Met een zucht draai ik me naar het nachtkastje en knip het lampje dat erop staat aan.
Ik lig al drie uur wakker. Het helpt niet mee dat mijn been niet in elke houding kan liggen en dat op de plek waar mijn voortand zat ik een kloppend gevoel heb.
Ik hijs mezelf overeind en pak mijn telefoon erbij. Zonder er echt veel over na te denken begin ik te typen.
Lieve, lieve Pepe,
Als ik toch eens in woorden kon beschrijven hoeveel ik je mis. Elke dag, elke minuut, elke seconde. Sinds jij er niet meer bent ben ik niet meer compleet. Ik ben een deel van mezelf verloren toen ik jou verloor. Echt waar.
Soms weet ik niet meer waar ik mee bezig ben en vraag ik me af of het ooit nog goed komt met mij. Ben ik er genoeg voor de kinderen (wat overigens op dit moment niet zo voelt, want ik zonder de kinderen in Zwitserland)? Doe ik de juiste dingen? Zeg ik de juiste dingen? Eerlijk gezegd twijfel ik op dit moment aan alles wat ik doe.
Van mijn psychologe moest ik een brief aan je schrijven met hoe ik me voelde toen ik het nieuws hoorde, wat ik nu voel en wat ik nog had willen zeggen en zo.
Aangezien ik toch al een uurtje of drie naar het plafond lig te staren, dacht ik dat ik die brief best nu kon schrijven…
Hoe kan ik uitleggen wat ik voelde toen ik het nieuws hoorde? Het zijn allemaal cliché antwoorden, maar ze zijn waar: mijn wereld stortte in, de grond zakte onder mijn voeten weg, ik was verlamd… Het is gewoon niet te beschrijven wat ik toen voelde. De immense pijn die ik toen voelde. Het ongeloof. De onmacht. Voor een fractie van een seconde dacht ik zelfs dat iemand een slechte grap uithaalde, maar aan de serieuze blik op de gezichten van de agenten te zien was het een serieuze zaak. Mijn oren begonnen te suizen en ik voel mijn hart in mij hele lijf kloppen. Een van de agenten heeft me ondersteund, want ik voelde me plotseling heel slap. Ze zijn met me meegelopen naar de woonkamer en hebben mij heel rustig verteld wat er gebeurd was. Het was net een film. Alsof ik daar niet zelf zat. Ik weet niet hoe ik het je anders moet uitleggen. Het is heel vreemd dat binnen een paar seconden je leven kan omslaan van helemaal gelukkig naar een grote nachtmerrie.
Ik denk dat het moment dat ik besefte dat ik mijn kinderen zou moeten vertellen dat ze geen vader mee hadden mij nog het meest naar de keel greep. Hoe kon ik zulk slecht nieuws aan hen brengen? Zouden ze het überhaupt snappen? De tweeling waarschijnlijk niet, maar onze Pim is een pienter ventje en ik vroeg me af hoe hij dit zou opvatten.
De tweeling snapte het inderdaad niet helemaal. ‘Papa weg?’ zeiden ze alleen maar keer op keer en elke keer als ik dat hoorde brak mijn hart weer in stukken. Pim werd boos toen ik het hem vertelde en zei tegen me dat ik niet zo’n domme dingen moest zeggen. Hij wilde niet geloven dat het echt waar was.
De eerste dagen kwam er heel veel op me af. Er moest veel geregeld worden, dus veel tijd om na te denken had ik niet. Ik leefde op de automatische piloot. De ene vraag na de andere moest beantwoord worden en eigenlijk wilde ik nergens antwoord op geven, maar gewoon wegkruipen onder een steen. Toch moest ik door.
Ik kreeg gelukkig veel hulp van Hilde en mijn ouders en zus, maar ik was degene die telkens de knoop moest doorhakken bij alle vraagstukken. Welke kist? Welke kleding moest je dragen? Welke muziek? Welke bloemen? Wil iemand nog iets zeggen? Hoe wil je dat de dag verloopt? Niet. Ik wilde dat de dag niet zou verlopen. Ik wilde alleen maar dat deze dag nooit zou komen. Dat ik deze stomme vragen nooit hoefde te beantwoorden. Ik wilde dat wij samen nog lang en gelukkig zouden leven. Dát wilde ik.
Ik denk dat ik het ongeveer vier weken heb weten op te brengen om ons gezin soort van draaiende te houden en toen was de koek op. Ik kon niet meer. Ik stortte in. Mijn ouders waren er gelukkig nog, die waren voor zo lang als het nodig was naar Spanje gekomen, maar zelfs met hun hulp was het voor mij niet te doen. Elk hoekje van het huis herinnerde mij aan jou. Alles wat ik zag. Ik kon niet meer. Uiteindelijk hebben we besloten dat het beter was om terug naar Nederland te gaan. Het huis heb ik niet verkocht, dat kon ik niet, maar momenteel is het onbewoond. Ik weet niet of ik er nog ooit terug zal gaan. Misschien wel, misschien niet… Wie zal het zeggen?
