Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#13 Huisje Boompje Beestje

13

Ik wordt wakker met een bonkend hoofd. Nee, wacht. Het is niet mijn hoofd dat bonkt… Er bonkt iets anders. Slaperig wrijf ik door mijn ogen. Ik pak mijn telefoon en kijk naar de tijd. Half acht. Wie maakt er om half acht nu zo’n kabaal?

Ik heb een berichtje. Het is van Michel. O, de bouwmaterialen worden geleverd. Om half acht. Ik vlieg overeind, trek snel kleren aan en haast me naar de voorkant van het huis.

Een grote vrachtwagen is bezig om een container voor mijn huis te zetten. Dat hoorde ik dus. Er staat ook een wit busje en er lopen allemaal mannetjes heen en weer. Ik zie een flinke stapel bouwmaterialen. Wat het precies is weet ik eigenlijk niet en het maakt me ook niet uit, want mijn verbouwing gaat nu officieel van start! Jippie!

Ik pak mijn telefoon en maak meteen een aantal foto’s die ik ook naar Rewina doorstuur. Euforisch huppel ik door de tuin. Eindelijk verandering! Eindelijk gaat mijn huis gemaakt worden. Eindelijk vooruitgang!
Niet veel later krijg ik een berichtje terug van Rewina met heel veel smiley’s. We appen nog even kort met elkaar over hoe het gaat.

‘Goedemorgen, mevrouw,’ zegt een van mannen die door de tuin loopt. ‘U bent de eigenaar van dit huis?’
‘Jep!’ Ik knik trots. Ik ben zó opgewonden. Mijn huis wordt verbouwd, mijn huis wordt verbouwd. Yes, yes, yes!
‘Als u hier even wilt tekenen voor ontvangst?’ De man wijst met een afgeknauwde pen naar een stippellijntje op een papier. Een beetje huiverig neem ik zijn pen aan. Ach ja, wat boeit die pen. Ze gaan beginnen aan het huis! Ik zet een krabbeltje en geef de afgeknauwde pen terug.
‘Dank u. Nog een prettige dag!’ De man draait zich om, fluit luid en de andere mannen vertrekken direct van mijn terrein. Verbaasd kijk ik ze na. Gaan ze niet beginnen?

