Marleen Ouwerkerk

Creativity is the mind having fun

#6 Vrijdag

Terwijl ik kijk hoe Ingrid haar salade uitpakt die zojuist samen met mijn spareribs bezorgd is, schaam ik me een beetje. Ingrid is supergezond bezig en ik kies nota bene spareribs van alles wat er te kiezen valt. Ik bedoel, ik had ook sushi kunnen zeggen. Of ook een salade. Of een of ander mager lapje of zo. Toch was dat het eerste wat in me opkwam. Spareribs. Het deed me weer aan Pepe denken in dat restaurant waar ik hem voor het eerst zag. Oh wat was ik van mijn stuk gebracht toen hij binnenliep. Wie had ooit gedacht dat hij, een echte artiest in Spanje, mij, een nitwit uit Nederland überhaupt zou aanspreken? Of dat hij ook maar naar me zou kijken. Ik begrijp het nog steeds niet.
‘Mooie gedachte?’ Ingrid kijkt me vragend aan. ‘Er staat zo’n grijns op je gezicht…’ Ik was me totaal niet bewust van mijn gezichtsuitdrukking, maar ik weet dat ik vaak een gezicht trek dat past bij dat wat ik voel op dat moment. Niet dat ik de laatste tijd veel voel, maar goed, deze herinnering doet blijkbaar iets met me.
‘Ja,’ zeg ik kort en knik met een glimlach naar Ingrid. ‘Dit waren trouwens de lekkerste spareribs ooit,’ zeg ik gemeend. ‘Echt waar…. Beter heb ik ze nog niet gehad.’
‘Ik zal het doorgeven, ’zegt Ingrid met een glimlach en ze neemt haar laatste hapje salade.
‘Heb je eigenlijk nog speciale dingen op de planning die je graag wilt doen? Of dingen die je meestal doet als je hier bent?’
‘Nou meestal als ik hier ben doe ik gewoon lekker waar ik zin in heb. De ene keer is dat onder een dekentje kruipen en naar dit adembenemende uitzicht kijken.’ Ingrid knikt naar de glaswand voor me. ‘De andere keer trek ik mijn wandelschoenen aan en maak ik een mooie bergwandeling en weer een andere keer ga ik lekker los in de discotheek in een dorp niet ver hier vandaan.’
‘Aha.’ Ik knik. ‘Nou doe vooral waar jij zin in hebt en houd niet te veel rekening met mij, want ik kan weinig anders dan onder een dekentje kruipen en van het uitzicht genieten,’ grap ik.
‘Oh, nou er zijn genoeg dingen die je kunt doen, mocht je dat willen, maar misschien is het niet verkeerd om te starten met een dagje echt helemaal niks. Laten we morgen onze eerste rustdag maken.’
‘Dat klinkt alsof we aan een of ander heftig traject zijn begonnen.’
‘Ja, inderdaad, dat klinkt wel serieus.’ Er staat een denkrimpel op Ingrids voorhoofd. ‘Weet je wat?’ Ze kijkt me vragend aan. ‘Zullen we er vanavond een flesje wijn bij pakken en wat kaasjes en elkaar een beetje leren kennen? Gewoon van zo’n standaardvragen aan elkaar stellen die je ook in die vriendenboekjes van vroeger kunt vinden?’
‘Dat lijkt me een leuk idee.’
‘Doen we!’ Klinkt het enthousiast uit Ingrids mond en ze glundert helemaal. Nu ik weet wat ze allemaal heeft moeten doorstaan vraag ik me oprecht af hoe ze zo vrolijk en opgewekt kan zijn. Het is heavy shit wat zij heeft meegemaakt. Toch is ze zo vrolijk en open en luchtig. Ik ben sinds de dood van Pepe een groot wrak en het lijkt alleen maar slechter en slechter te gaan. Ik kan me niet eens meer voorstellen wat voor persoon ik eerst was. Ik lach nooit meer, ben kortaf naar de kinderen, ben continu moe, kan niets hebben, erger me rot aan mensen om me heen, wie dan ook. Of het nu in de supermarkt, bij de bakker of gewoon op straat is, soms wil ik tegen iemand schreeuwen als ze me irriteren, maar ik doe het niet. Ik houd me in. Altijd. Nou ja, bijna altijd dan. Die ene keer bij zwemles was een uitzondering… Maar dan moet de badmeester ook maar niet zo bijdehand zijn. Ik weet ook heus wel dat je niet met je gewone schoenen het zwembadgedeelte mag betreden, maar ik zag mijn kind huilend op het bankje zitten nadat ze daarvoor half verzopen was en de badmeester haar erg lang liet spartelen. Ik was boos. Heel erg boos. Ik ben de kantine uitgerend, de kleedhokjes door en sprintte naar het zwembad gedeelte. Het was natuurlijk spekglad, dus ik ging meteen toen ik de schuifdeur door was onderuit. Sommige kinderen schrokken, andere lachten me uit, maar het kon me niet schelen. Zo snel als ik kon stond ik op en haastte me naar Anna, die nog steeds huilend op het bankje zat. Ik knuffelde haar en stelde haar gerust. Ondertussen was de badmeester naar mij toe gekomen en ik kreeg een grote mond van hem. Wat ik wel niet dacht om zomaar binnen te stormen. Dat ik mijn nek had kunnen breken. Dat er geen schoenen binnen mogen, dat hij heus wel wist wat hij deed en bla bla bla. Ik heb toen schaamteloos naar hem geschreeuwd en hem verteld wat ik van hem vond. Daarna gaf ik hem een duwtje en viel hij in het zwembad. De kinderen om ons heen waren nu wel allemaal in shock van wat er allemaal gebeurde. Ik heb Anna opgepakt en ben zo snel als ik kon naar de kleedhokjes gegaan. Daar heb ik Anna haar kleren over haar natte badpak aangedaan en riep ik bij de balie dat ik hier nooit meer terugkwam.
Een paar dagen later kreeg ik een brief in de bus dat we niet meer welkom waren op de zwemles van mijn dochter. Het deerde me niet. Ik zocht een ander zwembad en niet lang daarna haalde ze haar zwemdiploma, zonder ooit nog spartelend in het water te hebben gelegen. Dat is de enige keer dat ik ooit zo tekeer ben gegaan tegen iemand. Denk ik.

