Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#10 Huisje Boompje Beestje

10

De afgelopen dagen ben ik bezig geweest met het inrichten van mijn Tiny House. Oké, ik moet toegeven dat het iets Tinyer is dan ik dacht, maar voor even volstaat het wel. De groene gordijnen vrolijken het geheel op en de planten die ik gekocht heb maken het wat huislijker. ’s Avonds branden de lampjes die buiten hangen en lijkt het net een klein vakantiehuisje.
Het is niet ideaal, maar het is leefbaar. In tegenstelling tot het huis zelf.

Ik heb nog vaak aan Sander gedacht. Het was echt gezellig. Stom eigenlijk dat we geen telefoonnummers uitgewisseld hebben, dan hadden we misschien nog een keer samen kunnen lunchen of zo. Ach ja, ik denk dat het gewoon een one-time iets was.

Mijn telefoon gaat. Het is Michel.
‘Hey, ik wilde even doorgeven dat de geplande levering een dag later komt.’
‘Oh,’ zeg ik verbaasd. ‘Ik…’
‘Spreek je nog!’ Michel heeft al opgehangen. Oké dan. Een beetje overdonderd staar ik voor me uit. Wat zal ik dan eens gaan doen? Ik kijk op mijn horloge. Half vier. Ze zouden om vier uur de spullen komen brengen, maar dat gaat dus niet door. Ik besluit een wandeling te gaan maken in het park een klein stukje verderop. Hoe eerder ik de omgeving ken, hoe beter.

Terwijl ik door het park slenter vraag ik me af of ik wel de goede keuze heb gemaakt om Michel mijn klus toe te vertrouwen. Hij was zo kortaf aan de telefoon net. Hij heeft het natuurlijk druk, maar toch… Misschien had ik toch een paar offertes her en der moeten opvragen.
Ik blijf stokstijf staan als ik een warrige bos haar en een lang, slank postuur een eindje verderop zie staan. Mijn hart klopt sneller en ik krijg het warm. Is dat… Oh, nee. Hij is het niet. Hoofdschuddend loop ik verder. Ik realiseer me dat Sander toch echt wel indruk op mij gemaakt heeft, anders zou ik niet zo reageren. Hij is ook zo leuk!

Dagdromend over Sander loop ik door het park. Het duurt een klein uurtje voordat ik rond ben.
Ik heb zojuist besloten dat ik mezelf trakteer op een etentje. Over een paar dagen begint het werkende leven weer, dus ik mag er best nog even van genieten. Ik speur internet af, op zoek naar een leuk eettentje. Uiteindelijk vind ik restaurant Het Zonnestraaltje. Alleen de naam al doet me goed voelen. Ik werp een vluchtige blik op de menukaart en het bevalt me wel. Ze hebben schnitzel en bief en ook salades, dus er is altijd wel iets bij dat ik lekker vindt. Ik reserveer een plekje om half zes en sluit tevreden het schermpje af.
Vanuit het park loop ik naar het centrum. Ik kom langs de plek waar ik Sander ontmoette en tuur naar binnen. Niet dat ik verwacht hem daar te zien, maar toch. Stel dat hij er wel zou zitten. Dan zou ik zijn nummer kunnen vragen of zo.

Tegen de tijd dat het bijna half zes is, rammel ik van de honger. Met behulp van mijn telefoon, die mij precies vertelt hoe ik moet lopen, kom ik netjes op tijd aan bij restaurant Het Zonnestraaltje. Het ziet er gezellig uit, zoals de naam al doet vermoeden. Buiten hangen twee groen met geel gestreepte luifels uit. Op de tafeltjes op het terras staat vaasjes met gekleurde bloemen en op elke stoel hangt een vrolijk gekleurde deken, voor de frisse uurtjes. Hoopvol loop ik naar binnen.
Ik wordt geholpen door een jonge meid en krijg een tafeltje aangewezen bij het raam.

