Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#20 Huisje Boompje Beestje

Terwijl Sander en ik zitten te kletsen over van alles en nog wat, horen we na een poosje allebei gestommel in de kamer naast ons. Mijn kamer.
‘Dat is vast Rewina.’
‘Ik waarschuw je alvast… De deur is niet heel dik… Het is redelijk gehorig hier…’ Sander kijkt me geamuseerd aan. Geschrokken vraag ik me af wat hij allemaal gehoord heeft  van de gesprekken tussen Rewina en mij.
‘Oh Gijsje-pijsje…’ hoor ik Rewina zeggen. Ik kijk Sander met grote ogen aan en sla een hand voor mijn mond. ‘Kom hier, ik heb je nodig…’ gaat Rewina verder.
‘Misschien moeten we ergens anders iets gaan drinken?’ stel ik voor.
‘Misschien…’ Sander kijkt me plagend aan. ‘Wil je het niet horen?’ plaagt hij.
‘Oh ja!’ roept Rewina. Ik hoor ook mannelijk gekreun. Dat zal vast Gijs zijn. ‘Sneller!’ beveelt Rewina Gijs.
Goed. Ik wil dit dus absoluut niet horen. Ik hoef niet live aanwezig te zijn bij de vrijpartij van mijn beste vriendin. Het is zelfs gênant.
‘Kom, we gaan!’ Ik weet niet hoe snel ik mijn spullen bij elkaar moet pakken en de kamer moet verlaten. Sander komt lachend achter me aan.
‘Dus je houdt er niet van om anderen seks te horen hebben?’ zegt hij op een plagerige toon.
‘Alsjeblieft zeg! Het is mijn beste vriendin. Nee bedankt.’
‘Waar wil je heen?’
‘Eh, geen idee. Heb jij nog goede ideeën?’ Ik kijk Sander vragend aan.
‘Ik heb wel een idee, maar het is een eindje rijden… Het ligt buiten de stad.’
‘Als jij rijdt, vind ik het prima.’ Ik steek mijn hand met mijn autosleutels naar hem toe.
‘Komt goed.’ Sander pakt de sleutels aan.
‘Waar gaan we nu heen?’ vraag ik ongeduldig.
‘Je zult het zo zien.’ Sander kijkt naar buiten met een grimas op zijn gezicht.

Het is stil tijdens de autorit. In tegenstelling tot mijn hoofd. Er vliegen honderden gedachten van links naar rechts. Over Sander. Over Rewina. Over Gijs. Over mijn huis. Over Michel. Over alles. Wat een bizarre week is dit geweest.
‘We zijn er.’ Sander parkeert de auto langs de weg, bij een bosje.
‘Als ik me niet vergis moeten we die kant op.’ Sander wijst naar een pad dat rechts van ons een stuk bos ingaat.
‘Eh, ik wil niet vervelend zijn, maar het is donker… Weet je de weg hier?’
‘Als geen ander.’ Sander glimlacht en steekt zijn hand naar me uit. Ik pak hem vast. Weer die vlinders in mijn lijf. Hand in hand lopen we naar het pad. Zijn hand in de mijne. Ik kan het haas niet geloven.
‘Zeg, het spijt me echt van Rewina en al haar vragen die ze over je vrouw stelde en zo.’
‘Ach, het geeft niet. Ik heb haar vertelt wat ze wilde horen.’
Ik kijk naar Sander op. ‘Echt waar?’
Sander trekt zijn mondhoek omhoog. ‘Echt waar.’ We lopen zwijgend verder.
‘Zo. We zijn er.’ Sander draait me aan mijn schouders om en ik kijk naar een prachtig meer dat voor ons ligt. Het is een heldere nacht. Ik zie de maan weerspiegelen in het water en er fonkelen duizenden sterren in de lucht. Het is adembenemend.
‘Hoe wist je dat dit hier was?’ vraag ik terwijl ik de lucht bewonder.
Sander haalt zijn schouders op. ‘Ik heb zo mijn plekjes in Nederland waar ik graag kom.’ Hij glimlacht naar me en leidt me mee naar de waterkant waar we in het gras gaan zitten.