Ik app Michel over wat de bedoeling is. Zijn antwoord: vandaag materialen leveren. Morgen beginnen. O. Morgen. Juist. Nou, oké. Die ene dag maakt niet zoveel uit. Ik had gehoopt dat er vandaag al een en andere gedaan werd, maar ik zal nog een dagje moeten wachten.
Ik app die informatie naar Rewina, maar tijdens het typen van het bericht besluit ik haar te bellen, veel makkelijker. Ondertussen loop ik weer naar mijn Tiny House.
‘Hey!’ Rewina neemt vrolijk op.
‘Ha! Hoe is ‘ie?’ vraag ik om zo het gesprek luchtig te starten.
‘Goed, maar ik hoor dat het bij jou niet zo goed gaat…’ Jeetje wat kent ze me toch goed.
‘Ja, nou, op zich wel, maar ik dacht dat vandaag de verbouwing zou starten, maar blijkbaar beginnen ze morgen pas.’
‘O, balen…’ Rewina laat een korte stilte vallen. ‘Maar het is maar één nachtje slapen, dus je overleeft het wel.’
‘I know… Ik was gewoon zó blij dat het zover was. Ik ben het een beetje zat in mijn Tiny House. Bovendien kan ik niet elke keer bij Sander blijven douchen…’
‘Ik dacht dat dat iets eenmaligs was?’ vraag Rewina voorzichtig.
‘Ja, nou ja… Ik eerst ook, maar ik was als zwerver vermomd, of ja, niet echt vermomd, maar ik ben op straat gaan liggen, net als een zwerver en dat was koud en toen kwam ik Sander tegen en…’
‘Ho! Stop! Je bent als een zwerver op straat gaan liggen? Wat doe jij daar allemaal, Cleo?’
In gedachten zie ik hoe Rewina gefronst opkijkt.
‘Het was… Ik was… undercover.’
Rewina barst in lachen uit. ‘Undercover? Ben je nog een keer van baan gewisseld?’
Ik schiet ook in de lach door haar reactie. ‘Nee…’
‘Wat dan? Waarom lig je undercover op straat?’
‘Nou…’ Hoe kan ik dit nu tactisch brengen? Niet waarschijnlijk. Bovendien heeft Rewina het meteen door als ik lieg. ‘Ik was Sander en zijn vrouw aan het achtervolgen, maar het was niet zijn vrouw,  het was zijn zus. Ik kwam ze tegen in een restaurant, maar toen dacht ik dat het zijn vrouw was, maar dat was dus niet zo, maar dat wist ik toen niet, dus ik ben ze gevolgd en ik  betrapte ze op een ruzie. Ik zag dat de vrouw, of ja zijn zus dus, na een woordenwisseling mijn kant op kwam, maar ik kon nergens heen dus ging ik op straat liggen en deed alsof ik een zwerver was en toen…’
‘Ho! Stop! Cleo, rustig,’ kapt Rewina me af. ‘Ik kan het niet volgen. Zijn zus was zijn vrouw? Of andersom?’
‘Nee, nee! Ik dácht dat het zijn vrouw was, die vrouw die bij hem was, maar het was zijn zus, maar dat wist ik niet.’
‘Wanneer kwam je daar achter dan?’
‘Toen ik bij hem op bed zat.’
‘Wát? Wat heb je allemaal uitgespookt?’
‘Niets!’ zeg ik snel ter verdediging. ‘Ik heb niets uitgespookt. Ik heb alleen gedoucht.’
‘Weer bij die Sander dus?’
‘Ja…’
‘Maar hij heeft toch een vrouw?’ Rewina begrijpt het niet.
‘Nee!’ Ik rol met mijn ogen en draai een rondje. ‘Dat was niet zijn vrouw, dat was zijn zus.’
‘Oh…’
‘Maar die was er niet bij.’
‘Maar net zei je van wel?’
‘Ze is boos weggelopen na een ruzie.’
‘O ja, sorry. Jeetje Cleo, het leven in de stad is wel ingewikkeld zeg!’
Ik schiet in de lach. ‘Ja, vertel mij wat.’
‘Maar hij heeft toch ook een vrouw?’ Rewina vraagt het heel voorzichtig.
‘Ja. Maar toen ik op zijn bed zat vertelde hij dus dat die vrouw waarvan ik dacht dat het zijn vrouw was, zijn zus was. Snap je?’
Ik wacht op Rewina’s antwoord en na een kleine stilte bevestigd ze dat ze het snapt.
‘Mooi.’ Ik zucht opgelucht.
