Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#26 Huisje Boompje Beestje

Sinds de kennismaking met Elias heb ik hem gelukkig niet meer gezien. Ik weet niet of ik nog een keer zo sterk en dapper kan zijn als hij voor me zou staan. Geen idee waar dat vandaan kwam, die kracht. Normaal gesproken ben ik nogal een mietje.
Het is inmiddels behoorlijk druk geworden in de tuin. Over een uur begint de ceremonie pas. Tot die tijd moeten we onszelf vermaken. Het valt me op dat veel mensen naar ons kijken. Ziet deze jurk er dan toch erg goedkoop uit? Iedereen hier is zo netjes. Het ziet er allemaal zo fancy en duur uit.
‘Zijn je ouders er niet?’ vraag ik terwijl ik naar de feestelijk uitziende menigte kijk.
‘Die zijn er helaas niet meer.’ Quinten slaat zijn ogen neer.
‘O, het spijt me. Ik wist niet dat…’
‘Je kon het niet weten. Ik vertel nooit iets over mijn familie.’
‘Ze zijn toch niet allemaal…’
‘Zoals Elias?’ maakt Quinten mijn zin af. Hij schud zijn hoofd. ‘Niet allemaal… Mijn zus heeft het wel geaccepteerd, maar de rest van mijn familie is… Ze staan er niet echt voor open zeg maar.’ Er staat een trieste blik in zijn ogen.
‘Nou, gelukkig heb je mij. En Brent. En Rewina.’ Ik por hem in zijn zij.
‘Ja. Inderdaad.’ Quinten kijkt op en lacht. ‘Dankjewel.’
‘Waarvoor?’
‘Dat je me opgevrolijkt hebt.’
Ik glimlach en we lopen arm in arm nog een rondje door de tuin om de tijd te doden, maar ik ben op mijn hoede voor Elias.

Als ik ooit ga trouwen wil ik het niet zo overdreven als dit. Het is prachtig. Echt geweldig, maar het is een beetje too much. Tenminste, dat is mijn mening. Ieder zijn ding natuurlijk. Het water maakt het wel extra romantisch natuurlijk. Ik kijk naar de fontein in en schrik op.
‘Wat is er?’ Quinten volgt mijn blik.
Verward kijk ik naar de menigte voor me. Zoekend naar iets. Naar iemand.
’Nee, het is niets…’ zeg ik terwijl ik met mijn hoofd schud.
Quinten vertelt me een paar dingen over zijn zus en hoe zij de enige was die hem niet belachelijk gemaakt had toen hij uit de kast was gekomen. Het is hartverscheurend dat mensen zo bot kunnen reageren. Het is toch verschrikkelijk dat je niet van iemand zou mogen houden die je gelukkig maakt? Wie zijn zij om te beslissen over andermans geluk?
‘Dames en heren, ik wil u vragen om naar uw plaatsen te gaan, over een kwartier begint de ceremonie.’ klinkt het door de luidsprekers die verspreid over het terrein staan.
Quinten kijkt naar het blaadje dat hij in zijn hand kreeg geduwd van de man bij de ingang. ‘We zitten blijkbaar in rij twee, stoel zes en zeven.’ We verplaatsen ons naar een ander deel van de tuin, waar stoelen in rijen opgesteld staan. Aan elke stoel hangt een witte strik. In het midden is een looppad vrijgelaten met een gouden loper. We zoeken ons plekje op. Niet veel later zit er op de lege stoel naast mij ook een gast. Shit. Het is Elias. Ik slik moeizaam. Elias kijkt me schuin aan en lacht vuil. Hij knipoogt. Smeerlap. Ik wil helemaal niet naast hem zitten, maar ik kan niet moeilijk gaan doen op een bruiloft. Mijn hart bonkt zo hard dat ik bang ben dat iemand het zal horen.