‘Het is echt prachtig hier. Zo rustig. Weg van de drukte van de stad.’
‘Precies. Dat is ook waarom ik hier graag kom als ik in de buurt ben.’
Ik kan er niets aan doen, maar er gaat een rilling door me heen. Deze keer wel van de kou.
‘Heb je het koud?’ Sander kijkt me vragend aan.
‘Een beetje. Als ik geweten had dat we buiten zouden zitten had ik een jas meegenomen.’ Ik kijk Sander lachend aan.
‘Hier, doe mijn trui aan.’ Sander trekt zijn trui uit. Zijn shirt gaat mee omhoog en even valt mijn oog op die geweldige torso van hem. Ik wil hem aanraken, maar doe het niet. Ik durf het niet. Sander geeft zijn trui aan mij.
‘Straks vat je nog kou!’
‘Ik kan wel wat hebben…’ Hij duwt met zijn schouder tegen de mijne en lacht. ‘En anders moet je me op een andere manier warm houden.’ Zijn ogen doorboren die van mij. Ik wend mijn blik snel af. De stilte om ons heen voelt een beetje ongemakkelijk.

‘Dus…’ Ik twijfel of ik weer over zijn vrouw moet beginnen, maar doe het toch. ‘Je vrouw is geen model geweest?’ Ik kijk voorzichtig naast me. Sanders mondhoeken trekken omhoog, een lachrimpel verschijnt en zijn kraaienpootjes zijn goed zichtbaar.
‘Nee.’ Sander schud zijn hoofd. ‘Ze is nooit model geweest.’ Meteen na die zin verstard zijn blik en staart hij naar het water.
‘O. Oké.’ Ik twijfel even of ik door moet vragen, maar besluit niet verder te vragen. Het lijkt alsof hij er niet echt over wil praten en dus staar ik naar het kabbelende water. ‘Rewina vertelde me vanmiddag dat mijn ex vader is geworden van een tweeling…’ Sander kijkt op. ‘Blijkbaar heeft hij al… Toen we nog samen waren… Hij…’
‘Wat rot om te horen. Het spijt me.’ Sander legt een hand op mijn knie.
‘Nee, het geeft niet. Jij kunt er niets aan doen. Ik blijkbaar ook niet. Of wel. Er zal een reden zijn dat hij met haar… en niet met mij…’
‘Kom, je moet het jezelf niet kwalijk nemen. Mensen doen soms dingen die ze achteraf gezien beter niet hadden kunnen doen.’ Sander kijkt weer voor zich en zucht.
‘Ja…’ Ik slaak ook een diepe zucht en er valt weer een stilte. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Toen ik bij hem gedoucht had en we op zijn hotelkamer waren hadden we zoveel gespreksstof en nu lijkt het onmogelijk om een onderwerp te bedenken om over te praten.
‘Hey! Kijk daar!’ Sander veert op en wijst met zijn vinger naar de lucht. Ik zie nog net een verlichtte streep door de lucht schieten. ‘Een vallende ster!’ roept hij euforisch.
‘Wat mooi!’ Ik blijf naar de lucht staren. Zouden er nog meer vallende sterren komen? ‘Ik heb er nog nooit een gezien.’
‘Nu wel,’ Sander geeft me nog een keer een duwtje tegen mijn schouder. ‘Je weet wat dat betekent, hè?’ Met grote ogen kijkt hij me aan. ‘Je mag een wens doen. Ik ook.’
‘O ja. Natuurlijk. Eh… Ik wens…’
‘Nee! Niet hardop zeggen, dan komt het niet uit.’
