Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#30 Huisje Boompje Beestje

Als ik wakker wordt, ligt Sanders arm nog steeds om me heen geslagen. Ik glimlach. Dit voelt zo fijn. Dit is alles wat ik wilde. Sander en ik, samen door het leven.
Nadat ik lekker heb liggen genieten van dit heerlijke moment, probeer ik – zonder Sander wakker te maken – onder hem uit te kruipen. Laat hem nog maar even lekker liggen. Hij had het erg moeilijk vannacht. Ik vraag me af wat voor iemand zijn vrouw was. Misschien dat Sander, als hij er klaar voor is, er een keer over wil praten, maar ik zal er niet naar vragen. Het is niet aan mij om over haar te beginnen.
Het is me gelukt om uit Sanders armen te kruipen zonder dat hij het door had en ik sluip naar beneden waar ik de waterkoker aanzet. Ik maak mezelf een lekkere kop thee en terwijl ik die opdrink kijk ik eens goed naar mijn huis. Dit alles is mogelijk gemaakt doordat de man die nu in mijn bed ligt ervoor betaald heeft. Je kunt dus eigenlijk wel stellen dat het een soort van zijn huis is. Wat het dus ook best logisch maakt dat hij hier ook woont.
‘Goedemorgen.’ Ik schrik op uit mijn gedachten en zie Sander in de deuropening van de keuken staan.
‘O goedemorgen!’ Ik lach vriendelijk naar hem. ‘Heb je nog goed kunnen slapen?’
‘Beter dan ooit.’ Sander glimlacht en schenkt zichzelf ook een kop thee in. Het is net alsof hij hier al jaren woont, zo eigen is hij al.
‘Fijn.’
‘Hoe is het met je neus?’
‘Oh, prima.’ Ik zeg er niet bij dat mijn neus voelt alsof hij zo dik is als een ei.
‘Het spijt me dat ik je vannacht zo heb laten schrikken.’
‘Nee joh, dat geeft toch niet.’
‘Het was al best een poosje geleden sinds ik zo’n heftige nachtmerrie had. In het begin had ik ze bijna dagelijks, maar naarmate de tijd verstreek werden ze gelukkig steeds minder.’
‘Het is ook niet niks wat je hebt moeten doorstaan…’
Sander neemt een slok van zijn thee. ‘Zeg, ik heb een leuk ideetje, maar daarvoor moet ik je auto lenen en heb ik je volste vertrouwen nodig.’
‘Allebei geregeld,’ zeg ik lachend. ‘Wat gaat er gebeuren?’
‘Dat zie je nog wel…’ Sander knipoogt. De vlinders in mijn buik zijn inmiddels ook wakker.
‘Spannend…’
‘Als jij nu even gaat doen wat je altijd doet ’s morgens, dan zorg ik dat alles gereed is voor vertrek.’
‘O. Oké.’ Ik neem een grote slok en kijk naar Sander die me met een grote grijns volgt met zijn blik. ‘Tot zo,’ zeg ik flirterig net voordat ik om de hoek verdwijn.
‘Tot zo.’ Sander blijft me aankijken tot ik de hoek om sla. Ik vlieg bijna naar boven, zo voelt het. Dat komt vast door al die vlinders in mijn buik. Snel zet ik de douche aan en op mijn kamer pak ik mijn kleren uit de kast. Fluitend doe ik een quick-douche en kleed me aan. Wat zouden we gaan doen? 

Ik doe een beetje subtiele make-up op mijn gezicht, kam mijn haar en loop naar beneden. Sander staat al klaar met zijn jas aan.
‘Ik wist niet of je je spijkerjack aan wilde doen of die andere…’ Sander knikt naar de kledingstukken in zijn hand.
‘Spijkerjack vandaag,’ zeg ik. Sander hangt de andere jas terug aan de kapstok en houdt het jack open zodat ik er zo in kan glijden. ‘Dankjewel.’
‘Geen dank. Let’s go.’ Sander knikt en loopt de voordeur uit. Ik sluit de deur achter me en volg Sander naar de auto.
‘Wat gaan we doen?’
‘Verassing.’
‘Kun je helemaal niets zeggen? Een tip of zo?’
‘Nope. Niets.’
‘Oh…’ Met een overdreven beteuterd gezicht kijk ik Sander aan die lacht.
Hij zet zijn zonnebril op en rijdt weg. Met die bril op ziet hij er een beetje mysterieus uit en dat maakt dat ik me nog sterker tot hem aangetrokken voel.
‘Wil je alsjeblieft je blinddoek omdoen?’ vraagt Sander na een paar minuten. Hij heeft een zwart slaapmasker vast.
‘O, nu maak je het wel heel spannend!’ Ik doe wat er van me gevraagd wordt. ‘Duurt het lang voor we er zijn?’
Sander schiet in de lach. ‘Jij kunt echt niet goed tegen verrassingen of wel?’
‘Jawel hoor, zo lang ik maar ongeveer weet wat er gaat gebeurden.’
‘Weinig verrassends dus…’
‘Eh… ja… Misschien…’
‘Over een kwartiertje zijn we er,’ zegt Sander lachend.
‘Oké.’ Ik knik. Ik ken de omgeving nu ook weer niet zo goed dat ik precies weet waar we overal uit zouden kunnen komen als we, vanuit het punt dat ik de blinddoek opzette, een kwartier rijden. Ik zal het moeten laten gebeuren en afwachten waar ik terecht kom.