 

‘Zeg, Ingrid, heb jij misschien een vuilniszak of iets? Ik wil me graag opfrissen, maar het gips mag niet nat worden.’
‘O ja, die heb ik wel.’ Ingrid staat op en komt even later terug met een vuilniszak. ‘Gelukkig is alles verder gelijkvloers,’ zegt ze met een knipoog. ‘Stel je voor dat je nu dertien treden op moest met dat been.’
‘Ja, inderdaad. Dat was lastig geweest.’
‘Heb je verder nog hulp nodig?’
‘Ik denk dat het wel lukt, dank je.’
‘En anders geef je maar een gil en dan kom ik je helpen. Moet je alleen niet de badkamerdeur op slot doen, want dan kan ik je niet te hulp schieten als het nodig is.’ Ik knik en kom overeind. Met mijn krukken en mijn vuilniszak strompel ik naar de badkamer, die zich helemaal achter in het huisje bevindt. Ik leg de vuilniszak op een krukje dat op de badkamer staat en pak op mijn slaapkamer mijn huispak. Dat is de enige broek, op de joggingbroek die ik nu aan heb na, die over het gips heen gaat, dus veel broeken hoefde ik niet in te pakken.
Dan ineens doet zich een dilemma voor. Moet ik douchen of in bad gaan? Wat is het makkelijkste met een gipspoot? Ik denk na. Als ik douche, dan loopt het water er misschien tussen en dat moet niet, maar hoe moet ik in bad komen met die poot? Ik laat mijn brein enig uitzoek werk doen en besluit toch voor de bad optie te gaan. Ik kijk in het kastje aan de wand en er staan drie soorten badschuim lonkend op mij te wachten. En dan niet die van de drogist, nee luxe badschuim. Duur badschuim. Ik ruik aan alle drie de soorten en besluit te kiezen voor de lavendel variant, want die zou voor rust en ontspanning zorgen, zo staat het op de verpakking. Ik draai de kraan open en pak het badschuim. Ik schenk een beetje in het bad. Althans, dat was mijn bedoeling, maar er komt ineens een hele lading paars spul uit de fles. Oeps. Nou ja, lekker veel schuim. Ik draai me om om het flesje weg te zetten en doe mijn kleren uit. Ik maak er een mooi stapeltje van. Als ik me weer omdraai naar het bad schrik ik me rot. Er heeft zich een enorme berg schuim in bad gevormd. Het valt zelfs over de rand heen. Ojee… Snel zet ik het water uit. Maar goed dat Ingrid dit niet ziet. Ik heb geen idee hoeveel water er precies in zit, want dat is onmogelijk te zien in dit schuimbad, maar ik waag het erop. Ik strompel met één kruk naar de rand en denk na. Oh, wacht, de vuilniszak. Ik strompel terug naar de kruk en bind de vuilniszak om mijn been. Daarna homp ik weer terug naar het bad. Oké, even kijken. Eerst mijn goede been erin. Nee, dat kan niet want dan sta ik op het gips. Hoe dan? Ik kan het gipsbeen er toch niet in zetten? Daar mag ik niet op staan. Dat doet ook enorm veel pijn als ik dat wel doe. Misschien had ik beter een douche kunnen nemen? Ik denk na. Wat is de beste manier om in bad te komen met een gebroken been? Misschien kan ik op de rand gaan zitten en mezelf er dan heel voorzichtig in laten zakken? Nee… Eh, ik moet een kruk hebben. Ik homp terug naar de kruk en doe nog een poging. Als ik nu mijn goede been optil, kan ik op de kruk leunen en snel in bad stappen. Toch? Ik doe het gewoon. Kom op. Ik kan dit. Ik plaatst de kruk zo dicht mogelijk bij de rand van het bad en ga er met mijn gewicht op hangen. Dan til ik snel mijn goede been op, zwiep hem over de rand en zet hem in het water. Als mijn voeten het water raakt schrik ik van de koude temperatuur. Ik verlies mijn evenwicht, wil op de voet in het bad leunen, maar de bodem is spekglad en ik val schuin voorover in bad. Ik voel hoe mijn tanden op de badrand klappen en ik hoor een vreemd krakend geluid. Er ontsnapt er een gil uit mijn mond. En nog een. En nog een. Het is een aaneenschakeling van gilletjes die uit mijn mond blijven komen. Het water is ijskoud en het lukt maar niet om overeind te komen, want de bodem is spekglad. Bovendien heb ik pijn aan mijn mond. Mijn gipsbeen hangt ergens half over het bad en mijn zicht wordt belemmerd door de enorme hoeveelheid schuim. Er blijven gilletjes uit mijn mond komen terwijl ik spartelend in het water lig. De deur vliegt open.