Het eten is zalig. Ik heb biefstuk met champignons besteld. Net als ik de laatste hap van mijn biefstuk naar binnen wil schuiven gaat de deur open en laat ik mijn vork geschrokken zakken. Sander. Hoe is het mogelijk. Hey, wacht eens even… Wie is die vrouw die bij hem is? Ik dacht dat zijn vrouw nog in Londen zat? Of zou het niet zijn vrouw zijn? De schrik slaat me om het hart. Zou hij vaker vrouwen versieren en dan meenemen naar zijn hotel? Zou die gast achter de receptie daarom zo gereageerd hebben? Misschien komt er elke avond een andere vrouw. O nee. Ik voel me zo stom! Typisch weer iets voor mij dit. Ik hoop dat hij me niet ziet. Ik probeer me ze klein mogelijk te maken en wend mijn blik richting mijn bord. Laat hem me alsjeblieft niet opmerken. Alsjeblieft.
‘Cleo?’ Klinkt Sanders stem. Shit. Mislukt. Misschien kan ik doen alsof ik iemand anders ben die op Cleo lijkt? Nee, dat zou belachelijk zijn. Ik hoef trouwens nergens bang voor te zijn, want er is niets tussen ons.
‘Oh. Sander. Hallo.’ Ik probeer verrast te klinken. ‘Ik had je niet gezien.’ Gelukkig is mijn naam niet Pinocchio.
’Dit is toch wel heel erg toevallig!’ Sander lacht uitbundig. De vrouw achter hem heeft stijl zwart haar dat in een schuin oplopende bob geknipt is. De voorste plukken zijn net iets langer dan haar kin. Ze draagt een bril met een donker en vrij dik montuur. Ze doet me denken aan een nanny. Misschien komt dat door het mantelpak dat ze draagt. Of misschien door de attitude die ze uitstraalt. Ze ziet er niet per se heel vriendelijk uit.
‘Ja. Haha. Dat kun je wel zeggen. Hoe groot is die kans nu?’ Ik kijk Grumpy Nanny vluchtig aan.
‘Inderdaad.’ Sanders ogen twinkelen in het gedimde licht ‘En hoe is hij?’
‘Wie?’ Ik kijk Sander vragend aan. Hij knikt naar mijn vork. ‘O! Je bedoelt mijn biefstuk!’ Ik wijs naar het stukje bief, waar nog een halve champignon op zit. ‘Ja… Heerlijk!’ Mijn hoofd is inmiddels tomatenrood en ik heb het enorm warm. ‘Is het een beetje een goed restaurant hier?’ Sander kijkt om zich heen.
‘Eh, ja zover ik het kan beoordelen wel ja.’ Grumpy Nanny neemt me uitgebreid in haar op. Jeetje, het voelt alsof ik door een keuring gehaald wordt of zo.  Waarom bekijkt ze me zo uitvoerig? Het is nogal ongemakkelijk. Plotseling besef ik het. Dit is natuurlijk zijn vrouw! Waarom pakt ze anders zijn arm vast en trekt eraan?
’Sander, zullen we? Ik heb niet zoveel tijd,’ zegt Grumpy Nanny terwijl ze vluchtig haar blik losmaakt om me vervolgens weer aan te kijken. ‘Kom, we hebben een en ander te bespreken.’
‘Ja, sorry.’ Sander schudt zijn hoofd. De vrouw blijft aan zijn arm trekken. Sander laat zich meevoeren en steekt nog snel zijn hand op.
‘Smakelijk nog!’ kan hij nog net op tijd zeggen voordat zijn vrouw hem naar de andere kant van het restaurant sleurt. Ze nemen plaats aan een tafeltje dicht bij de deur. Sanders vrouw gaat met het gezicht naar me toe zitten. Ik heb zo’n vaag gevoel dat ze dat expres doet. Sander kijkt vluchtig achterom, maar zijn vrouw snauwt hem iets toe en kijkt hem boos aan. Zou Sander haar soms vertelt hebben dat ik de nacht bij hem heb doorgebracht?

Terwijl ik langzaam op mijn laatste stuk bief kauw, bedenk ik me dat Sander helemaal niets gezegd heeft over dat zijn vrouw naar Nederland zou komen. Niet dat hij dat verplicht was om te melden, maar toch. Of zou hij misschien verrast zijn door haar? Kwam ze zonder dat Sander er iets vanaf wist? Voorzichtig werp ik een blik richting hun tafeltje, maar ik wordt betrapt door zijn Grumpy vrouw en wend snel mijn blik af.
Een van de obers komt mijn bord halen en vraagt of ik al klaar ben voor het toetje.
Ik stem in, want eigenlijk wil ik zo snel mogelijk weg. Ik voel me heel ongemakkelijk onder het toeziend oog van Sanders vrouw. Ze blijft me maar in de gaten houden.

