Mijn hoofd bonkt en ik heb een droge mond. Het duurt even voordat ik me weer herinner wat er gisteren allemaal is gebeurd. Met een zucht draai ik me weer om en ontdek dat Rewina nog slaapt. Haar mond hangt open en er zit een stuk opgedroogd kwijl in haar mondhoek. Ik glimlach. Ik ben blij dat ze is gekomen. Jammer dat ze vandaag weer naar huis moet. Bij het woord huis krijg ik een gek gevoel. Waar moet ik in hemelsnaam heen? Mijn huis ligt in puin en mijn tijdelijk onderkomen is afgebrand. Ik heb gisteren tijdens de ruzie met Sander gezegd dat ik hier niet zal blijven, maar ik heb helemaal niet nagedacht over waar ik dan in hemelsnaam wel ga wonen zolang ik geen huis heb.
Ik kan de enorme dorst niet meer aan en besluit op zoek te gaan naar water. Als ik richting de badkamer loop valt mijn oog op een envelop die voor de deur ligt. Cleo staat erop geschreven. Ik pak de brief en loop ermee naar de badkamer. Eerst ga ik onder de kraan hangen en les mijn dorst. Vervolgens ga ik op de wc zitten en maak de envelop open.
Lieve Cleo,
Laat ik beginnen met mijn excuses aan te bieden voor gisteravond: Het spijt me.
Het spijt me dat ik gemixte signalen afgegeven heb.
Het spijt me dat ik je een rotgevoel gegeven heb.
Het spijt me dat mijn broer je leven geruïneerd heeft.
Het spijt me dat ik niet eerlijk tegen je geweest ben.
Het spijt me echt.
Je hebt recht op de waarheid, dus hier komt hij:
Toen ik mijn vrouw leerde kennen vertelde ze mij dat ze chronisch ziek was. Ze wilde er nooit heel veel over praten, maar vond wel dat ik moest weten hoe de vork in de steel zat toen bleek dat we een serieuze relatie kregen, aangezien zij in de toekomst mogelijk ernstig ziek zou worden en waarschijnlijk op vrij jonge leeftijd zou komen te overlijden.
Zes jaar lang ging het goed en kon ze een heel normaal leven leiden. Twee jaar geleden begon daar helaas verandering in te komen. Mijn vrouw kon steeds minder zelf en zou uiteindelijk niet meer in staat zijn om voor zichzelf te zorgen.
Samen hebben we toen besloten dat ze, zodra het nodig was, naar een speciaal verzorgingstehuis zou gaan. Ze liet me ook beloven dat ik op zoek zou gaan naar nieuwe liefde, als de tijd rijp was. Ze wilde niet dat ik alleen zou blijven.
Helaas toonde haar ziekte geen genade en al snel was het punt daar dat ze niet meer thuis kon wonen.
Het deed me pijn om haar in het verzorgingstehuis achter te laten, maar we wisten allebei dat het beter was. Zo kon ik mijn werk weer oppakken en zorgen dat we financieel niets tekort kwamen en werd er goed voor haar gezorgd.
Eenmaal in het tehuis ging ze helaas hard achteruit. Niet alleen haar lichaam, maar ook haar geest werkte niet meer naar behoren. Daar had ik het heel erg moeilijk mee in het begin. De eerste keer dat ze me niet meer herkende was het ergste. Inmiddels ben ik er gewend aan geraakt dat ze me niet meer herkent, maar leuk is het niet.
Toen ik je die dag aan het tafeltje zag zitten schrok ik in eerste instantie. Je leek zoveel op haar! Er spookte van alles door mijn hoofd. Mijn eerste gedachte was dat ze op onverklaarbare wijze ineens beter was geworden en als verrassing hier op mij zat te wachten. Een paar seconden later realiseerde ik me dat dit een illusie was, maar iets in mij zei dat ik contact met je moest leggen. Mijn onderbuik gevoel zei mij dat jij bijzonder was. Niet alleen omdat je op haar leek.
Het bleek dat mijn onderbuik gevoel gelijk had. Je bent een bijzonder mens, Cleo. Echt waar. Puur. Liefdevol. Je hebt me weer laten voelen hoe het is om te leven. Echt te leven. Om zin te hebben in de volgende dag. Om even niet te denken aan alle zorgen. Om me niet schuldig te voelen over de keuzes die ik voor mijn vrouw heb moeten maken. Je liet me weer Sander zijn. De Sander die ik ooit was. Dat voelde zó fijn.