Eenmaal in Nederland viel het leven me nog steeds zwaar tegen. Allereerst was het weer hier zo deprimerend als de pest. Alleen dat al zorgde voor een depressie. Ik draaide op de automatisch piloot, maar ook die gaf het na niet al te lange tijd gewoon op. Ik kon niets meer. Alleen nog maar in bed liggen en huilen.
Het was een zondag. Ik belde mam huilend op. Ze kwam meteen, samen met pap. Mam bleef bij mij en pap nam de kinderen mee naar hun huis. Ik heb de hele middag gehuild en geslapen. Dat was alles wat ik kon. Ik sprak met mam af dat ze twee dagen voor de kinderen zouden zorgen en mij de tijd gaven om alleen te zijn. In gedachten dacht ik dat ik na twee dagen wel weer opgeknapt zou zijn. Ik snakte gewoon naar rust en die kreeg ik niet met de kinderen om mij heen.
Die twee dagen werden twee weken en die twee weken werden twee maanden. De kinderen waren wel gewoon thuis, maar mijn ouders waren er eigenlijk altijd om te helpen. Ze zorgde voor de kinderen, deden boodschappen, de was, kookte voor ons en ga zo maar door. In die tijd heb ik een psycholoog gezocht en gelukkig kon ik daar vrij snel terecht. Sindsdien heb ik twee keer per week een gesprek met haar.
Het gaat iets beter, maar eigenlijk ook niet. Het lukt me maar niet om er bovenop te komen. En het lukt met niet om over jou te praten, want het doet zo ontzettend veel pijn…
In een poging om wat meer rust te krijgen zit ik de komende weken dus in Zwitserland. Pap en mam passen op de kinderen. Ik ben hier met de vrouw die me aangereden heeft op de fiets. Ja, ik weet het… het klinkt gek. Toch voel ik een soort klik met haar. Ze is aardig, grappig, lief, zorgt goed voor me, helpt me met mijn krukken (want o ja, ik heb mijn been in het gips zitten, door die aanrijding dus…) en is met me mee naar de tandarts gereden want ik heb mijn voortanden eruit gevallen. Dat kwam weer doordat ik niet fatsoenlijk in bad kwam met dat gipsbeen. Klinkt precies als ik, vind je niet? Ik denk dat als je hier was geweest je er wel om moest lachen, maar het ook erg zielig voor me zou vinden.
Ik vraag me vaak af of je iets gevoeld hebt van de klap? Ik hoop het niet. Ik hoop dat je meteen weg was. Dat je niet hebt hoeven lijden. Dat hoop ik zo erg, maar niemand weet het met zekerheid te zeggen. Als ik de artsen moet geloven was dat wel het geval, dus ik geloof ze maar.
En weet je wat ik me ook afvraag? Hoe het met je gaat… Wat je doet… Wat je ziet of hoort… Is er nog iets na het leven of houdt het echt helemaal op? Ik zou het zo graag willen weten, maar ook daar kan niemand mij antwoord op geven. Al moet ik nu ineens aan mijn opa denken. Hij is heel even dood geweest, maar ze hebben hem gereanimeerd en hij zei dat dood zijn hetzelfde was als leven, maar dat je kon zweven. Dat lijkt me best mooi.
Misschien ben je nu wel bij je moeder. Ik hoop het. Dan ben je in elk geval niet zo eenzaam. Dan kun je met haar de gesprekken voeren die we samen vaak hadden.
Ik ben ook benieuwd of je ons kunt zien of horen? Misschien kun je een keer een teken geven als het wel zo is. Al zou ik natuurlijk niet weten wat dat teken dan moet zijn, want ik weet niet wat jij als teken zou laten zien. Snap jij het nog? Eindelijk. Er kwam even een glimlach om mijn mond.
Pepe, ik mis je meer dan je ooit zou kunnen weten. Ik hou van je, voor altijd en eeuwig. De kinderen ook. Zij missen je ook enorm, maar ik zorg ervoor dat je nooit, maar dan ook echt nooit vergeten wordt.
Jij was het beste wat mij en de kinderen ooit is overkomen en ik wil je bedanken voor alle mooie momenten die we samen beleefd hebben. Wat hadden we het gezellig samen. Echt, dankjewel vanuit de grond van mijn hart. Ooit zullen we weer samenzijn, maar ik zal geduld moeten hebben. Tot die tijd: hou je taai, schat. Hou je taai…
Hele dikke kus,
Tanja
P.s. Ik hou van je. Echt super-mega-harstikke-enorm veel!