‘O, sorry. Oké, ik wens het in mezelf.’ Ik sluit mijn ogen en hoor Sander lachen. Wat wens ik? Er gaat van alles door mijn hoofd. Mijn huis. Mijn geld. Sander. Ik wens dat Sander mijn huisje, boompje, beestje wordt. ‘Klaar!’ roep ik euforisch en een klein beetje beschaamd. Ik heb tenslotte iets over hem gewenst. Wat zou hij gewenst hebben? Zou het over mij kunnen gaan? Misschien zijn er wel veel meer dingen die hij graag wenst. Misschien wenst hij mij wel helemaal niet. Maar waarom neemt hij me dan mee naar deze plek? Hij doet soms van die dingen, zoals zijn hand in mijn nek leggen, maar verder gedraagt hij zich redelijk normaal.
‘Ik hoop dat je wens uit mag komen,’ zegt Sander. Zijn ogen schitteren in deze donkere omgeving. Oef, wat zou ik hem nu graag zoenen.
‘Ik hoop dat die van jou ook uit mag komen,’ zeg ik met een glimlach. Mijn hart begint weer sneller te kloppen. Sanders hoofd komt een klein beetje dichterbij. ‘Ik hoop het ook,’ fluistert hij en bijt op zijn onderlip en dat is echt zó, zó, zó sexy. Dit is het. Dit is het moment! Mijn hart gaat als een malle tekeer. Sander blijft me maar aankijken met die sexy blik en ik houd het bijna niet meer. Hij gaat me ieder moment kussen, ik voel het gewoon. We kijken elkaar diep in de ogen. De vlinders in mijn buik fladderen er op los. En dan ineens wordt ik belaagd. Niet door Sander. Het is iets anders. Iets harigs. Iets met vier poten en een lange tong. Ik gil van de schrik.
‘Help!’ roep ik en ik wapper met mijn armen.
‘Dino! Kom hier!’ hoor ik iemand roepen. ‘Dino!’ De stem komt dichterbij. ‘Het spijt me mevrouw!’ Dino! Hierrrr! Nu!’ De mannenstem klinkt boos. Ik probeer op te staan, maar het harige monster blijft over me heen klimmen en wil mijn gezicht likken. ‘Dino!’ Een paar tellen later wordt het monster van me afgetrokken. ‘Mevrouw. Het spijt me zo ontzettend erg! De riem knapte en Dino rende ervandoor. Hij doet gelukkig geen vlieg kwaad, maar ik begrijp dat u geschrokken bent.’ De man heeft een donkere hond aan zijn halsband vast. Dino. ‘Het spijt me echt verschrikkelijk.’ De man steekt zijn hand uit om me overeind te helpen. Ik grijp hem vast. Dino wil weer naar me toe komen. ‘Sorry, hij is nog jong en heel enthousiast en dol op vrouwen.’
‘Een echte man dus,’ grapt Sander. De man schiet in de lach.
‘Het spijt me echt. Is alles oké?’ De man kijkt me onderzoekend aan.
‘Eh, ja. Alles is goed. Ik schrok alleen.’ Ik veeg het mijn haar uit mijn gezicht en strijk mijn kleding glad.
‘Hij heeft u toch niet pijn gedaan hoop ik?’ De man kijkt me onderzoekend aan.
‘Nee, ik denk het niet.’ Ik check snel of ik ergens pijn voel maar er lijkt niets aan de hand.
‘Kan ik iets doen om het goed te maken?’ De man is zo te zien ook een beetje geschrokken.
‘Nee, het is al goed. Het is goed.’ Ik kijk naar Dino, die kwispelend naar mij kijkt. Best een schattig beestje. Het is een bruine labrador. Ik hou van honden, maar ik schrok me gewoon kapot.
‘Hier, ik geef u mijn nummer, mocht er toch iets zijn, bel gerust. Aarzel niet.’ De man geeft me een kaartje. ‘Nogmaals: het spijt me.’
‘Het is al goed!’ Ik wuif met mijn hand. ‘Dino is gewoon een blij ei.’ Ik loop naar Dino toe en aai hem. Hij duwt zich helemaal tegen me aan en zijn staart kwispelt zó hard dat hij er straks nog af valt.
‘Ja, Dino is braaf,’ zeg ik met een rustige stem. ‘Je hebt me alleen heel erg laten schrikken.’