‘En wat wil je me nu eigenlijk vertellen?’ Rewina wacht op mijn antwoord. Ja, wat wil ik eigenlijk vertellen?
‘Nou…’ Ik aarzel even. ‘Blijkbaar lijk ik heel veel op zijn vrouw. En dat was ook de reden dat die zus van hem me steeds zo aan zat te staren in het restaurant. Maar ik wist dat dus niet, maar toen hij dat zei was ik boos, denk ik. Of ja, ik weet het niet. Ik voelde me sowieso niet zo goed, want ik had net daarvoor een enorme buikkrampramp doorstaan.’
‘Een buikkrampramp?’ Rewina snuift lachend.
‘Serieus? Moet ik dat verhaal ook nog vertellen?’
‘Welk verhaal?’ Ik hoor de nieuwsgierigheid in Rewina’s stem.
‘Korte versie: ik kreeg buikkramp. Moest poepen. Ging naar de wc. Het maakte heel veel geluid en stonk als de ziekte en Sander heeft alles gehoord…. En geroken….’ Het is verdacht stil aan de andere kant van de lijn. ‘Ben je er nog?’ Ineens hoor ik gedempt gelach. ‘Rewina?’
‘Whahaha…. Sorry! Het spijt me. Het spijt me echt! Ik lach je niet uit. Zeer zeker niet, maar het is zó grappig…’
Ik rol met mijn ogen. Ja echt grappig zeg. Jeetje wat grappig. ‘Het was anders wel het meest beschamende moment in mijn leven, weet je dat?’
‘O sorry!’ Rewina ligt dubbel. ‘Cleo… Het spijt me… ik…’ Weer volgt een lachsalvo.
‘Ja, ja, ja… Heel leuk. Ik wacht wel even tot je klaar bent met lachen…’ Ik luister naar hoe Rewina haar best doet om zich weer bij elkaar te rapen, maar ze heeft er duidelijk moeite mee. Ergens kan ik er wel een beetje om lachen, maar eigenlijk ook weer niet. Het is nog te vroeg. Het staat nog te vers in mijn geheugen. Na een poosje weet Rewina zich te herpakken.
‘Goed, dus dat. En wat is er nu met die vrouw? Ze lijkt op jou?’
‘Ja! Dus ik vroeg of dat de reden was dat hij met me in gesprek was gegaan.’
‘En wat zei hij?’
‘Dat dat niet zo was.’
‘Maar je gelooft hem niet?’ vraagt Rewina op een achterdochtige manier.
‘Nee. Of ja, misschien. Ja. Nee. Ik weet het niet. Ik was gewoon een beetje overdonderd. Ik heb mijn spullen gepakt en ben gegaan.’
‘Cleo….’ Rewina spreekt mijn naam heel langzaam uit. Dat doet ze alleen als ze me de les gaat lezen.
‘Ja, ik weet het! Je hoeft niets te zeggen! Het was een overdreven reactie. Ik had hem moeten vragen naar het verhaal, maar dat deed ik niet.’
Rewina maakt een bevestigend geluid. ’Weet je wat ik denk, Cleo Baudelaire?’
O jee… Nu komt het… ‘Nee…’
‘Ik denk dat jij helemaal hoteldebotel bent op die gast!’
‘Nee!’ roep ik snel.
‘Cleo…’
‘Ik zweer het! Ik wil helemaal niets met hem. Ik moet me focussen op mijn nieuwe werk en mijn huis en…’
‘Je droom van huisje, boompje, beestje,’ gaat Rewina verder. ‘Kom op, het is al een half jaar geleden dat jij en Liam uit elkaar zijn gegaan. Je mag best verder met je leven.’
‘Dat zal best, maar dat kan niet.’
‘Waarom niet?’ Rewina klinkt oprecht geïnteresseerd. Ik zucht diep en laat mijn schouders hangen.
‘Hij heeft een VROUW, Rewina. Een vrouw…’
‘Juist. Dat is inderdaad een lastig puntje.’
