. De rechercheur knielt bij me neer.
’Ik… Ik… Oh God!’ Ik begin heftig te huilen en tril. De rechercheur legt een hand op mijn schouder. Ze kijkt naar mijn been en roept in een soort walkietalkie dat ze medische hulp nodig heeft.
‘Rustig maar. Je bent veilig. Rustig. Niemand doet je meer pijn!’ zegt ze rustig.
‘Ik ben zo blij…’ Er ontsnappen een paar snikken. ‘Ik ben zo blij dat u er bent!’ Ik snik nog een paar keer en als ik wil stoppen met huilen komt er alleen maar meer.
‘Huil maar. Het geeft niet, Lara. Laat het maar gaan.’ De rechercheur blijft me troosten en na een poosje zijn mijn tranen op. Ik haal een paar keer diep adem en zucht. Ik probeer een beetje omhoog te krabbelen. De rechercheur helpt me. Ik ga met mijn rug tegen de muur zitten. Overal ligt glas en bloed. Ik kijk naar het hele tafereel en speel de scene die zojuist plaats heeft gevonden nog eens af in mijn hoofd. Beneden hoor ik nog steeds een hoop kabaal en geschreeuw.
‘Je hoeft nu niet meer bang te zijn. Ze zullen je niets meer doen.’
Ik knik en weet niet wat ik moet zeggen. ’Tom? Hebben jullie Tom ook gevonden?’ vraag ik voorzichtig. ‘Hij was undercover en hij…’ De rechercheur laat haar hoofd een beetje zakken.
‘Ik weet wie hij is. We hebben met de Nederlandse politie gesproken en zij wisten ons te vertellen dat hij undercover was.’ De rechercheur zucht. ‘We hebben zijn lichaam gevonden in het bos een stukje verderop. Onze honden hebben hem gevonden. Het is heel spijtig. Hij was nog zo jong…’
‘Oh God. Tom!’ Er rollen weer tranen over mijn wangen, maar ik maak geen geluid. Die arme Tom. ‘Ze hebben hem gewoon in het bos gedumpt. Het is allemaal mijn schuld. Ik had niet zo dom moeten doen, dan had hij nog geleefd. Hij heeft alles voor me gedaan. Hij was zo lief en nu…’
‘Lara. Het is niet jouw schuld. Echt niet. Jij hebt hier toch ook niet om gevraagd? Het zijn Nico en Joris die zijn schuldig. Zij hebben dit allemaal gedaan. Dankzij jou en Tom gaan deze twee heren eindelijk de gevangenis in. Nico werd internationaal gezocht, Lara en dankzij jou hebben we hem nu te pakken.’ Ik laat de woorden op me inwerken. Heb ik daar voor gezorgd? ‘Toen er gebeld werd en je om hulp riep, heeft Nico niet opgehangen. Hij had hem alleen van de handsfree modus afgezet. We hebben alles dus kunnen horen en zo ook zijn telefoon kunnen traceren. Zo hebben we je kunnen vinden. Als hij gelijk opgehangen had, hadden we je nog lang niet gevonden ben ik bang. Dan hadden we zijn signaal niet op kunnen pikken. Maar nu, nu hebben we hem gevonden. En jou ook! We zaten we met onze handen in ons haar. Echt waar, Lara. Je hebt goed gehandeld!’ De rechercheur geeft me een schouderklopje.
‘Wordt ik niet meer gezocht voor moord?’ vraag ik voorzichtig. De rechercheur kijkt me niet-begrijpend aan.
‘Voor moord?’ vraagt ze.
‘Op het nieuws was dat ik gezocht werd voor de moord op Dennis,’ leg ik haar uit.
‘Ik ben bang dat Nico een spel met je speelde, Lara. Je werd nooit gezocht voor moord.’
‘Maya! Waar is Maya, mijn zusje?’ vraag ik snel.
De rechercheur kijkt me vragend aan. ‘Thuis.’ Tenminste, gisteren nog wel. Toevallig heb ik haar toen nog aan de telefoon gehad om een en ander door te spreken. Hoezo?’
Mijn hart maakt een sprongetje en een enorme zucht van opluchting ontsnapt uit mijn longen. Godzijdank!
‘Echt waar?’ Ik kijk de rechercheur met vochtige ogen aan. ‘Leeft ze nog?’ Met open mond kijk ik naar de verwarde blik op het gezicht van de rechercheur. ‘Is het echt waar? Kan ik haar bellen? Mag dat?’
De rechercheur lijkt een klein beetje te zijn overvallen door mijn vraag, maar haalt haar mobiel uit haar zak en geeft hem aan mij. Gelukkig ken ik haar nummer uit mijn hoofd. Met trillende vingers toets ik de nummer in. Als ik haar stem hoor kan ik alleen maar huilen.
‘Hallo? Wie is daar? Rechercheur, bent u dat?’ hoor ik Maya zeggen. Huilend luister ik naar haar stem. De rechercheur neemt de telefoon van me over, aangezien ik niet in staat ben een woord uit te brengen.
‘Maya? Ik ben het. Elena. Ik heb goed nieuws. We hebben Lara gevonden.’ Aan het gegil aan de andere kant van de lijn te horen is Maya dolblij met dit nieuws. ‘Ja, naar omstandigheden goed.’ De rechercheur knikt. ‘Ja, doe ik. Goed. Tot later.’
Met een glimlach kijkt de rechercheur me aan. ‘Ze was dolblij met dit nieuws, maar dat had je misschien al gehoord?’ zegt ze lachend.
‘En Dennis?’ vraag ik tenslotte. ‘Heeft Nico me ook voor de gek gehouden?’ vraag ik hoopvol.
De rechercheur slaat haar ogen neer en ik weet genoeg.
‘Ik ben bang dat Nico toen de waarheid sprak,’ zegt ze zacht. Ik zucht en even flitst het beeld van de foto die Nico me liet zien door mijn gedachten. ‘Het spijt me,’ zegt de rechercheur. Ik knik.
Er komen twee mannen binnen met een brancard. Ze bekijken mijn verwonding, ontsmetten de wond in mijn been en draaien er een nieuw verband om. Ze geven aan dat er beter naar gekeken moet worden in de ambulance en willen me op tillen, maar ik geef aan dat ik hier op eigen kracht wil vertrekken. Ik moet en zal dit huis uit lópen en niet liggend op een brancard.
’Nou kom, dan gaan we weg hier,’ zegt de rechercheur. ‘Ik breng je naar een veilige plek en zorg ervoor dat al je wonden goed verzorgd worden. Goed?’
‘Ja. Graag.’ Met heel veel pijn kom ik omhoog. De rechercheur helpt me en ondersteund me als ik uiteindelijk rechtop sta.
‘Zie je dat boek daar?’ vraag ik haar.
De rechercheur kijkt naar het boek waar ik naar knik. ‘Ja…’
‘Zou ik die alsjeblieft mee mogen nemen?’ vraag ik. ‘Het betekend veel voor me.’
De rechercheur pakt het boek en neemt het mee. De foto van Tom heb ik net op de grond zien liggen. Hij is onder mijn kussen uitgevallen toen Nico de boel op de kop zette. ‘Die foto wil ik ook graag meenemen,’ zeg ik en ik wijs ernaar. Ook die pakt de rechercheur op. Ze stopt hem in het boek. Ik knik dankbaar.
Kom, dan gaan we,’ zegt de rechercheur en ik strompel met haar mee.