Zwijgend staar ik voor me uit . Eindelijk, de muziek begint. De bruidegom loopt naar voren en neemt zijn plaats in onder het prieeltje dat bedekt is met bloemen, linten en lampjes. De bruidsjonkers nemen schuin achter hem hun positie in.
Vervolgens komen er drie bruidsmeisjes in roze jurken naar voren. Ze lachen van oor tot oor.
Als dan de muziek plotseling stopt en er een nieuw liedje ingezet wordt draait iedereen zich om naar achteren, in de hoop de bruid te zien.
Een slanke, lange vrouw met bond, gekruld haar en een strakke, witte jurk loopt over de gouden loper naar voren. Ze heeft een boeket met witte rozen in haar hand. Ze lijkt wel een beetje op Quinten.
Terwijl ik naar haar kijk voel ik iets aan mijn rechterbil. Het zijn de vingers van Elias die over het stof glijden. Ik wil iets doen, maar weet niet wat. Gelukkig duurt het niet lang voordat de bruid bij haar bruidegom aankomt en iedereen gaat zitten. Ik staar strak voor me uit, bang om naar Elias te kijken. In plaats daarvan kijk ik naar Quinten, die een traantje wegpinkt.

De ceremonie begint. De trouwambtenaar vertelt eerst een verhaaltje. Soms lachen mensen. Ik niet. Ik wil huilen. Of schreeuwen, maar ik kan het niet. Elias heeft zijn hand zo onopvallend mogelijk onder mijn jurk geschoven en streelt met zijn vingers de buitenkant van mijn bovenbeen. Ik zit verstijfd op mijn stoel. Ik zou het liefste schreeuwen en wegrennen, maar durf niet. Elias blijft naar het bruidspaar kijken, maar zijn hand kruipt steeds hoger. Mijn ademhaling wordt sneller en mijn hart voelt zwaar. Zijn vinger heeft mijn slip bereikt. Plotseling juicht iedereen en staat op. Godzijdank. Ik vlieg overeind en draai me van Elias weg, maar dat was ook niet slim, want nu voel ik zijn hand op mijn bil. Zo sterk als ik daarstraks was, zo zwak ben ik nu. Ik zou hem nogmaals in zijn kruis moeten stompen, maar iets houdt me tegen. Zodra het bruidspaar verdwenen is wurm ik me zo snel mogelijk tussen iedereen door, weg van Elias.
Ik ren naar de wc en sluit mezelf op in een hokje. Mijn ademhaling is snel. Geschrokken staar ik voor me uit. Wat is er gebeurd? Wat deed hij? Waarom deed hij dat? Waarom durfde ik niets te doen? Waarom liet ik het toe? Waarom? Schokkerig haal ik adem. Ik probeer mezelf tot rust te brengen, maar het lukt niet. Ik zie steeds zijn gezicht voor me en voel zijn vingers. Ik moet weg. Ik moet hier weg, maar ik durf het hokje niet uit. Wat nu als hij staat te wachten? Nee, nee, nee. Die klootzak mag geen controle over mij hebben. Ik moet naar buiten gaan. Ik moet sterk zijn, doen alsof er niets gebeurd is. Niet laten merken dat hij macht over mij heeft. Ik laat het niet toe. Ik moet naar buiten. Ik moet dit doen. Ik blijf mezelf moed inpraten en na een paar minuten durf ik het hokje uit te komen. Ik kijk naar mezelf in de spiegel. Ik zie eruit alsof ik een spook heb gezien. Ik pak mijn make-up en werk die bij. Zo, dat is beter. Ik sluit mijn ogen en haal drie keer heel diep adem. Dan zet ik een glimlach op en loop naar buiten.

Ik probeer me zo normaal mogelijk te gedragen, maar dat valt nog niet mee. Zoekend loop ik rond op het grote landgoed, op zoek naar Quinten. Ik besluit naar de boomgaard te lopen. Terwijl ik richting de appelbomen loop speelt zich de scene die er zojuist plaatsvond weer af in mijn hoofd. Ik probeer er niet aan te denken en kijk naar de bomen. Ze staan in bloei. Duizenden witte bloemen steken af tegen de blauwe lucht. Ik adem diep in en uit en kijk weer voor me.
Ik moet Quinten vinden. Misschien kunnen we stiekem verdwijnen van deze bruiloft. Ik loop verder de boomgaard in. In dit deel zijn bijna geen mensen meer te zien. Het ruikt hier heerlijk. Ik laat mijn hand over de bloemen en bladeren die boven me hangen glijden. Ik moet aan leuke dingen denken. In gedachten verzonken blijf ik lopen tot ik bijna bij het eind van de boomgaard ben.
‘Cleo…’