Nadat mijn toetje ook soldaat gemaakt is, vraag ik om de rekening. Elke beweging die ik maak wordt nauwlettend in de gaten gehouden door Sanders vrouw. Ik durf nog amper te ademen. Het is niet dat ik boze blikken krijg of zo, maar ze is me de hele tijd zó aan het bekijken dat het gewoon ongemakkelijk is. Helaas wil het feit dat als ik naar buiten wil, ik langs hun tafeltje moet lopen.
Ik betaal mijn rekening en een beetje ongemakkelijk schuifel ik richting de uitgang.
‘Smakelijk nog,’ zegt ik zacht en ik loop snel voorbij het tafeltje.
‘Cleo, wacht!’ hoor ik Sander achter me als ik net de deur wil openmaken. Langzaam draai ik me om.
‘Sander!’ snauwt zijn vrouw en Sander kijkt geschrokken naar haar. ‘Nee, niets, laat maar…’ zegt hij vervolgens en hij buigt zijn hoofd.
’Als je het niet erg vindt ga ik graag door met ons gesprek?’ Sanders bitchy vrouw kijkt me strak aan.
‘Oh, ja sorry. Natuurlijk,’ stamel ik, verbijsterd door haar botte reactie. Ik draai me weer naar de deur en loop naar buiten. Als ik buiten ben snuif ik de frisse lucht op en zucht diep. Jeetje wat een bitch.