Tegelijkertijd voelde het ook slecht. Alsof ik niet met je mocht omgaan. Ik heb een vrouw en heb gezworen trouw te blijven tot de dood ons zou scheiden, maar het probleem is dat mijn vrouw niet meer echt voelt als mijn vrouw. De vrouw waarmee ik getrouwd ben, is er niet meer. Ze kijkt me soms aan met van die vragende ogen en dan weet ik dat ze geen flauw idee heeft wie ik ben. Dat breekt mijn hart. Ik heb ooit heel veel van haar gehouden en nu nog steeds, maar op een andere manier.
Hoe meer ik met je aan de praat raakte, hoe leuker ik je vond, maar ik mocht van mezelf geen gevoelens ontwikkelen voor jou, of überhaupt voor iemand, want ik ben een getrouwde man. Toch bleef jij door mijn gedachten spoken, Cleo. Sinds die eerste dag werd ik met jou in gedachten wakker en ging ik met jou in gedachten slapen. Ik probeerde het van me af te zetten, maar het lukte niet.
Michel maakte het er niet bepaald makkelijker op door er met je geld vandoor te gaan en ik voelde me enorm schuldig. Jij verdiende dit niet. Bovendien merkte ik dat ik toch gevoelens voor je ontwikkeld had en daar kon ik niet goed mee omgaan, want wederom voelde ik me daar schuldig over.
Dat is dus wat ik gisteravond bedoelde met dat het gecompliceerd is… Het spijt me dat ik je er niet eerder over verteld heb, maar het is nogal een gevoelige kwestie en ik wist niet goed hoe ik het moest vertellen. Toch heb je recht op de waarheid.
Als je dit leest ben ik al op weg naar het vliegveld. Mijn vlucht vertrekt om 8:42 uur. Ik weet dat je gisteren zei dat je je hotelkamer niet meer wilde, maar ik weet dat je nergens anders terecht kunt en dus heb ik iets voor je geregeld. Ik hoop dat je het niet erg vindt. Je kunt de komende vier maanden op mijn kosten in je hotelkamer blijven wonen. De aannemer die ik geregeld heb, heeft me verzekerd tegen die tijd klaar te zijn met de verbouwing of het in elk geval bewoonbaar te hebben gemaakt. Maak je daar dus alsjeblieft geen zorgen over. Ik ben ook bezig om achter Michel aan te gaan en probeer je geld terug te krijgen, maar ik kan helaas niets beloven. Tot nu toe is het me nog niet gelukt om met hem in contact te komen, maar ik doe mijn best.
Onder andere omstandigheden had dit verhaal misschien anders kunnen lopen, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om mijn vrouw achter te laten. Ik zou niet met mezelf kunnen leven als ik nu van haar weg zou lopen. Ik weet niet of je het begrijpt, of iemand zoiets ooit kan begrijpen, maar ik wil dat je weet dat je een fijne relatie verdiend met een leuke man en dat kan ik je niet geven. Nu niet. Niet als er nog een deel van mij gebonden is aan Londen, aan mijn vrouw.
Cleo, je bent een geweldig persoon. Ik weet zeker dat jij je weg wel vindt.
Het ga je goed en wie weet tot in een ander leven.
Liefs,
Sander
Langzaam laat ik de brief zakken en veeg de tranen weg die over mijn wangen rollen. Mijn hoofd explodeert bijna, maar toch kan ik snel schakelen. Als een malle kom ik de kamer binnenstormen.
‘Rewina! Sta op! Dit is een noodgeval!’ Ik trek gehaast mijn kleren aan en smijt een stapel kleding op het bed, net naast Rewina. ‘Schiet op! Je moet opstaan!’ roep ik. Kreunend draait Rewina zich om en opent haar ogen half.
‘Wat is er aan de hand?’ zegt ze terwijl ze door haar ogen wrijft en gaapt.
‘Schiet op! Kleren aan! Ik leg het in de auto uit!’ Ik kijk snel op mijn horloge. Het is iets over acht. Ik kan het halen. Het is twintig minuten rijden naar het vliegveld… ‘Kom nu! We hebben haast!’
Ik pak mijn tas, mijn sleutels en gebaar naar Rewina dat ze op moet schieten.
‘Ja, ja… Ik kom al,’ zegt ze terwijl ze in haar broek springt.
Vijf minuten later zitten we in de auto en ik vertel Rewina vluchtig over de brief terwijl ik zo snel mogelijk richting het vliegveld rijd.
‘Jeetje, Cleo!’ Rewina wrijft door haar gezicht. Rewina probeert ondertussen haar make-up op te doen, maar mijn rijkunsten met deze snelheid maken het bijna onmogelijk.