‘Tanja!’ Ik hoor Ingrid geschrokken roepen. ‘Jeetje, Tanja!’ Ik voel haar handen tussen het schuim op mijn lichaam. ‘Waar ben je? Geef me je hand!’ Haar handen gaan paniekerig heen en weer. Eh, dat is niet mijn hand… Ja, dat wel! Ingrid grijpt mijn hand vast en sleurt me overeind, zodat in elk geval mijn hoofd boven de schuimberg uitkomt.
‘Kom, ik moet je eruit trekken!’ zegt Ingrid terwijl ze mijn bovenarm vastpakt en probeert me zo ver overeind te krijgen dat ik over de rand heen kan, maar het is nog een hele opgave, want het bad is zo glibberig als wat. Na de derde poging lukt het eindelijk en zit ik bibberend en deels bedekt in lavendelschuim op de rand van het bad. Ingrid slaat snel een handdoek om me heen.
‘Tanja!’ Ingrid kijkt me geschrokken aan. ‘Wat heb je gedaan?’ Ze wijst naar mijn mond. Ik voel de stekende pijn en merk nu pas op dat er bloed uit mijn mond stroomt.
‘O nee!’ Ik sla een hand voor mijn mond. Met grote ogen kijk ik Ingrid aan. Dat krakend geluid… waren dat mijn tanden? Heel voorzichtig voel ik met mijn tong in mijn mond. Tot mijn grote schrik raakt mijn tong mijn bovenlip op de plek waar vijf minuten geleden nog twee voortanden stonden. ‘Mijn tanden!’ Ik kijk Ingrid geschrokken aan.
‘Wat is er met je tanden?’ Ingrid kijkt me onderzoekend aan.
‘Ze zijn weg!’ zeg ik geschrokken terwijl ik mijn hand strak tegen mijn mond gerukt houdt.
‘Zijn ze weg?’ Ingrid lijkt even na te denken. ‘Laat eens zien!’ Ik schud met mijn hoofd. No way dat ik mijn tandloze mond laat zien aan haar. ‘Kom, ik zal toch moeten kijken hoe groot de schade is?’
‘Ik kijk zelf wel,’ mompel ik en ik maak aanstalten om op te staan. Ingrid helpt me omhoog en geeft mijn kruk aan. Ik strompel naar de spiegel. Uit beide mondhoeken lopen rode strepen naar beneden. Ik lijk Dracula wel. Voorzichtig open ik mijn mond. Geschrokken kijk ik naar mijn spiegelbeeld dat geen voorhanden meer heeft. Ingrid staat achter me en onze blikken kruisen elkaar. Ze doet haar best om niet in lachen uit te barsten, maar het lukt haar niet.
‘Oh, Tanja, het spijt me. Het spijt me zo,’ zegt ze lachend. ‘Ik lach je niet uit, echt niet! Maar het ziet er een beetje knullig uit…’
Vertel mij wat. Het ziet er niet knullig uit. Het ziet er akelig uit. Misschien ook wel lachwekkend… voor iemand anders dan. Ik kan wel janken.

‘Ik bel meteen de tandarts!’ Ingrid haast zich uit de badkamer en ik strompel naar de kruk waar ik me met een zucht op laat zakken. Ik kijk naar de vloer waar druppels bloed liggen. Wat is er zojuist in hemelsnaam gebeurd? Hoofdschuddend zit ik op de kruk en bedenk ik me wat deze vakantie nog meer voor mij in petto heeft. Het begint in elk geval niet goed…