Ik kan me bijna niet voorstellen dat Sander met zo’n bitch getrouwd is. Mijn hemel wat een trut. Hoe bot ook! Hoe kan het dat Sander iets in haar ziet? Hij is zo lief en grappig en zij is zo kill en bot. Dat is toch geen match?
Ik betrap mezelf erop dat ik me afvraag of ik zal wachten tot ze klaar zijn met eten, zodat ik Sander misschien snel kan spreken en zijn nummer kan vragen, maar als die heks tegelijk met hem naar buiten komt maak ik absoluut geen kans.
Toch voel ik de drang om hem nog een keer te spreken. Ik wil gewoon meer van hem weten. Bovendien, als hij met zo iemand getrouwd is, verdiend hij veel beter. Niet dat ik altijd zo perfect ben, maar ik durf best van mezelf te zeggen dat ik een betere vrouw voor hem zou zijn. Ik zou hem niet afsnauwen, al helemaal niet waar mensen bij zijn.
Plotseling komt er een bizar idee in mij op. Ik ga hem gewoon volgen!
Er borrelen vreemde bubbeltjes in mijn maag en ik voel de adrenaline door mijn lijf stromen.
‘Cleo, voor al uw privédetective werk!’ zeg ik zacht tegen mezelf en ik met er zelf om lachen.
Enige vraag is: waar ga ik me zolang ophouden? Ze zijn pas net daar. Wie weet hoe lang het duurt. Nee, wacht, zijn vrouw zei dat ze niet veel tijd had, dus heel erg lang zal dit dinertje niet duren. Hooguit een uur? Anderhalf? Om misschien maar drie kwartier? Het hangt er natuurlijk vanaf hoeveel gangen ze nemen.
Ik kijk om me heen. Schuin tegenover Het Zonnestraaltje is een bar met een terras. Er zit een ouder echtpaar op het terras. De man rookt een sigaar en de vrouw kijkt naar de mensen die voorbij lopen. Ik neem plaats aan de andere kant van het terras. Niet veel later wordt mijn bestelling opgenomen. Ik bestel een kop thee. Erg warm is het namelijk niet. Het is tenslotte pas maart. Jammer dat ze hier geen dekentjes hebben liggen.
Drie koppen thee en een paar bevroren tenen later komt Sander eindelijk naar buiten. Het is inmiddels donker, dus dat is gunstig.
Oké, ze lopen het straatje langs het restaurant in. Ik sta langzaam om en als ze de bocht omslaan ren ik snel naar de overkant van het plein, maar realiseer me plotseling dat ik mijn rekening nog niet betaald heb. Shit. Straks denken ze dat ik er vandoor wil gaan zonder te betalen. Ik sta midden op het plein stil en besluit als een haas terug te gaan naar de bar. Ik ren naar binnen, vraag om de rekening en sprint als een malle weer naar buiten. Ik ren het pleintje over, de straat in waar Sander zojuist liep, maar er is niemand meer te bekennen. Hè verdorie. Maar wacht… Ik hoor stemmen. Ik kijk om me heen. Iets verderop aan de linkerkant is een steegje. Vlug ren ik richting de stemmen en stop op de hoek. Ja! Het is Sander! Zijn vrouw staat ruzie te maken met hem. Ze zwaait met haar handen heen en weer en wijst met haar wijsvinger, waar een lange, rode nagel op zit, naar hem. Zijn vrouw probeert zacht te praten, maar af en toe vang ik een woord op. ‘Jij… schande… nooit gewild… Londen…’ Ik spits mijn oren, maar ze zijn net te ver weg om goed te kunnen horen wat er gezegd wordt. ‘Michel…’ Huh? Hoorde ik dat goed? Zei ze Michel? Dat is vast toeval. Of ze zei iets anders.
Na een paar minuten loopt zijn vrouw met grote passen weg. Shit. Ze komt deze kant op. Snel, ik moet weg. Ik kijk om me heen, maar er is hier niets om me te verstoppen. Een lantaarnpaal gaat mij niet redden hier. Als er hier nu iemand liep zou ik hem – net zoals in een film – van de staat plukken en hartstochtelijk zoenen om zo te zorgen dat ik niet herkend werd, maar er is hier helemaal niemand.
O nee… nog een paar meter. Ik hoor haar hakken tikken op de keien.
Zonder verder nog na te denken laat ik me op de grond vallen en draai mijn gezicht naar de muur.  Vandaag ben ik een zwerver.
Het getik van haar hakken komt dichterbij en dichterbij. Mijn hart klopt sneller en sneller.
Het getik komt de bocht om. Heel even stopt het.
‘Stomme zwervers hier,’ hoor ik haar mompelen en ze tikt weer door. Ik wacht totdat ik geen getik meer hoor en durf dan pas weer te ademen. Dat was op het nippertje.
Ik kruip overeind. Precies op dat moment kom Sander de bocht om. Hij schrikt van de beweging aan zijn rechterhand en ik schrik van hem. Beide slaken we een kreet.
‘Cleo?’ Sander kijkt me vol ongeloof aan als hij ziet dat ik het ben.
‘O. Hoi.’ Ik lach mijn tanden bloot. Ongemakkelijk dit!
‘Wat doe je hier op de grond?’ Sander komt een stap dichterbij.
‘O, niets. Ik, eh, was een beetje moe en had last van mijn voet dus ik was even hier gaan zitten.’
‘Zit je hier al de hele tijd?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je ging meer dan een uur geleden al weg bij het restaurant.’ Sander kijkt me vragend aan.
‘Is het al zó lang geleden?’ Ik wrijf over mijn hoofd. ‘Dat had ik niet door.’
‘Kom, het is veel te koud om op de grond te zitten.’ Sander steekt zijn hand naar me uit en ik grijp hem vast. Voorzichtig trekt hij me omhoog.
‘Dank je. Ik kreeg het inderdaad een beetje koud,’ geef ik toe. En ik lag er pas een paar minuten…
‘Wel toevallig dat ik je nu weer tegenkom.’ Sander kijkt me onderzoekend aan.
‘Ja! Haha, dat is zeker toevallig. Zo ken je elkaar niet, zo zie je elkaar twee keer op een dag.’
Sander merkt op dat ik een beetje aan het rillen ben. Het kost wel wat moeite om zo lang op een terras te zitten verkleumen en vervolgens op de ijskoude grond te gaan liggen, maar het is met wel gelukt om Sander weer te spreken. Hoera!
‘Zo te zien heb je het erg koud…’ Sander pakt mijn handen vast. ‘Jeetje, het lijken wel ijsklontjes!’ Sander kijkt me met grote ogen aan. Er valt een stilte. Ik denk dat we hetzelfde denken, maar ik weet het niet zeker. We blijven elkaar aankijken.
‘Denk jij wat ik denk?’ vraagt Sander vervolgens.
Ik trek een wenkbrauw op. ‘Ja. Nee. Misschien… Weet ik niet?’ zeg ik aarzelend. ‘Wat denk jij?’
‘Wat denk je dat ik denk?’ Sander legt de vraag weer bij mij.
‘Wat denk jij dat ik denk dat jij denkt?’ Ik paas hem terug. We schieten allebei in de lach.
‘Oké, jij wint.’ De lachrimpels om zijn mond zijn zó aantrekkelijk. Ik krijg het er spontaan warm van. Maar dat zeg ik niet. ‘Warme douche?’ Sander kijkt me vragend aan. Ik knik zwijgend. ‘Ik dacht het al.’ Hij knipoogt en gebaard dat ik mijn arm door de zijne kan haken. Met een glimlach loop ik met hem mee. Gelukt!