‘Goed, ik moet verder. Bel me als er iets is!’ zegt de man en hij neemt Dino aan zijn halsband mee.
Ik kijk naar Sander. Er staat een grote lach om zijn mond. Hij bijt op zijn tong, maar kan het niet langer verbergen en barst in lachen uit. Ik lach mee, want nu ik er zo over nadenk is het best wel hilarisch. De tranen lopen over mijn wangen en mijn buik begint pijn te doen.
‘O sorry,’ zegt Sander na een poosje. ‘Ik lach je niet uit, maar het was echt zó hilarisch. Tenminste toen ik doorhad dat je niet werd aangevallen.’
‘Ik schrok me dood!’ Ik zet grote ogen op. ‘Ik wist niet wat er gebeurde.’
‘Begrijp ik.’ Sander pakt mijn hand vast. ‘Ik weet niet waarom dit thema terug blijft komen, maar ik denk dat je wel een douche kunt gebruiken…’ Zijn linker mondhoek trekt omhoog. ‘Toevallig heb ik een hotelkamer met een douche.’
‘Ik ook…’
‘Klopt, maar je vergeet je vriendin. En Gijs.’
‘Iew! Die was ik inderdaad vergeten.’ We lopen terug naar de plek waar Sander geparkeerd heeft. Als we bijna bij de auto zijn stopt Sander.
‘Zeg, Cleo…’ Sander draait zich naar me toe en kijkt me serieus aan. ‘Ik wilde je nog iets vertellen.’
Afwachtend kijk ik naar zijn blauwe ogen, die bijna grijs lijken in het donker. ‘Vertel…’
‘Ik hoop dat je het niet erg vindt… En weet dat ik het goed bedoel…’ O jee, wat nu? Heeft hij iets geks gedaan? ‘Ik heb iets geregeld voor je huis. Ik heb een betrouwbare aannemer gevonden die binnenkort kan starten. Ik heb gezegd dat het een spoedgeval is…’
Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Oh… Eh… Dat is lief…’ Zó niet wat ik dacht dat hij ging zeggen.
‘Het spijt me. Ik hoop dat je het oké vindt?’
‘Eh… Nou het is heel lief, maar dat kan ik niet betalen.’
‘Geen zorgen, dat regel ik.’ Sander wuift met zijn hand.
‘Wát? Nee! Dat kan ik niet accepteren.’ Ik schud mijn hoofd.
‘Laat me dit alsjeblieft voor je doen…’ Sander gaat voor me staan en bekijkt me uitvoerig. ‘Laat me je alsjeblieft helpen.’ Zijn hand beweegt omhoog en hij streelt door mijn haar. ‘Ik wil zó graag iets voor je kunnen doen. Ik voel me zó schuldig dat Michel…’
‘Maar dat hoeft toch niet? Daar kun jij niets aan doen. Je hoeft toch niet mijn verbouwing te financieren?’
‘Ik wíl het graag doen. Ik…’ Sander bijt op zijn onderlip en lijkt na te denken. ‘Ik geef om je.’ Er valt een lange stilte en de vlinders in mijn buik zijn weer terug.
‘Je bent een hele goede vriendin.’ Sander ontwijkt mijn blik. De vlinders zijn dood. Vermoord door Sanders uitspraak.
Ik wil meer zijn dan een goede vriendin. Ik wil zijn échte vriendin zijn. Ik wil met hem samen in een huis wonen. Kinderen krijgen. Een gekke labrador in huis hebben rondrennen. Ik wil hém. Maar ik durf niets te zeggen. Zijn hand rust op mijn hals en met zijn duim streelt hij mijn wang. Zijn ogen vinden de mijne weer. Hij zucht diep. Het lijkt vanuit zijn tenen te komen.
‘Jij… Ik…’ Sander slaat zijn ogen neer. ‘Het is nogal gecompliceerd…’
We schikken allebei op als er getoeterd wordt. Sander laat zijn hand zakken en loopt naar de auto. Zwijgend volg ik hem. Onderweg zeggen we niets. Wat wilde hij zeggen? Wat is er gecompliceerd?