‘Zo, stap maar uit,’ zegt Sander als hij het portier openmaakt. ‘Wacht, hier, pak mijn hand maar.’ Ik voel Sanders hand en grijp hem vast.
‘Waar zijn we toch?’ Ik kijk om me heen, maar zie nog steeds alleen maar zwart, op een heel klein streepje licht na, maar daar kan ik niet uit opmaken waar we zijn. Het ruikt hier wel lekker naar natuur, dat is een ding dat zeker is. En de grond voelt een beetje zacht.
‘Goed, als je mijn hand goed vasthoudt, kan er niets gebeuren.’ Sander loopt een stukje vooruit en ik volg hem voorzichtig.
‘Pas op. Je moet een grote stap maken en je voeten goed optillen, want er ligt iets op het pad. Ik doe wat Sander zegt, maak een grote stap met opgetrokken knieën. ‘We zijn er bijna.’
Na een paar minuten stopt Sander met lopen.
‘Zijn we er?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘Ja, je mag je blinddoek afdoen.’ Ik haal het slaapmasker van mijn hoofd en moet even aan het licht wennen, maar dan zie ik al snel waar we zijn. Ik kijk Sander verrast aan.
‘Ik vond het wel een mooie plek om ons tweede leven te starten,’ zegt Sander. Ik zie dat hij een beetje zenuwachtig is. ‘Tenminste… Als dat is wat je zou willen? Of het in elk geval wil proberen met mij?’
‘Natuurlijk wil ik dat!’ Ik kan mijn enthousiasme amper bedwingen. Sander lijkt opgelucht te zijn met dat antwoord. Was hij soms bang dat ik nee zou zeggen?
‘Zullen we gaan zitten?’ Sander pakt een deken uit de tas die hij meegenomen heeft. ‘Ik heb wat lekkers meegenomen.’
‘O wat leuk! Een picknick!’ Ik klap enthousiast in mijn handen.
‘Gaat u zitten, mevrouw,’ zegt Sander als hij de deken uitgespreid heeft en ik neem plaats. We zitten bijna op dezelfde plek als de eerste keer dat we hier aan het meer zaten. Ik herinner me de prachtige maan en de sterren en de spanning die er in de lucht hing. En het moment dat Sander me zou gaan zoenen, maar dat werd verstoord door Dino.
‘Weet je nog, die hond…’ zegt Sander.
‘Dino! Ja, ik zat er net aan te denken!’ zeg ik lachend. ‘O! Weet je dat ik hem nog een keer gezien heb?’
‘Dino?’ Sander kijkt me vragend aan terwijl hij allemaal eten uit de tas haalt.
‘Ja!’
‘Hier?’
‘Ja.’
‘Dus je bent nog vaker hier geweest?’ Sander kijkt op. Ik voel me betrapt.
‘Nou, één keer om precies te zijn. Ik durfde heel lang niet te komen.’
‘Waarom niet?’
‘Nou, het deed pijn. Ik was er zo zeker van dat jij…’ Ik slik en twijfel of ik het moet zeggen, maar besluit ervoor te gaan deze keer. ‘… de ware was voor mij, maar toen je vertrok had ik het er erg moeilijk mee. Het heeft echt heel lang geduurd voordat ik er overheen was.’ Het is even stil. ‘Of eerlijk gezegd ben ik er nooit echt overheen gekomen. Ik heb nog heel vaak teruggedacht aan het moment dat we hier zaten en dat we bijna…’
‘Ik ook.’ Sander zet zijn zonnebril af en kijkt me aan. ‘Ik heb ook heel vaak aan dat moment gedacht. Als Dino er niet was geweest…’
‘Ja…’ Ik kijk verlegen voor me.
Sander komt naast me zitten en tikt met zijn schouder tegen de mijne. ’Gek hè, hoe het leven soms kan lopen?’
‘Zeg dat…’ Ik kijk hem kort aan.
‘Wat nu als ik je zeg dat ik deze keer nergens heen ga?’ Sander pakt mijn hand vast. Onze vingers vlechten zich in elkaar. Ik voel de vlinders in mijn buik flink tekeer gaan. ‘Wat nu als ik zeg dat we samen kunnen zijn.’ Met zijn andere hand streelt hij over mijn haar. Voorzichtig pakt hij het puntje van mijn kin vast en draait hij mijn hoofd naar dat van hem. Ik kijk hem recht in zijn blauwe ogen en verdrink er bijna in. ‘Wat nu als ik zeg dat ik twee jaar op dit moment heb gewacht?’ Sander bijt op zijn onderlip en ik voel me week worden. De vlinders zijn op hol. Straks stijg ik nog op!  Sander laat zijn voorhoofd tegen het mijne leunen. Wat ruikt hij heerlijk. Ik voel zijn warme adem op mijn gezicht. ‘Wat nu als ik zeg…’ Sander haalt diep adem. ‘…dat ik al twee jaar fantaseer…’ Hij opent zijn mond een klein stukje en beweegt hem naar de mijne. Dan voel ik zijn warme lippen die van mij raken en ik sluit mijn ogen. Het is alsof alle vlinders in mijn buik ineens bevallen van babyvlinders, want het gekriebel wordt duizend keer meer. Na een lange kus beweegt zijn mond een stukje van me weg. Hij stuurt zijn hoofd naast dat van mij en fluistert in mijn oor: ’… over deze kus.’