‘Nee echt?’ Ik rol met mijn ogen. En dan besluit ik alles uit te spuwen wat door mijn gedachten gegaan is de laatste dagen. ‘Hij is zó knap. En zó leuk. En zó grappig. En we kunnen zó goed met elkaar praten. Het is alsof hij degene is waar ik altijd op gewacht heb. Maar hoe weet ik dat? Ik heb hem nog maar een paar keer gezien, dus dat kan ik niet weten. Toch voelt het zo vertrouwd. Alsof ik hem al jaren ken. Ik heb het idee dat hij dat ook ergens voelt, maar niet durft toe te laten of zo? Ik kan het niet precies uitleggen. Misschien wel omdat hij een vrouw heeft. Misschien voelt hij zich schuldig? Misschien wil hij helemaal niets met mij, maar vond hij het interessant om een gesprek aan te knopen met iemand die op zijn vrouw leek? Waarom lijk ik eigenlijk op zijn vrouw? En wat is lijken op… Heb ik dezelfde kleur ogen, hetzelfde haar? Ik bedoel, het is heel relatief: lijken op… Ik maak me gewoon weer te druk, want het kan niets worden.’
‘Cleo…’ Rewina probeert er tussen te komen.
‘Ik snap niet waarom ik hem zo leuk vind. Meteen toen hij zei dat hij een vrouw had, had ik geen contact meer met hem moeten houden. Ik had me niet als zwerver moeten neergooien op de grond, Ik had hem gewoon met rust moeten laten, maar ik kon het niet Rewina. Ik kón het niet. Ik vind hem zo leuk…’
‘Cleo?’
‘Waarom praat hij eigenlijk niet over zijn vrouw? Dat is toch ook gek? Hij zegt het wel, maar vervolgens praat hij er niet meer over. Snapt hij niet dat ik hem leuk vind? Ik dacht dat we een klik hadden. Een sprakle. Er was iets, maar blijkbaar is er niets.’
‘CLEO!’ roep Rewina. Ik schrik op en kijk met grote ogen naar het scherm om vervolgens weer de telefoon tegen mijn oor te drukken.
‘Wát?’ zeg ik ietwat geïrriteerd.
‘Stop! Je lijkt wel een ratelslang, zo ratel je door.’ Het is even stil. Mijn brein is zojuist helemaal leeggelopen. ‘Misschien kun je gewoon eens met hem praten? Een goed gesprek met hem voeren? Je maakt je zo druk… Jullie zijn toch twee volwassen mensen, die kunnen toch een gesprek aangaan?’
‘Ja… Dat kan… Maar ik weet niet of ik dat wil,’ geef ik eerlijk toe.
‘Ik zeg niet dat je meteen de liefde moet verklaren, maar je kunt op zijn minst eens vragen naar zijn vrouw…’
‘Ja…’ Ik sla mijn ogen neer. Dat zou ik inderdaad kunnen doen. ‘Ik denk dat ik een beetje te overdreven gereageerd heb, als ik eerlijk ben…’
‘Zou je denken?’ Rewina lacht. ‘Je trekt altijd zo snel conclusies. Vráág nu eerst eens hoe het zit, dan mag je daarna VOORZICHTIG een conclusie trekken, oké?’
‘Oké…’
‘Dus bel hem op en vraag of hij even met je wil praten.’
‘Ik kan hem niet bellen.’
‘Waarom dat niet?’
‘Ik heb zijn nummer niet.’
‘O. Eh, ja, dan is het lastig. Je weet waar hij verblijft toch?’
‘Ja…’
‘Misschien kun je daar heen gaan. Dan spreek je hem meteen in persoon, dat is misschien veel beter.’
‘Ja, misschien wel ja…’ Terwijl ik nog een beetje verder praat met Rewina besef ik me dat ik me aangesteld heb als een klein kind. Misschien is het de stress. Er is zoveel gaande op het moment. Nieuwe baan, nieuwe stad, spookhuis, Tiny House… En dan de gevoelens voor Sander. Ik zucht.
‘Gaat het met je?’ vraagt Rewina. Oeps, ik heb niet meer naar haar geluisterd.
‘Ja, het gaat wel. Luister, ik ga ophangen. Ik ga naar Sander toe. Bedankt dat je me aangehoord hebt en bedankt voor de goede tips.’
‘Altijd, dat weet je! Dikke kus en succes!’
‘Thanks. Dikke kus!’ Ik hang op en zucht diep. Actie! Nu moet ik in actie komen. Ik pak mijn spullen en haast me naar het hotel.

Ik loop langs de receptie. Gijs is er weer. Hij knikt beleefd. Ik knik terug, zonder iets te zeggen.
‘Eh, mevrouw?’ Ik reageer niet, omdat ik niet doorheb dat hij het tegen mij heeft. ‘Mevrouw?’ hoor ik Gijs nogmaals roepen. Dan pas besef ik dat hij het tegen mij heeft.
Ik draai verbaasd om. ’Ja?’
‘Meneer Benson heeft twintig minuten geleden uitgecheckt.’