Uiteindelijk komen we bij het vliegveld. Ik parkeer op de Kiss and Ride plek en werp nog een blik op mijn horloge. Acht uur zesentwintig staat er in beeld.
‘Schiet op!’ Ik gooi het portier dicht en sprint naar het vliegveld. Waar is hij? Welke hal? Zoekend kijk ik om me heen en vind een bord met alle vluchten. Londen. Waar is Londen?
‘Daar!’ Rewina wijst naar het bord dat boven ons hang. ‘Londen! Hal één, Gate zeven!’
Ik zoek naar de borden. Die kant! ‘Kom, hierheen!’ Ik wuif naar Rewina. We rennen naar hal één. Daar aangekomen speuren we de ruimte af. Daar is hij! Hij gaat net door de security check.
Weer trek ik een sprintje. Ik let niet meer op Rewina. Ik moét Sander spreken.
‘Sander!’ roep ik, maar er is zoveel omgevingsgeluid dat ik er niet bovenuit kom. ‘Sander!’ Ik blijf rennen. Oh nee, hij loopt verder. Ik trek een laatste printje en ren tot aan de afgebakende ruimte bij de controlepost. ‘Sander, wacht!’ roep ik. Ja! Hij stopt. Sander draait zich om en kijkt zoekend om zich heen. Ik wuif met mijn armen. ‘Hier! Hier ben ik!’ Het duurt even, maar dan vind Sander mijn blik. Hij glimlacht, maar kijkt tegelijkertijd teleurgesteld. ‘Wacht!’ Er lopen een hoop mensen langs hem heen en hij lijkt te twijfelen wat te doen. Dan draait hij zich om en loopt door.
Met tranen in mijn ogen sta ik te kijken. Ik kan hem toch niet laten gaan? Dat kán toch gewoon niet? Zou ik stiekem langs de douane kunnen glippen en hem kunnen overtuigen dat hij moet blijven? Ik kijk naar de serieuze man die achter het glas zit. Dan kijk ik naar de beveiligers die achter het hokje staan.
‘Nee, Sander! Alsjeblieft. Wacht!’ roep ik zo hard ik kan. Een vrouw naast me kijkt me met een opgetrokken wenkbrauw aan, maar het interesseert me niet.
Sander draait om. Hij draait om! Hij zwaait. Die blik in zijn ogen… Ik weet zeker dat hij dit ook niet wil, maar waarom moet het dan zo eindigen? Waarom gaat hij dan toch? We kunnen er toch over praten? Hij staat daar maar wat te staan en kijkt me aan. Wat is er? Heeft hij zich bedacht? Waarom kijkt hij zo? Wat is er aan de hand? Verwachtingsvol kijk ik hem aan. Misschien wil hij toch liever hier in Nederland blijven? Bij mij. Hoopvol zet ik een stap naar voren. Mijn hart maakt een sprongetje. Hij bedenkt zich! Of niet… Hij steekt zijn hand op, wendt dan zijn blik af en loopt de hoek om. Huh? Hij kwam toch terug? Hij wilde toch bij mij zijn? Toch? Een enorme snik barst uit mijn mond. De vrouw naast me kijkt geschrokken op. Hij is weg. Hij is weg! De tranen vloeien rijkelijk over mijn wangen en ik kan niet stoppen met huilen. Hij is echt weg. Terwijl ik de snot die uit mijn neus loopt aan mijn mouw afveeg blijven mijn ogen zich vullen met tranen. Ik mis hem nu al. Kan dat? Ja dat kan. Ik mis hem zo…
‘Cleo! Daar ben je!’ Rewina duikt naast me op. Hijgend en zwetend. Ze slaat een arm om me heen. ‘Het spijt me zo. Ik had gehoopt dat we op tijd waren.’
‘Ja…’ snik ik. ‘Ik ook.’
Rewina leidt me weg van deze plek en zoekt een rustig stukje op waar we gaan zitten.
‘Kan ik iets voor je doen?’ vraagt ze. Ik schud mijn hoofd. Niemand kan iets voor me doen.
‘Ik ben Sander kwijt. Ik zal hem nooit meer zien.’
‘Heb je nog steeds geen telefoonnummer van hem?’ Rewina kijkt me vragend aan.
‘Nee… Hij is weg. Voor altijd. Ver weg.’ Met betraande ogen kijk ik naar Rewina. ‘Hij was het, weet je? Ik voelde het gewoon. En hij ook, maar zijn vrouw…’ Ik zucht. ‘Er was een klik. Iets magisch. Iets wat ik nog nooit met iemand anders gevoeld heb. Hij was mijn huisje, boompje, beestje…’